7. Alleenstaande-ouderkorting komt slechts aan één ouder toe
De dochter van X stond in 2012 volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) niet gedurende ten minste zes maanden op het adres van X ingeschreven.
Gelet hierop is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor het recht op de alleenstaande-ouderkorting zoals bepaald in artikel 8.15, lid 1, Wet IB 2001.
X betoogt dat hij toch in aanmerking komt voor de alleenstaande-ouderkorting. Hij stelt dat de feitelijke woonsituatie doorslaggevend is boven de inschrijving in GBA. Verder doet hij een beroep op het discriminatieverbod.
Hof Den Bosch oordeelt dat de GBA-inschrijving leidend is en niet de feitelijke woonsituatie. Voorts oordeelt het Hof dat uit de wettekst en de toelichting van de wetgever ook blijkt dat de alleenstaande-ouderkorting slechts aan één ouder kan toekomen en dat in casu ten aanzien van X niet aan de wettelijke vereisten van artikel 8.15 Wet IB 2001 is voldaan.
(Hof Den Bosch, nr. 16/00233)
6. Nabetaling bijstand telt mee voor toetsingsinkomen zorgtoeslag
X ontving in 2013 voorschotten zorgtoeslag. X en haar toeslagpartner ontvingen beiden een bijstandsuitkering. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de toeslagen over 2013 definitief vastgesteld. Daarbij is het gezamenlijke toetsingsinkomen vastgesteld op € 30.016. Dit bedrag is inclusief een nabetaling van een deel van de bijstandsuitkering over 2012, hetgeen ten koste gaat van haar recht op zorgtoeslag.
X is van mening dat zij onevenredig in haar belangen wordt getroffen, doordat de Belastingdienst/Toeslagen bij het berekenen van haar draagkracht in 2013 rekening heeft gehouden met een nabetaling van een deel van haar bijstandsuitkering over 2012.
Rechtbank Rotterdam verklaarde het door X ingestelde beroep ongegrond. De Awir biedt namelijk geen mogelijkheid om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten (hardheidsclausule).
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) oordeelt met de Rechtbank dat ook de nabetaling in 2013 van de bijstandsuitkering over 2012 meetelt voor het toetsingsinkomen voor de zorgtoeslag. De Afdeling overweegt daartoe dat de Belastingdienst/Toeslagen moet uitgaan van het verzamelinkomen zoals door de Inspecteur in de aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld. Anders dan voor de huurtoeslag biedt de zorgtoeslag geen grondslag om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten. Het ontbreken van een hardheidsclausule maakt de regelgeving op zichzelf niet onredelijk, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet om aan de Wet op de zorgtoeslag in zoverre verbindende kracht te ontzeggen.
(Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, nr. 201605381/1/A2)