1. Afwaardering vordering; geen bewijs van incassomaatregelen nodig
X bv (hierna: X) is van oordeel dat de winst over het jaar 2012 moet worden verminderd met € 125.000 vanwege een afwaardering van een vordering op (E) uit Denemarken. De Inspecteur vindt het op zichzelf geen probleem om in 2012 tot afwaardering van de vordering over te gaan, indien aannemelijk zou zijn dat de betaling van de factuur niet afgedwongen bleek te kunnen worden. De verklaringen van X zijn volgens de Inspecteur hiervoor niet voldoende. Volgens hem is het nodig dat X met stukken aannemelijk kan maken dat incassopogingen zijn gedaan en dat deze zijn mislukt. Rechtbank Gelderland is echter van oordeel dat in het onderhavige geval dergelijke stukken over ondernomen en mislukte incassopogingen niet nodig zijn voor de afwaardering. Voor het bepalen van de waarde van een vordering is beslissend het subjectieve oordeel dat X zich omtrent de waarde daarvan heeft gevormd en redelijkerwijze heeft kunnen vormen na een nauwgezet onderzoek van de omstandigheden waardoor de waarde van de vordering op de balansdatum kan worden beïnvloed. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een vordering voor de nominale waarde wordt opgenomen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In dit verband kan relevant zijn dat de schuldenaar niet kan of niet wil betalen. Goed koopmansgebruik kan dan meebrengen dat geen bedrag ter zake van het vorderingsrecht tot de winst wordt gerekend.
In het onderhavige geval zijn er naar het oordeel van de Rechtbank voldoende bijzondere omstandigheden aanwezig om de vordering af te waarderen, omdat aannemelijk is dat X wegens geldgebrek en een hoog procesrisico ervan heeft afgezien om tot een incassotraject over te gaan. Dit is het subjectieve oordeel van X geweest en dat oordeel heeft zij redelijkerwijze kunnen vormen. Aannemelijk is namelijk dat de factuur niet zal worden betaald, aldus de Rechtbank.
(Rechtbank Gelderland nr. 15/2168