7. Onzakelijke lening tussen dga en stamrecht bv; naheffing (52%)
X (bv; belanghebbende) is een stamrecht bv die is opgericht op 14 september 2011 voor het onderbrengen en beheren van een ontslaguitkering van € 130.000 die de dga heeft ontvangen van zijn voormalige werkgever. Blijkens de stamrechtovereenkomst van 26 september 2011 heeft de dga ingaande 3 oktober 2011 voor voormeld bedrag bij X een stamrecht bedongen strekkende tot - kort gezegd - het doen van periodieke uitkeringen met ingang van 18 januari 2024.
De dga heeft een bedrag van in totaal € 130.000 geleend uit het vermogen van X. De volgende bedragen zijn op de navolgende data overgemaakt naar de betaalrekening van de dga: € 50.000 op 5 oktober 2011, € 20.000 op 9 oktober 2011, € 20.000 op 10 oktober 2011 en € 40.000 op 12 oktober 2011.
Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil of de Inspecteur aan X terecht een naheffingsaanslag loonheffingen heeft opgelegd. Daartoe beoordeelt de Rechtbank of de Inspecteur terecht heeft geconcludeerd dat ten aanzien van het stamrecht sprake is van een handelen in strijd met artikel 19b Wet LB 1964 vanwege afkoop van het stamrecht. De Inspecteur stelt dat gezien de onttrekkingen van in totaal € 130.000 sprake is van afkoop omdat de dga feitelijk direct de beschikking had over het gehele bedrag van het ten titel van stamrecht voldane bedrag, terwijl er onvoldoende zekerheden waren bedongen waardoor sprake was van een onzakelijke geldlening.
De Rechtbank volgt de Inspecteur; de leningsovereenkomst is onzakelijk, in het bijzonder vanwege het feit dat geen reële zekerheden zijn bedongen.
De naheffingsaanslag is terecht vastgesteld op een bedrag van € 67.600, zijnde 52% van de grondslag van € 130.000.
De Rechtbank oordeelt voorts dat de wet in het onderhavige geval geen grondslag biedt voor het berekenen van revisierente, nu het hier een (naheffings)aanslag loonbelasting, niet inkomstenbelasting betreft.
(Rechtbank Noord-Holland, nr. 16/3432)
6. Een Land Rover Defender is een bestelauto
De Inspecteur heeft aan X (belanghebbende) naheffingsaanslagen MRB en BPM, alsmede een boete- en belastingrentebeschikking opgelegd. Bij Rechtbank Noord-Nederland is in geschil of een Land Rover Defender al dan niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden om voor de Wet MRB en de Wet BPM aangemerkt te kunnen worden als bestelauto.
Uit de toepasselijke wettelijke voorwaarden van de Wet MRB (artikel 3, lid 1, juncto artikel 3, lid 11, Uitv.reg. MRB) en Wet BPM (artikel 3, lid 3) volgt onder meer dat om in het kader van die wetten aangemerkt te kunnen worden als bestelauto, de linkerkant van de laadruimte niet mag zijn voorzien van een zijruit.
De Rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de linkerkant van de laadruimte van de auto is voorzien van een zijruit. Uit de overgelegde foto's van de auto blijkt én niet in geschil is dat sprake is van een dakconstructie die met een afronding aan weerskanten van de auto van circa 20 à 25 centimeter aan de zijkant van de auto is verbonden. In die schuine afronding van de dakconstructie bevindt zich aan beide zijden een circa 15 centimeter hoog, langgerekt, schuin raampje. Als gevolg daarvan bevindt zich ter hoogte van én deel uitmakend van het dak aan zowel de rechter, als de linkerkant van de auto, een schuin geplaatst raampje. Gelet op de vorm en plaats van de raampje, is de Rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat zich aan de linkerkant van de laadruimte een zijruit bevindt. Er is geen sprake van een in de zijwand geplaatst raam. Door het van de dakconstructie deel uitmakende raampje kan voorts noch door de bestuurder, noch door de bijrijder, opzij naar buiten worden gekeken. Het raampje en daarmee het zicht is door de hoge, schuine plaatsing in de dakconstructie, naar boven gericht.
De naheffingsaanslagen en de beschikkingen worden vernietigd.
(Rechtbank Noord-Nederland, nrs. 17/1363 en 17/1989)