8. Afschaffing precariobelasting per 1 juli 2017

Het kabinet schaft de precariobelasting op nutsbedrijven af per 1 juli 2017. Burgers moeten nu vaak meebetalen aan de heffing van precariobelasting door een gemeente waar zij zelf niet wonen en dus ook zelf niet hebben gestemd op de gemeenteraad. Dit komt omdat nutsbedrijven nu in een deel van de gemeenten precariobelasting moeten betalen over het netwerk dat zij in de gemeentegrond exploiteren. Nutsbedrijven berekenen dat vaak door aan al hun klanten, ook als die in een andere gemeente wonen dan de gemeente die de belasting heft.

Voor gemeenten die op 10 februari 2016, de datum waarop de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het wetsvoorstel voor afschaffing van de precariobelasting (34 508) heeft aangekondigd, een verordening met tarief hadden vastgesteld voor precariobelasting op kabels en leidingen geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2022. