7. Reactie op adviesbrief inzake btw op sportopleidingen

Op dit moment wordt een verkenning uitgevoerd naar een uitbreiding van de reikwijdte van de btw-vrijstelling voor sportcursussen in het onderwijsbesluit (Besluit van 20 juli 2014, BLKB 2014/125M). Het brede aanbod aan sportcursussen van de sportbonden wordt hierbij getoetst aan de wettelijke btw-vrijstelling. Ook wordt beoordeeld of, en zo ja, in hoeverre de betreffende vrijstelling met toepassing van een overgangsregeling moet worden ingetrokken vanwege een onverenigbaarheid met de Europese Btw-richtlijn. Dit staat in de reactie van staatssecretaris Wiebes (Financiën) op de adviesbrief van de Nederlandse Sportraad (de raad) van 20 december 2016 inzake btw op sportopleidingen.
Voorts geeft Wiebes in zijn reactie aan dat door het arrest van het Hof van Justitie (HvJ) van 19 december 2013, C-495/12, ECLI:EU:C:2013:861 (Briefport arrest), de btw-sportvrijstelling in de Nederlandse wetgeving moet worden aangepast. Op basis van de huidige wetgeving hebben gemeenten en bepaalde sportstichtingen de mogelijkheid tot recht op aftrek van voorbelasting van btw voor de kosten die toerekenbaar zijn aan de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties aan sportverenigingen. Dit recht op aftrek vervalt als de Nederlandse wetgeving conform de uitspraak van het HvJ in lijn wordt gebracht met de Europese Btw-richtlijn.
De brede fiscale analyse vanuit het perspectief van de sport die door de raad wordt aanbevolen vergt veel tijd en capaciteit, schrijft Wiebes. Aangezien hij twijfels heeft bij het nut van een analyse vanuit alleen het perspectief van de sport, volgt de staatssecretaris dit onderdeel van het advies van de raad niet.

6. Aangifte IB 2016: nieuwe compensatieregeling met Duitsland

Op 1 januari 2016 is het nieuwe belastingverdrag met Duitsland in werking getreden. Nieuw in dit verdrag is een compensatieregeling. In de aangifte inkomstenbelasting 2016 kunnen grensarbeiders kiezen om wel of niet van deze regeling gebruik te maken. Wat houdt de regeling in, wat zijn de voorwaarden en hoe berekent u de compensatie?

Wat houdt de regeling in?


De regeling compenseert een eventueel belastingnadeel voor grensarbeiders. Dat nadeel kan ontstaan als een inwoner van Nederland in Duitsland werkt en daar meer belasting betaalt dan wanneer deze in Nederland zou werken. Dit speelt met name als aftrekposten in Nederland (zoals hypotheekrenteaftrek) tot een belastingteruggaaf zouden leiden. Maar ook als er geen aftrekposten zijn, kan er nadeel zijn en mag de regeling worden toegepast.

Wat zijn de voorwaarden?


Een inwoner van Nederland mag gebruik maken van de compensatieregeling als hij of zij in Duitsland werkt en over het inkomen dat daarmee is verdiend, in Duitsland belasting betaalt. Het gaat dan om de volgende inkomsten:
• inkomsten uit loondienst (loon of salaris, ook van een Duitse overheidsdienst)
• inkomsten als directeur van een vennootschap
• inkomsten als artiest of sporter
Berekening van de compensatie
De compensatie is het verschil tussen:
• het totaalbedrag dat men feitelijk in Nederland en in Duitsland aan belasting en premie volksverzekeringen betaalt. Voor Duitsland gaat het om de verschuldigde/ingehouden belasting, inclusief Solidaritätszuschlag. Socialezekerheidspremies zoals de Renteversicherung, Krankenversicherung, Arbeitslosenversicherung en de Pflegeversicherung tellen niet mee.
• en het bedrag dat men in Nederland aan belasting en premie volksverzekeringen zou moeten betalen als de in Duitsland belaste inkomsten uit loondienst belast zouden zijn in Nederland. Daarbij wordt rekening gehouden met de heffingskorting van de niet- of weinig verdienende partner.
Op de website van de Belastingdienst vindt u een voorbeeldberekening.

Aangeven in de aangifte


De grensarbeider kan compensatie krijgen door dit bedrag in de aangifte aan te geven. Ook de ingehouden Lohnsteuer (dit is vergelijkbaar met de Nederlandse loonbelasting) moet worden vermeld. Met deze gegevens berekent de Belastingdienst het definitieve bedrag van de compensatie. Het is niet mogelijk om de compensatie via een voorlopige aanslag te krijgen.

