8. Brochure 'Uitstelregeling belastingconsulenten 2017' beschikbaar

Op de site van de Belastingdienst is de nieuwe brochure 'Uitstelregeling belastingconsulenten 2017' geplaatst.
In de brochure staat wat de uitstelregeling inhoudt voor belastingconsulenten. Ook is informatie opgenomen over het verplicht digitaal aanleveren van gegevens met Standard Business Reporting (SBR).
De brochure kunt u raadplegen via deze link:
https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/brochures_en_publicaties/uitstelregeling_voor_belastingconsulenten

7. Inkomensverklaring IB60 sneller via MijnBelastingdienst.nl

De Belastingdienst heeft het volgende bekend gemaakt:
'Heeft uw klant een inkomensverklaring IB60 nodig? Uw klant kan direct een beveiligde inkomensverklaring downloaden en afdrukken via MijnBelastingdienst.nl.
De verklaring staat onder het tabblad ‘Inkomstenbelasting’, bij het betreffende jaar.
Jaarlijks worden zo’n 760.000 IB60-verklaringen opgevraagd bij de BelastingTelefoon. Deze verklaring wordt dan binnen 5 werkdagen opgestuurd.
Inkomensverklaringen van vóór belastingjaar 2013 kunnen enkel via de BelastingTelefoon worden opgevraagd.'
(Bericht Belastingdienst)

6. Particuliere verhuurders zijn niet uitgezonderd van de verhuurderheffing

X was bij aanvang van het jaar 2014 eigenaar van onder meer 26 huurwoningen.
In geschil is of X verhuurderheffing verschuldigd is over het jaar 2014.
X heeft voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevoerd dat de verhuurderheffing is bedoeld voor woningbouwcoöperaties en niet is bedoeld voor particuliere verhuurders. Ook heeft zij aangevoerd dat de verhuurderheffing is gericht op sociale-huurwoningen, en dat haar huurwoningen niet zijn aan te merken als sociale-huurwoningen.
De Rechtbank verwerpt haar betoog. De verhuurderheffing geldt ook voor particuliere verhuurders.
De wetgever heeft voor de afbakening van wat woningen zijn die tot belastingplicht voor de verhuurderheffing leiden voorts niet het begrip ‘sociale-huurwoning’ gebruikt maar gekozen voor een criterium gebaseerd op de (werkelijke) huur en de huurtoeslaggrens (tevens de zogenoemde liberalisatiegrens). Niet in geschil is dat de onderhavige 26 woningen aan dat wettelijke criterium voldoen.
De Rechtbank beslist verder dat geen sprake is van een individuele en buitensporige last in de zin van artikel 1 EP. Ook is het gelijkheidsbeginsel niet geschonden.
(15/6333/ECLI:NL:RBZWB:2016:8422)

5. Geen grond voor verrekening loonheffingen

Y heeft in zijn aangifte IB/PVV 2010 € 56.191 aan loon van X aangegeven en € 18.818 aan loonheffing. Tijdens een boekenonderzoek is ontdekt dat X voor Y geen loonheffing had afgedragen.
De Inspecteur heeft vervolgens aan Y een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd waarbij de verrekening van de loonheffing van € 18.818 is teruggenomen. Voorts is er een vergrijpboete van 50% van de verschuldigde belasting opgelegd (€ 9.409).
In geschil is of de navorderingsaanslag en de vergrijpboete terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of Y in dienstbetrekking is geweest bij X.
Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft Y met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat inderdaad sprake is geweest van een dienstbetrekking bij X. Uitsluitend een jaaropgave op blanco papier, zoals Y heeft overgelegd, acht de Rechtbank onvoldoende bewijs. Uit de overgelegde bankoverzichten blijkt voorts dat er onregelmatig bedragen in contanten op de bankrekening werden gestort, variërend van niets (januari) tot € 4.500 (juli) per maand. Dat duidt niet op een regelmaat die overeenkomt met een maandelijkse loonbetaling. Daarnaast acht de Rechtbank het verhaal van Y dat hij zich geen plaatsen kan herinneren waar hij heeft gewerkt, ongeloofwaardig.
De Inspecteur heeft ter zitting aangegeven de vergrijpboete te verminderen tot 40%. De Rechtbank acht dit boetebedrag passend en geboden.
(15/3528/ECLI:NL:RBZWB:2016:6625)

4. Onzakelijke lening van dga aan bv; geen afwaardering

A houdt 100% van de aandelen in X bv. Bij indiensttreding van A bij Y bv heeft X bv € 100.000 betaald voor 33,3% van de aandelen in Y bv. X bv heeft de aankoop gefinancierd met een lening (tbs-vordering) bij A.
A heeft deze lening op zijn beurt gefinancierd met vreemd vermogen. In 2012 heeft A ruim € 97.000 op de lening afgewaardeerd (de afwaardering).
In 2013 is Y bv failliet verklaard. De Inspecteur heeft de afwaardering bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2012 niet geaccepteerd.
Naar het oordeel van Rechtbank Den Haag heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat er op het moment van aangaan van de lening geen in wezen niet winstdelende rente kon worden bepaald waaronder een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest om onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden de lening te verstrekken.
De Rechtbank komt tot dit oordeel nu de risico’s met betrekking tot de rentebetalingen en aflossingen bij het ontbreken van zekerheden geheel bij A lagen. Daarbij was X bv, die behalve het aandelenbelang in Y bv niet over noemenswaardige activa beschikte, voor inkomsten geheel afhankelijk van door Y bv uitgekeerde dividenden, terwijl noch A noch X bv invloed kon uitoefenen op het dividendbeleid van deze vennootschap.
De Rechtbank is van oordeel dat sprake is van een onzakelijke lening waarvan de afwaardering niet ten laste van het resultaat kan worden gebracht.
A heeft nog gesteld dat hij vertrouwen heeft ontleend aan voor andere jaren aan hem opgelegde aanslagen IB/PVV. In die jaren is het saldo tussen de op de lening bijgeschreven rente en de door A op het aangetrokken vreemd vermogend verschuldigde rente door de Inspecteur geaccepteerd als negatief resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen. Dit beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt echter niet aangezien in die jaren geen sprake is van afwaardering van de lening en de zakelijkheid van de lening geen rol speelde.
Het beroep van A wordt ongegrond verklaard.
(16/542/ECLI:NL:RBDHA:2016:16559)

  • 1
  • 2