8. Vragen vervangen verklaringen en verzoeken investeringsaftrek

De Belastingdienst heeft het volgende bekend gemaakt:
Per 1 januari 2017 zijn 3 verklaringen en verzoeken investeringsaftrek vervallen. In plaats daarvan zijn 3 nieuwe ja/nee-vragen opgenomen in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de aangifte vennootschapsbelasting. Voor investeringen over 2016 beantwoordt u deze vragen: u kunt geen verklaringen en verzoeken meer indienen.

De volgende verklaringen en verzoeken investeringsaftrek zijn vervallen:

- Verklaringen inzake de berekening van investeringsaftrek en desinvesteringsbijtelling bij aanwending van een herinvesteringsreserve of gebruikmaking van de ruilarresten.
- Verzoek om toepassing van investeringsaftrek voor het aangaan van verplichtingen in het kader van transacties tussen naaste verwanten.
- Verzoek om investeringsaftrek in het kader van de overname van een onderneming uit een nalatenschap waarbij verplichtingen worden aangegaan tussen gerechtigden tot die nalatenschap.

7. Antwoorden Kamervragen over artikel 'Om te winnen is elke truc toegestaan'


Op welke wijze is het toezicht op financiële stromen in het voetbal geregeld? Dit hebben de Tweede Kamerleden Van Dekken en Groot (beiden PvdA) aan staatssecretaris Wiebes (Financiën) gevraagd naar aanleiding van een artikel in het NRC d.d. 2 december 2016 met als titel “Om te winnen is elke truc toegestaan”
Wiebes heeft hierop (onder andere) het volgende geantwoord:
'Financiële stromen kunnen van invloed zijn op de belastingheffing. Daarop houdt de Belastingdienst toezicht. Hierbij kan worden gedacht aan loonbelasting, inkomstenbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Binnen de Belastingdienst vallen voetbalclubs onder het reguliere toezicht. Sinds 1998 is het toezicht op de betaald voetbalbranche gecentreerd binnen Grote Ondernemingen, Landelijke doelgroep sport. Bij het bestrijden van eventuele fraude (in de sport) werkt de FIOD nauw samen met de Financial Intelligence Unit (FIU) Nederland, overige onderdelen van de Belastingdienst, Politie en Openbaar Ministerie (nationaal), alsmede Interpol en Europol (internationaal). Tevens wordt in voorkomende gevallen nauw samengewerkt met andere toezichthoudende autoriteiten en sportbonden.

De Wet op het financieel toezicht (Wft), de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) voorzien voorts in regels die de integriteit van het financieel stelsel moeten waarborgen.
Deze regels zijn van toepassing indien financiële instellingen een zakelijke relatie aangaan of een transactie uitvoeren die verband houdt met (partijen uit) de voetbalsector. In dit kader moeten onder andere financiële instellingen en trustkantoren zich inspannen om te voorkomen dat hun dienstverlening wordt gebruikt voor witwassen, daaraan ten grondslag liggende basisdelicten, waaronder ook belastingontduiking, en terrorismefinanciering. Het toezicht op de naleving van deze wet- en regelgeving is belegd bij verschillende toezichthouders, waaronder De Nederlandsche Bank (DNB) voor zover het financiële instellingen en trustkantoren betreft.

Verder worden de financiële boeken van betaaldvoetbalorganisaties (BVO’s) beoordeeld door de licentiecommissie van de KNVB.'

(Antwoorden Kamervragen, nr. 2017-0000003799)

6. Stakingslijfrente belast na overdracht aandelen

X is samen met Y vennoot in een vennootschap onder firma (vof). X en Y dragen in 1998 de onderneming van de vof over aan Werk BV. Voor de stakingswinst en de FOR bedingt X een stamrecht van Werk BV. Het stamrecht voorziet in een direct ingaande lijfrente-uitkering.
Beheer BV is houder van alle aandelen van Werk BV. De Persoonlijke Holding BV ’s van X en Y houden ieder 50% van de aandelen in Beheer BV. In 2010 verkoopt Beheer BV alle aandelen in Werk BV aan F- en G BV. De stamrechtverplichting draagt Werk BV in 2010 over aan de Persoonlijke holding BV van X (X BV) voor een bedrag van ongeveer € 131.000
De inspecteur stelt vast dat door overdracht van aandelen en de lijfrenteverplichting het stamrecht van X niet meer aan de voorwaarden voldoet. Hij verhoogt daarom in 2010 het inkomen uit werk en woning van X met € 131.000. Ook brengt hij X hierover 20% revisierente in rekening.
X is het niet eens met de inspecteur. Hij maakt bezwaar tegen de fictieve afkoop. En stelt dat in het geval dat de afkoop wel terecht is, de lijfrente-uitkeringen na de overdracht belast worden op basis van de zogenaamde saldomethode.

