8. Antwoorden Kamervragen over beslistermijn pensioen in eigen beheer

De aanname dat ondernemers vóór 1 juli 2017 een beslissing moeten nemen over hoe zij omgaan met de uitfasering van hun PEB, in de zin dat al voor die datum besloten zou moeten worden of men het PEB wil afkopen, omzetten in een oudedagsverplichting of bevroren wil houden, berust op een hardnekkig misverstand.

Dit antwoordt de staatssecretaris van Financiën op vragen van de Tweede Kamer. De staatssecretaris geeft aan dat de laatste tijd ook in krantenberichten deze datum ten onrechte als deadline voor deze keuze wordt genoemd. Het enige dat uiterlijk aan het eind van de coulanceperiode moet zijn geregeld, is dat de huidige opbouw van het PEB wordt stopgezet. Dit kan door de algemene vergadering bijeen te roepen en door een addendum op te nemen waarin staat de opbouw stopt.

De Kamer wilde ook weten hoe het nu precies zit met het zogenaamde informatieformulier. De staatssecretaris geeft aan dat een dga alleen verplicht is om het informatieformulier in te vullen en naar de Belastingdienst te retourneren, wanneer hij zijn PEB afkoopt of omzet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Dit informatieformulier moet inderdaad binnen een maand nadat de ondernemer het PEB heeft afgekocht dan wel omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting door de Belastingdienst ontvangen zijn.

Een dga heeft tot en met 31 december 2019 de tijd om te beslissen of hij zijn bevroren PEB nog wil afkopen of omzetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Voor het stopzetten van de opbouw van het PEB, de enige handeling die noodzakelijk is vóór 1 juli 2017, hoeft de dga dus geen informatieformulier in te vullen en op te sturen naar de Belastingdienst, aldus de staatssecretaris.
(Antwoorden Kamervragen, nr. 2017-0000114867)

7. Fiscale fraudezaak; een ontbonden rechtspersoon is geen belasting verschuldigd

X staat terecht voor het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting over de jaren 2007 en 2008 ten name van een fiscale eenheid.

Aan de voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid werd in deze jaren echter niet (meer) voldaan omdat de feitelijke vestigingsplaats van de fiscale eenheid in 2005 naar België was verplaatst. Bovendien was X eveneens in 2005 in België gaan wonen. Daarmee werd niet meer voldaan aan het vestigingsvereiste en het woonplaatsvereiste. 

De fiscale eenheid was daarom al voor 2007 ontbonden en een niet (meer) bestaande belastingplichtige is geen omzetbelasting verschuldigd, oordeelt de strafkamer van Hof Den Bosch. 

Nu op de voet van artikel 6 AWR de Belastingdienst de fiscale eenheid op haar naam heeft uitgenodigd tot het doen van aangiften, bestond ingevolge artikel 8 AWR de plicht deze aangiften in te dienen. Daarbij had echter kunnen en moeten worden volstaan met de opmerking dat en waarom de fiscale eenheid niet meer bestond en derhalve geen omzetbelasting was verschuldigd.
Aldus kan bij gebreke van het bestaan van de fiscale eenheid niet wettig en overtuigend worden bewezen dat het doen van een onjuiste of onvolledige aangifte er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven. Daarom wordt X van het aan hem ten laste gelegde vrijgesproken.
(Hof Den Bosch, nr. 20-000379-15)

6. Kamerdebat over extra intensivering toezicht en invordering

Tijdens het mondelinge vragenuur op 20 juni 2017 is de staatssecretaris van Financiën door de Tweede Kamer aan de tand gevoeld omdat hij de Kamer informatie zou hebben onthouden over het intensiveren van toezicht en de invordering. 

