8. Voorlopige aanslag 2017 mogelijk verkeerd berekend

De Belastingdienst heeft bekend gemaakt dat voorlopige aanslagen 2017 mogelijk verkeerd zijn berekend.
Het gaat om voorlopige aanslagen waarbij bij het aanvragen daarvan méér dan 3 inkomsten uit vroegere dienstbetrekking zijn ingevuld. In deze gevallen is het mogelijk dat de berekening van het bedrag van de voorlopige aanslag niet juist is.
De Belastingdienst onderzoekt momenteel de mogelijkheden om dit te herstellen.
Daarnaast wordt op korte termijn een nieuwe versie van het programma voor het aanvragen of wijzigen van de voorlopige aanslag 2017 op Mijn Belastingdienst geplaatst waarin dit probleem niet meer voorkomt.

7. Teruggaaf- en aanslaggrens voor de inkomstenbelasting 2017

De grens voor een teruggaaf op verzoek en de grens voor het opleggen van een aanslag zijn
niet gewijzigd. De grens voor een teruggaaf op verzoek, voor te veel ingehouden loonbelasting
en premie volksverzekering is € 14. De aanslaggrens voor de inkomstenbelasting is € 45.

6. Terechte aansprakelijkstelling van aandeelhouder; geen disculpatie

X was via G bv indirect aandeelhouder van A bv. In 2006 heeft A bv voor de bij de verkoop van haar onderneming behaalde boekwinst een herinvesteringsreserve (hir) van € 3.322.000 gevormd. Op 13 oktober 2009 heeft G bv al haar aandelen in A bv overgedragen aan R bv, die de vrijval van de hir wilde verrekenen. X heeft zich bij deze verkoop laten adviseren door een fiscaal adviseur.
In 2012 is de definitieve aanslag vpb 2009 ten name van A bv vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 3.423.061. De aanslag is niet betaald. De Ontvanger heeft X daarop op grond van artikel IW 1990 voor een deel aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven aanslag.
In geschil is of de Ontvanger X terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk heeft gesteld.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat aan de zogenoemde vermogenseis is voldaan. De middelen die waren gereserveerd om de vpb-latentie te dekken, zijn aan A bv onttrokken, en wel als direct gevolg van de vervanging van G bv als aandeelhouder door R bv.
Niet in geschil is dat aan de zogenoemde aandeelhouderseis, vervreemdingseis en de beleggingseis van artikel 40, lid 1 IW 1990 is voldaan.
Anders dan Rechtbank Gelderland, oordeelt het Hof dat X zich niet kan disculperen.
X wist of behoorde te weten dat als gevolg van de overdracht het vermogen dusdanig zou worden uitgehold, dat betaling van de (volledige) Vpb-latentie niet meer mogelijk was.
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur staan voorts niet in de weg aan de aansprakelijkstelling. De Ontvanger heeft X terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk gesteld.
De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd.
(Hof Arnhem-Leeuwarden nr. 15/00215)

5. Aandachtspunten in aangifte loonheffingen

Belangrijke aandachtspunten in de aangifte zijn:
- De naam van de rubriek ‘Eindheffing VUT-regeling’ wijzigt in ‘Pseudo-eindheffing RVU’.
– De omschrijving bij code A (code invloed verzekeringsplicht) wijzigt. Van ‘Familie van eigenaar’ in ‘Echtgenoot of familie van de eigenaar of van de DGA’.
Inhoudelijk blijven de rubrieken gelijk. Door de beide wijzigingen sluiten de namen nu beter aan bij de inhoud.

4. Geen aftrek voorbelasting IB-procedures

X had een groothandel in technische apparaten en toebehoren.
Aan X is op verzoek teruggave van voorbelasting verleend voor advies- en advocaatkosten.
Na een boekenonderzoek stelt de Inspecteur dat de kosten niet alleen zien op OB- en vpb-procedures van X maar ook op IB-procedures van haar dga. Hij heeft aftrek van voorbelasting voor 30% van die kosten geweigerd en naheffingsaanslagen opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht de beperking van de vooraftrek terecht. Er zullen ten minste enige werkzaamheden zijn verricht die betrekking hebben op werkzaamheden voor de IB-procedures. Voor dat deel bestaat er geen recht op aftrek.
Het door de Inspecteur geschatte percentage is volgens de Rechtbank niet onredelijk. Het percentage is wellicht aan de hoge kant maar X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden voor de IB-procedures minder dan 30% van de tijd in beslag namen.
(Rechtbank Zeeland-West-brabant, nr. 16/1085)

  • 1
  • 2