Rechtbank
De Rechtbank geeft de inspecteur gelijk.
De Rechtbank vindt dat X BV niet voldoet aan de eis die de Wet IB stelt aan de uitvoerder van de lijfrente. Na de overdracht van de lijfrenteverplichting vormt deze geen tegenprestatie meer voor de overdracht van de zelfstandige onderneming van X. Deze voorwaarde heeft als doel misbruik te voorkomen. Daar kan volgens de Rechtbank niet zomaar van worden afgeweken. Dus ook niet in het geval dat de structuur na overdracht nagenoeg gelijk is – zoals X bepleit- en over de lijfrentetermijnen nog steeds belasting betaald moet worden.

Hof
Ook het Hof geeft de inspecteur gelijk. Dit doet ze op grond van de volgende overweging:
“Met de overdracht van de lijfrenteverplichting door Werk BV aan de onderscheiden persoonlijke houdstermaatschappijen van X (...) en de verkoop van de aandelen in Werk BV is de band tussen de lijfrenteverplichting en de overgedragen onderneming verbroken waardoor niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de lijfrentevrijstelling is genoten. “
Volgens het Hof is in 2010 sprake van een fiscale afkoop van de lijfrente. Op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan de overdracht is de waarde in het economische verkeer van de lijfrente inkomen van X . X moet over deze waarde 20% revisierente betalen.
X stelde dat in het geval dat de afkoop wel terecht was, de saldomethode van toepassing is op de lijfrenteuitkeringen. Het Hof is het daarmee eens. Dit helpt X echter niet zo veelomdat het Hof uitgaat van de beperkte saldomethode. Dat houdt in, dat de saldomethode voor X geldt voor een beperkt bedrag van de afkoopwaarde, te weten € 2.269 .

Commentaar
Voor de belaste stakingswinst en de FOR kan de ondernemer een stamrecht bedingen. Sinds 1992 is dit vormgegeven als een verhoogde aftrek van lijfrentepremies. Ondernemers kunnen dit stamrecht bedingen van een in Nederland gevestigde ondernemer of lichaam, mits dit gebeurt als tegenprestatie van de overgedragen onderneming. In de Wet is uitdrukkelijk opgenomen dat in het geval de verplichting overgaat op een ander lichaam er sprake kan zijn van belaste afkoop van het recht. Kennelijk had X bij de verkoop van de aandelen en de overdracht van de lijfrente deze bepaling over het hoofd gezien. Een goede adviseur had X hierop kunnen attenderen.
Het Hof veronderstelt dat door de afkoop een deel van de premies niet is afgetrokken. Deze niet afgetrokken premies zijn volgens het Hof voldaan op het moment van afkoop en niet op het moment dat het stamrecht ontstond. Dit heeft voor X tot gevolg dat voor hem de beperkte saldomethode geldt. Daardoor kan X op de lijfrente-uitkering slechts het bedrag van € 2.269 in mindering brengen. Deze beperkte saldomethode geldt met ingang van 1 januari 2010. Wanneer de Werk BV de stamrechtverplichting in 2009 had overgedragen aan de holding, dan had X de gehele afkoopwaarde als onbelast saldo op de lijfrente-uitkeringen in mindering kunnen brengen. Een zure uitkomst voor X.

Paul Lavrijssen, dga-pensioenadviseur Aegon Adfis

(Hof Den Haag, 28 december 2016, 15/00008, ECLI:NL:GHDHA:2016:4037)