In 2012 trok het kabinet € 168 miljoen extra uit om extra controles in te voeren op belastingplichtigen. Het ging om extra geld voor de FIOD voor controles op privépersonen, maar ook op de btw bij grote en kleine bedrijven.
Dat deed het kabinet omdat de Tweede Kamer haar gevraagd had om met voorstellen te komen om met een klein beetje extra intensivering en toezicht een meervoud op te halen van misgelopen belasting.
De Kamer heeft meerdere keren gevraagd om de relevante beleidsstukken en het pakket aan maatregelen, maar ontving deze naar eigen zeggen nooit.
Maar onlangs was er een WOB-verzoek van Trouw en het FD.
In dat WOB-verzoek zat ineens de hele business case. Dit was de reden waarom de staatssecretaris zich op 20 juni 2017 nader moest verantwoorden. 

Volgens de staatssecretaris was er een goede reden om conform de oproep van de Kamer extra te investeren in toezicht en invordering. 
De openbaar gemaakte business case komt echter uit één van de ADR-rapporten (Rapporten Auditdienst Rijk) waarin deze werd besproken en getoetst. Die rapporten ontvangt de Kamer lang niet altijd, maar het kabinet heeft besloten om alle ADR-rapporten voortaan naar de Kamer te sturen. 

Voorts gaf de staatssecretaris aan dat hij de Kamer gaat melden wat hij denkt dat de zogenaamde Investeringsagenda aan extra belastinginkomsten zal gaan opleveren in de komende periode en wat voor investeringen daarvoor nodig zijn. Het tweede is dat hij een handhavingsbrief gaat maken, waarin hij duidelijker politiek verantwoording aflegt en duidelijker inzicht geeft aan de Kamer in de keuzes door de Belastingdienst bij de handhaving, dus de spreiding over segmenten maar ook de aanpak.

5. Belastingdienst in gesprek met maatschappelijk dienstverleners

De Belastingdienst organiseerde de afgelopen periode een reeks ‘dialoogsessies’ met maatschappelijke organisaties om de samenwerking voor en tijdens de aangifteperiode te bespreken. De laatste in een reeks van 7 sessies vond vrijdag 17 juni plaats in Groningen. 
Aan een dialoogsessie die onlangs in Utrecht is gehouden namen 25 vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties deel. De meeste van hen vulden tijdens de campagne zelf actief aangiftes in namens bijvoorbeeld seniorenorganisaties, vluchtelingen- en migrantenwerk of wijkbureaus. Van hen kwamen vooral praktische vragen en suggesties.

Complimenten voor ICT

Zo wees Lucía Lameiro García van Netwerk Organisatie Oudere Migranten (NOOM) op het probleem dat zich voordoet bij hulp aan huis als mensen geen internet hebben. “Ook het nog niet digitaal beschikbare M-biljet, voor wie tijdelijk in Nederland verblijft, wil ik graag als verbeterpunt noemen.” Daarnaast complimenteerde ze met name de ICT-mensen van de Belastingdienst: “Vorig jaar hadden we nog problemen met de toegankelijkheid van de aangiftesite, nu op een enkel incident na niet meer.”

Kennisnetwerk Belastingen en Toeslagen
De Belastingdienst ondersteunt het werk van maatschappelijke organisaties onder andere door het online Kennisnetwerk Belastingen en Toeslagen. Dit online platform biedt lesmodules over de inkomstenbelasting en toeslagen en informatie over actuele regelgeving, wijzigingen, nieuws en verstoringen. Het Kennisnetwerk trok inmiddels ruim 22.000 unieke bezoekers, met een piek tot 1.500 bezoekers per dag in de maanden januari en februari 2017.

4. Nieuwe Arbowet per 1 juli 2017. Wat verandert er precies? De belangrijkste wijzigingen op een rij

Per 1 juli 2017 verandert de Arbowet. In de vernieuwde Arbowet wordt de betrokkenheid van werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening vergroot en staat preventie nog meer centraal.

Basiscontract
Een van de belangrijkste punten van de nieuwe Arbowet is de invoering van het basiscontract. Het basiscontract stelt minimumeisen aan het contract tussen arbodienstverleners en werkgevers, onder andere over de toegang tot de werkvloer en de second opinion. In het basiscontract staan rechten en plichten voor de werkgever, werknemer en de arbodienstverleners. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om meer te doen, hiervoor kunnen maatwerkafspraken worden gemaakt.

