5. Alcoholhoudende dranken bij maaltijden belast naar algemene btw-tarief

Fiscale eenheid X (belanghebbende) exploiteert een horecagelegenheid.
In geschil is of de alcoholhoudende drank die bij lunches en diners wordt gebruikt, belast is naar het verlaagde tarief van 6% omzetbelasting (standpunt X) of naar het algemene tarief van 21% (standpunt Inspecteur).
Rechtbank Noord-Nederland heeft geoordeeld dat op de verstrekking van alcoholhoudende dranken (dus óók als onderdeel van de restaurantdienst) het algemene tarief van 21% van toepassing is.
X heeft hoger beroep ingesteld.
Het primaire standpunt van X dat sprake is van één dienst waarbij het verstrekken van voedingsmiddelen voorop staat kan volgens Hof Arnhem-Leeuwarden, afgezien van de vraag of dit standpunt juist is, niet tot gevolg hebben dat de gehele restaurantdienst is onderworpen aan het verlaagde tarief voor voedingsmiddelen. De Btw-richtlijn staat immers uitdrukkelijk toe dat Lidstaten in het kader van één restaurantdienst twee onderscheiden tarieven hanteren, en daarmee de levering van alcoholhoudende drank in het kader van die dienst van het verlaagde tarief uitsluiten. Nederland heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Reeds daarom kan het standpunt van X niet tot gegrondverklaring van het hoger beroep leiden.
(Hof Arnhem-Leeuwarden, nr. 16/01382)