5. Geen bewijs dat niet aan inrichtingseisen voor bestelauto is voldaan

Op 20 september 2012 is de auto van X, een Volkswagen van het type Amarok, als vrachtwagen met twee zitplaatsen opgenomen in het kentekenregister.
Op 4 december 2012 is de auto bij een controle op de openbare weg aangetroffen en is geconstateerd dat in de auto een achterbank en geen scheidingswand aanwezig zijn. Door de controlerende ambtenaren zijn foto’s van (het interieur van) de auto gemaakt.
Naar aanleiding van de controle heeft de Inspecteur de auto aangemerkt als een niet van de heffing van BPM uitgezonderde bestelauto. Hij stelt dat de auto niet (meer) aan de inrichtingseisen uit artikel 3 Wet BPM voldoet en heeft een naheffingsaanslag BPM, boetebeschikking en beschikking heffingsrente opgelegd.
In hoger beroep is met betrekking tot de heffing uitsluitend in geschil of ten tijde van de controle de in de cabine van de auto aangetroffen achterbank vast is gemonteerd.
Volgens Hof Den Haag heeft de Inspecteur dit niet aannemelijk gemaakt. Het Hof neemt in aanmerking dat, gelijk ook de Inspecteur ter zitting heeft erkend, uit het controleverslag niet blijkt van een vast gemonteerde achterbank en de foto’s evenmin uitsluitsel geven of de achterbank al dan niet vast in de cabine is gemonteerd.
Het gelijk is aan de zijde van X. De naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking belastingrente worden vernietigd.
(Hof Den Haag, 13 januari 2017, 16/00322, ECLI:NL:GHDHA:2017:67)

4. Kamerdebat: doet Nederland genoeg tegen belastingontwijking?


Tijdens een debat in de Tweede kamer op 19 januari 2017 prees staatssecretaris Wiebes (Financiën) de internationale samenwerking bij de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking. Maar verschillende woordvoerders vinden dat Nederland zelf meer kan doen.

"Nederland Europees kampioen belastingontwijking". Van alle EU-landen biedt Nederland volgens een Oxfam Novibrapport de meeste mogelijkheden aan multinationals als Starbucks, IKEA en Apple voor het opzetten van belastingconstructies.

Het zal je maar gebeuren, in één adem genoemd worden met Bermuda en de Kaaimaneilanden. Grashoff (GroenLinks) vindt dat Nederland zich moet schamen voor de hoge plek in de lijstjes met belastingparadijzen. Wiebes voelt zich echter niet aangesproken door het Oxfam Novibrapport.

De afgelopen jaren is veel gedaan om belastingontwijking en -ontduiking te bestrijden, benadrukken De Vries (VVD) en Groot (PvdA), zowel in internationaal verband als op nationaal niveau. Ze wijzen onder andere op het afsluiten van de Belgiëroute, maatregelen tegen private equity en antimisbruikbepalingen in belastingverdragen met ontwikkelingslanden.

Nederland doet actief mee aan de internationale afspraken tegen belastingontwijking, zegt Wiebes. Maar tegelijkertijd moet er aandacht blijven voor het Nederlandse vestigingsklimaat.

BRIEVENBUSMAATSCHAPPIJEN

Door geld te laten stromen door lege Nederlandse bv's zetten multinationals constructies op om zo min mogelijk belasting te betalen. Verschillende woordvoerders ergeren zich daaraan.

Grashoff: brievenbusmaatschappijen geven Nederland een slechte naam
Schouten (ChristenUnie): laat bedrijven hun fair share betalen waar ze hun geld verdienen
Merkies (SP): met brievenbusmaatschappijen faciliteert Nederland belastingontwijking
Kan misbruik van brievenbusmaatschappijen voorkomen worden door strengere eisen te stellen aan bijvoorbeeld het aantal medewerkers en het eigen vermogen? Een deel van de Kamer denkt van wel, maar volgens Wiebes lost aanscherping van de substance-eisen weinig op.

RULINGS

De Belastingdienst legt afspraken met bedrijven vast in zogenaamde rulings. Om de transparantie te vergroten en belastingontwijking te bestrijden zijn binnen de OESO en de EU afspraken gemaakt over het onderling uitwisselen van deze rulings.

Nederland loopt achter bij het uitwisselen van rulings met andere landen. "Geen beste beurt", is het oordeel van Van Weyenberg (D66). "Het ligt me zwaar op de maag", erkent de staatssecretaris. Omtzigt (CDA) denkt dat een centraal register voor rulings kan helpen om de uitwisseling te vergemakkelijken.

Rulings zijn bedoeld om duidelijkheid te geven aan bedrijven over hoe de wet uitgelegd moet worden. Maar waarom zijn ze dan geheim?, vraagt Merkies. Omtzigt en Schouten vinden dat de Tweede Kamer moet kunnen controleren welke afspraken de Belastingdienst maakt met bedrijven.

Beslissingen van de Belastingdienst zijn vertrouwelijk, zegt Wiebes. De discussie over rulings moet in zijn ogen dan ook niet gaan over individuele belastingplichtigen, maar over concrete belastingconstructies.

De Kamer stemt op 24 januari over de tijdens het debat ingediende moties.

  • 1
  • 2