De compensatieregeling is een keuze


De grensarbeider bepaalt zelf of hij voor de compensatieregeling kiest. De volgende keuzes zijn ook nog mogelijk:
• De grensarbeider kan gebruikmaken van de doorschuifregeling. Dat kan voordelig zijn als de compensatie nihil is of als de belastingplichtige Nederlands inkomen krijgt. Het bedrag dat niet tot een vermindering van belasting heeft geleid, schuift door. Dit gaat automatisch als in de aangifte niet voor compensatie is gekozen en er aftrekposten zijn.
• De grensarbeider kan eventuele aftrekposten verzilveren via de aangifte van de partner.

Let op!
 Het belastingjaar 2016 is een overgangsjaar. De grensarbeider kan in deze aangifte ook nog kiezen voor toepassing van het oude verdrag.

Meer informatie
• Kijk voor meer informatie over de overgangsregeling op de website van de Belastingdienst.
• Het belastingverdrag met Duitsland kunt u vinden via de website van de Belastingdienst. De compensatieregeling staat in bijlage XII.

Voor meer informatie over grensoverschrijdend werken kunt u terecht op www.grensinfo.nl.

5. Geen plafond bij aftrek uitgaven extra kleding en beddengoed

De aftrek van uitgaven voor extra kleding en beddengoed in de aangifte inkomstenbelasting is niet gebonden aan een plafond. Dat adviseert advocaat-generaal Niessen de Hoge Raad.
In de aangifte inkomstenbelasting kunnen uitgaven die zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit, worden afgetrokken als specifieke zorgkosten. Zulke kosten zijn onder meer uitgaven voor extra kleding en beddengoed. De wet bepaalt verder dat de aftrek plaatsvindt volgens door de minister van Financiën te stellen regels. De ministeriële regeling houdt in dat de aftrek nooit hoger kan zijn dan € 775.
Een belastingplichtige claimde in de aangifte voor het jaar 2013 aftrek voor € 1.775. De inspecteur stond slechts aftrek toe voor € 775. In de daarop volgende rechtszaak voerde de belanghebbende aan dat de wet geen plafond voor de aftrek kent. Volgens hem heeft de minister zijn bevoegdheid overschreden door wel een plafond in de regeling op te nemen.
De advocaat-generaal René Niessen is het met belanghebbende eens. Hij is van mening dat de wetgever de minister de bevoegdheid heeft gegeven om administratieve regels te stellen voor de bewijsvoering en niet om de aftrek tot een bepaald bedrag te beperken. Dit deel van de regeling is daarom volgens hem ongeldig.

4. Aanmelden vermindering verhuurderheffing mogelijk vanaf 1 april 2017

Naar aanleiding van een publicatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft de Belastingdienst het volgende bericht gepubliceerd:
Verhuurders die aangifte Verhuurderheffing moeten doen, kunnen mogelijk gebruik maken van de gewijzigde Regeling Vermindering Verhuurderheffing (RVV).
Met de RVV krijgen belastingplichtige verhuurders fiscale vermindering op de verhuurderheffing.
Verhuurders met meer dan 10 woningen waarvan de huurprijs niet hoger is dan de liberalisatiegrens, komen in aanmerking voor deze regeling.
De Regeling Vermindering Verhuurderheffing wordt uitgevoerd door RVO.nl. Dit jaar zijn de voorwaarden voor de regeling gewijzigd.
Verhuurders kunnen (voorgenomen) investeringen onder de nieuwe voorwaarden per 1 april 2017 aanmelden. De wijzigingen gelden grotendeels voor investeringen gedaan per 1 januari 2017.
Tot en met 2017 kan voor elke investering een aanvraag voor fiscale vermindering worden ingediend. De hoogte van de vermindering hangt af van de investering en de locatie waar de huurwoning zich bevindt.
Kijk op rvo.nl

3. Geen aanpassing aftoppingsgrens voor deeltijdwerknemers

De staatssecretaris van Financiën ziet geen redenen om de aftoppingsgrens voor de pensioenopbouw van werknemers met een deeltijddienstbetrekking aan te passen. Dit antwoordt hij op vragen van de Tweede Kamer. 
Door toepassing van de deeltijdfactor wordt het pensioengevend loon van de deeltijdwerknemer naar evenredigheid afgetopt ten opzichte van het pensioengevend loon van de voltijdwerker. Bij een voltijdwerknemer met een (vóór aftopping) pensioengevend loon van € 120.000, wordt een pensioengevend loon van € 100.000 in aanmerking genomen (dus 5/6) en bij een qua voltijdsalaris vergelijkbare deeltijdwerknemer met een dienstbetrekking van 50% en dus een (vóór aftopping) pensioengevend loon van € 60.000, wordt een pensioengevend loon van € 50.000 (dus eveneens 5/6) in aanmerking genomen. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat – binnen eenzelfde sector – het maximale pensioengevend loon per contractuur gelijk is voor deeltijdwerkers en voltijdwerkers. 
Mocht het wenselijk worden gevonden om de pro-ratamethodiek aan te passen, dan vergt dit een wetswijziging, schrijft de staatssecretaris.
Antwoorden Kamervragen nr. 2017-0000034995

  • 1
  • 2