7. Privégebruik auto’s btw en toepassing

De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd over een bij de vaste commissie voor Financiën ingediende klacht over de btw-heffing van privégebruik auto’s. Daarbij is met name verzocht om in te gaan op het arrest HR 21 april 2017, 15/02004, ECLI:NL:HR:2017:711. Dit betreft een arrest uit een serie van vier arresten waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld over de massaal ingediende bezwaren tegen de btw-correctie voor het privégebruik van auto’s over de periode tweede helft 2011 tot en met 2016. Deze bezwaren zijn aangemerkt als ‘massaal bezwaar’ als bedoeld in artikel 25c AWR.
De staatssecretaris kan niet inhoudelijk ingaan op fiscale aangelegenheden van individuele belastingplichtigen, maar gaat wel in zijn algemeenheid in op de aan de orde zijnde problematiek en de toepassing van het arrest door de Belastingdienst.
In het hier van belang zijnde arrest was aan de orde dat de werkelijke omvang van het privégebruik een lagere correctie zou inhouden dan het gehanteerde forfait. De conclusie van de Hoge Raad was dat het vaststellen van de werkelijke omvang van het privégebruik niet enkel behoeft te geschieden aan de hand van een bijgehouden kilometeradministratie.
Naar aanleiding van dit arrest zijn belastingplichtigen die dezelfde bezwaargrond aan de orde hadden gesteld in de gelegenheid gesteld – op basis van de procedure en termijnen opgenomen in de collectieve uitspraak op bezwaar – de lagere omvang van het privégebruik nader te motiveren en te onderbouwen. De Belastingdienst heeft de bezwaren met inbegrip van de nadere motiveringen en gegevens vervolgens afgehandeld conform het ‘Memo Draaiboek inhoudelijke behandeling Opgaaf aanvullende gegevens privégebruik auto btw’.

Kamerbrief privegebruik auto's