Open spreekuur
In de nieuwe Arbowet moet de werkgever ervoor zorgen dat de werknemer de bedrijfsarts kan bezoeken als hij vragen heeft over zijn gezondheid in relatie tot het werk, ook als de werknemer nog niet verzuimt of klachten heeft. Dit kan bijvoorbeeld via een open spreekuur. Iedere werknemer heeft dus het recht om zonder toestemming van de werkgever de bedrijfsarts te bezoeken. Dit heeft als doel klachten en verzuim te voorkomen.

Vrije toegang werkvloer
Daarnaast moet de bedrijfsarts ook iedere werkplek kunnen bezoeken om zo het bedrijf beter te leren kennen. Dit geeft de bedrijfsarts goed inzicht in de arbeidsomstandigheden en de belasting in het werk.

Second opinion
Indien de werknemer twijfelt aan de juistheid van het door de bedrijfsarts gegeven advies, kan de werknemer een second opinion van een andere bedrijfsarts aanvragen. Dit geeft een werknemer de mogelijkheid om het oordeel van de bedrijfsarts te laten wegen door een andere bedrijfsarts. Bedrijfsartsen moeten zo’n verzoek altijd honoreren, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om het niet te doen. De second opinion wordt door de werkgever betaald.

Adviesrol bedrijfsarts
In de nieuwe Arbowet staat preventie nog meer centraal. Zo wordt aangegeven dat de bedrijfsarts de werkgever moet adviseren over het toepassen van preventieve maatregelen voor gezond en veilig werken van de werknemers. Ook is opgenomen dat de bedrijfsarts adviseert bij ziekteverzuimbeleiding in plaats van bijstand te verlenen. Hiermee wordt benadrukt dat het de werkgever is die verantwoordelijk is voor de verzuimbegeleiding.

Melden beroepsziekten
Het signaleren en melden van beroepsziekten was al een taak van de bedrijfsarts. Het basiscontract stelt nu dat de bedrijfsarts beroepsziekten moet kunnen melden aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en hier dus ook tijd aan moet kunnen besteden.

Klachtenprocedure
Iedere bedrijfsarts moet een klachtenprocedure hebben zodat een werknemer een klacht kan indienen. Dit geldt vanaf nu voor alle bedrijfsartsen, ook als zij niet werkzaam zijn bij een gecertificeerde arbodienst en bijvoorbeeld werken als zelfstandig bedrijfsarts.

Duidelijkere rol preventiemedewerker
Naast de bedrijfsarts krijgt ook de preventiemedewerker een stevigere rol in de nieuwe Arbowet. Elk bedrijf moest al ten minste één werknemer aanwijzen als preventiemedewerker. De preventiemedewerker heeft als taak te adviseren aan en samen te werken met de bedrijfsarts en andere arbodienstverleners. De benoeming van de persoon en de positie van de preventiemedewerker in de organisatie zal nu met instemming van de OR of PVT plaatsvinden.

Grotere medewerkersbetrokkenheid
Met de instemming op de persoon en de positie van de preventiemedewerker krijgt de OR meer betrokkenheid bij het arbobeleid. Daarnaast hebben de bedrijfsarts en andere arbodeskundigen de mogelijkheid om overleg te voeren met de OR, PVT of betrokken medewerkers. Werknemers en arbodeskundigen kunnen daardoor beter samenwerken en zijn zo goed betrokken bij het bedrijfsbeleid voor gezond en veilig werken.

Toezicht en handhaving
De Inspectie SZW krijgt meer mogelijkheden om werkgevers, arbodienstverleners en bedrijfsartsen sancties op te leggen bij het niet naleven van de regelgeving en het basiscontract.

Overgangsperiode
De nieuwe Arbowet gaat in per 1 juli 2017. Werkgevers en arbodienstverleners krijgen tot 1 juli 2018 de tijd om de contracten aan te passen. Aanpassen kan door middel van een aanvulling op het bestaande contract of door een nieuw contract af te sluiten. Alle nieuwe contracten moeten direct per 1 juli 2017 voldoen aan de wettelijke vereisten.

  • 1
  • 2