5. Hypotheekrenteaftrek 2017
Om de mobiliteit op de koopwoningmarkt te verhogen, verlaagde het kabinet de overdrachtsbelasting structureel van 6% naar 2%.
Sinds 2013 zijn er aflossingsvoorwaarden verbonden aan het recht op hypotheekrenteaftrek. Huiseigenaren moeten om te beginnen hun hypotheek (ten minste) annuïtair binnen 30 jaar volledig aflossen. Verder gaat het maximale tarief waartegen de hypotheekrente mag worden afgetrokken, stapsgewijs
omlaag tot 38% in 2041. Dit maximale tarief bedraagt in de komende jaren:
• 2016: 50,5%
• 2017: 50%
• 2018: 49,5%
• 2019: 49%
• 2020: 48,5%
• 2021: 48%
• 2042: 38%
De maximale lening als percentage van de waarde van het huis – de loan-tovalue-ratio (LTV) – daalt met 1 procentpunt per jaar tot 100% in 2018. In 2016 bedraagt de LTV nog 102%, in 2017 bedraagt deze 101%.
4. Pensioenvereenvoudigingen in Belastingplan 2017
In het Belastingplan 2017 staat een aantal pensioenmaatregelen. Niet alleen het afschaffen van het eigen beheer voor de DGA maar ook vereenvoudigingen van de fiscale pensioenwetgeving. Deze maatregelen zien op de pensioeningangsdatum, de 100%-grens en het doorwerkvereiste.
Pensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand
Veel pensioenregelingen gaan in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Bijvoorbeeld op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt. Staatssecretaris Wiebes stelt voor om in de wet op te nemen dat een pensioeningangsdatum op de eerste dag van de maand zonder meer is toegestaan. Zowel voor ouderdomspensioen, als voor partner- en wezenpensioen. Eerder was er nog sprake van dat pensioenen die ingaan op de eerste van de maand actuarieel herrekend moeten worden omdat deze ingaan vóór de pensioenrichtleeftijd. Met dit wetsvoorstel voorkomt Wiebes dat sociale partners massaal pensioenregelingen moeten aanpassen.
100%-grens
Volgens de huidige wetgeving mag een ouderdomspensioen niet hoger zijn dan 100% van het laatst genoten loon. Pensioenuitvoerders moeten dit controleren. Als de 100%-grens is bereikt mag het pensioen niet verder worden opgebouwd. Bij beschikbare premieregelingen moet de uitvoerder het deel dat op pensioendatum uitgaat boven de 100%-grens in een keer uitkeren. Pensioenuitvoerders hebben moeite met het toetsen van deze 100%-grens. Temeer omdat hierop nogal wat uitzonderingen van toepassing zijn. Wiebes stelt voor om de 100%-grens te schrappen. Hij doet dit om pensioenuitvoerders niet onnodig te belasten. Daarbij komt dat deelnemers de 100%-grens, niet vaak meer zullen halen. Onder meer doordat het fiscaal maximaal toegestane opbouwpercentage de laatste jaren verlaagd is. Wiebes stelt voor om de grenzen van het partnerpensioen (70%) en het wezenpensioen (14%) ook te schrappen.
Let op!
Wiebes stelt voor om het maximum van 70% voor partnerpensioen te schrappen. Maar de Pensioenwet wijzigt niet! Op grond van artikel 61, lid 1 Pensioenwet blijft het zo dat bij uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen de hoogte van het partnerpensioen na de uitruil maximaal 70% van het ouderdomspensioen na de uitruil mag bedragen.
Doorwerkvereiste
Een deelnemer kan zijn pensioen uitstellen na het bereiken van zijn pensioenrichtleeftijd. Dat is fiscaal alleen toegestaan als de deelnemer na zijn pensioenrichtleeftijd blijft doorwerken. Van de fiscus moeten pensioenuitvoerders controleren of de deelnemer inderdaad doorwerkt. Dit geeft zowel voor de deelnemer als de uitvoerder administratieve lasten. Daarom stelt Wiebes voor om de doorwerkeis te schrappen. Hierdoor kunnen deelnemers aan een pensioenregeling hun pensioen zonder extra voorwaarden uitstellen, tot maximaal vijf jaar na de AOW-ingangsdatum. Daardoor wordt hun pensioen nog meer flexibel. De pensioenregeling moet hier dan wel in voorzien.
Omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen
Wiebes stelt voor om in de wet op te nemen dat het nabestaandenoverbruggingspensioen voor een halve wees 50% kan bedragen van het nabestaandenoverbruggingspensioen voor een hele wees. Hiermee maakt hij een overbruggingspensioen voor half-wezen mogelijk.
Extra uitvoerder voor lijfrente
Het kabinet wil toegestane aanbieders van fiscaal gefaciliteerde lijfrenteproducten uitbreiden. Op dit moment zijn verzekeraars, banken, beheerders van beleggingsinstellingen en beheerders van instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe’s) toegelaten aanbieders voor (netto)lijfrenten waarvoor een fiscale faciliteit geldt. Beleggingsondernemingen behoren tot nu toe niet tot de kring van toegelaten aanbieders. Om de keuzemogelijkheden voor belastingplichtigen te vergroten, stelt het kabinet voor om ook beleggingsondernemingen aan te wijzen als toegestane aanbieders van fiscaal gefaciliteerde lijfrenteproducten.
De beleggingsondernemingen die op grond van dit wetsvoorstel worden aangemerkt als toegelaten aanbieders staan onder financieel toezicht van de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten en moeten zich houden aan regels ter bescherming van de consument zoals opgenomen in de Wet op het financieel toezicht.
Commentaar
De voorgestelde vereenvoudigingen op pensioengebied juichen wij van harte toe. Het is fijn om te constateren dat de politiek niet doof is voor praktische knelpunten waar pensioenuitvoerders en sociale partners mee geconfronteerd werden. En die bovendien de schatkist geen geld kosten.
Auteur: Erik Schouten, internationaal adviseur AEGON Adfis