5. Pensioenknip half jaar langer mogelijk
Mensen met een pensioen in de vorm van een premie- of kapitaalregeling kunnen nog tot 1 juli 2017 een tijdelijke uitkering voor maximaal twee jaar aankopen. De regeling Pensioenknip wordt door staatssecretaris Klijnsma (SZW) met een half jaar verlengd.
Hierdoor kunnen ook mensen die begin 2017 met pensioen gaan zelf kiezen wat voor soort pensioen zij willen, vast of variabel. De verwachting is dat de pensioenuitvoerders in de eerste helft van 2017 de variabele pensioenregeling kunnen aanbieden.
De pensioenknip is bedoeld voor mensen die pensioen hebben opgebouwd in een premie- of kapitaalovereenkomst. Ongeveer 1 miljoen mensen hebben zo’n pensioen. De pensioenknip maakt het mogelijk om de aankoop van een pensioenuitkering op de pensioendatum te splitsen in een tijdelijke uitkering van (maximaal) twee jaar en een direct daarop aansluitende levenslange uitkering. Hierdoor kunnen mensen zelf kiezen wat voor pensioen ze willen: een vast of een flexibel pensioen en de daaraan verbonden beleggingsrisico’s.
Zonder de pensioenknip zitten mensen automatisch vast aan een (vast) pensioen dat sterk bepaald wordt door de rentestand op het moment van pensionering. Op dit moment is deze historisch laag.
4. Huurrecht woning terecht tot ondernemingsvermogen gerekend
X gebruikt in 2013 28% van de door hem (samen met zijn partner) gehuurde woning voor zakelijke doeleinden. In geschil is of en zo ja welke kosten voor aftrek in aanmerking komen. Anders dan de Inspecteur bepleit, is Rechtbank Noord-Nederland van oordeel dat de aftrekuitsluiting van artikel 3.16 Wet IB 2001 niet geldt voor een huurrecht dat –zoals in het onderhavige geval – volledig tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend. Dit brengt mee dat de op de gehele woning betrekking hebbende huur- en andere huisvestingskosten in aftrek kunnen worden gebracht op de winst uit onderneming van de man en dat op de voet van artikel 3.19 Wet IB 2001 een bijtelling voor het privé-gebruik ter zake van de gehele woning dient plaats te vinden.
Naar aanleiding van HR 12 augustus 2016, 15/01994, ECLI:NL:HR:2016:1899 heeft de Inspecteur in hoger beroep bij Hof Arnhem-Leeuwarden zijn standpunt laten vallen dat de artikelen 3.16, 3.17 en 3.19 Wet IB 2001 met zich brengen dat in het geheel geen kostenaftrek ten aanzien van de woning mogelijk is omdat sprake is van een onzelfstandige werkruimte.
Het Hof bevestigt in zoverre het oordeel van de Rechtbank.
Het Hof oordeelt echter, anders dan de Rechtbank dat X er niet op mocht vertrouwen dat de inrichtingskosten (vloerbedekking, behang en schilderwerk), gemeentelijke heffingen, waterschapslasten en inboedelverzekering ook voor aftrek in aanmerking komen.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 29 november 2016, 15/00750, ECLI:NL:GHARL:2016:9544
Commentaar van Felix Peppelenbosch
Het arrest van de Hoge Raad van 12 augustus 2016 heeft gevolgen voor ondernemers in de inkomstenbelasting (IB-ondernemers) en zogenoemde resultaatgenieters met een
niet-zelfstandige werkruimte in een gehuurde woning. Onder een niet-zelfstandige werkruimte kan globaal gezegd worden verstaan een werkruimte die geen eigen opgang en sanitaire voorzieningen heeft (veelal een kamer in de woning).
De gevolgen van het arrest zijn echter gerepareerd in de derde nota van wijziging bij het Belastingplan 2017 (34 552) die op 4 november 2016 bij de Tweede Kamer werd ingediend.
Het arrest leidt volgens staatssecretaris Wiebes (Financiën) namelijk tot grote budgettaire risico’s omdat de in het arrest gegeven uitleg kan leiden tot een forse aftrekpost voor IB-ondernemers en resultaatgenieters die het met de huurwoning verband houdende huurrecht als ondernemingsvermogen aanmerken, terwijl een kans op fiscaal nadeel in feite ontbreekt. Bij een huurrecht is in het algemeen namelijk geen sprake van een belaste waardeaangroei.
Naar verwachting zou het aantal belastingplichtigen dat gebruik zou gaan maken van de regeling de komende jaren aanzienlijk oplopen. Wiebes heeft ingeschat dat op dit moment ongeveer 9000 IB-ondernemers en resultaatgenieters gebruikmaken van de hiervoor bedoelde aftrek. Het budgettaire beslag daarvan beloopt naar schatting € 20 miljoen. De huidige populatie IB-ondernemers en resultaatgenieters met een huurwoning bedraagt ruim 450.000 belastingplichtigen. Vermoedelijk zou een zeer substantieel deel van deze 450.000 belastingplichtigen al dan niet op termijn potentieel aanspraak gaan maken op de regeling, waardoor een zeer substantiële aanvullende derving voor de schatkist in beeld komt. Het gaat daarbij in het bijzonder om startende IB-ondernemers dan wel resultaatgenieters, alsmede om IB-ondernemers dan wel resultaatgenieters die verhuizen naar een (andere) huurwoning.
Daarom wordt de wet IB 2001 nu zodanig gewijzigd dat voor IB-ondernemers en resultaatgenieters de kosten en lasten die samenhangen met een gehuurde woning volledig van aftrek worden uitgesloten, met uitzondering van de kosten en lasten die zien op een zogenoemde zelfstandige werkruimte (eigen opgang en sanitair). Deze aanpassing is werkbaar, controleerbaar en handhaafbaar voor de Belastingdienst. Op deze wijze wordt tevens bereikt dat belasting- plichtigen met een onzelfstandige werkruimte in een huurwoning in de winst- en resultaatsfeer materieel vergelijkbaar worden behandeld als belastingplichtigen met een onzelfstandige werkruimte in een koopwoning.
Vormgeving terugsluis
Deze wetsaanpassing leidt tot een meeropbrengst van € 20 miljoen. Die meeropbrengst wordt teruggesluisd naar IB-ondernemers en resultaatge-nieters. Het uitsluiten van de aftrekbaarheid van de huurderslasten bij een onzelfstandige werkruimte vindt plaats in de sfeer van de kostenaftrek.
Daarom vindt de terugsluis van de meeropbrengst in diezelfde sfeer plaats. Dat gebeurt door het verruimen van de bestaande mogelijkheid om bepaalde algemene kosten, zoals de kosten van voedsel, drank, genotsmiddelen, representatie, congressen, seminars, symposia en dergelijke, binnen grenzen af te trekken. Deze algemene kosten zijn – kort gezegd – vanaf de eerste euro aftrekbaar, maar voor niet meer dan 73,5%. Dit percentage wordt nu verhoogd tot 80% voor IB-ondernemers en resultaatgenieters. De verhoging geldt niet voor aan de heffing van vennootschapsbelasting onderworpen lichamen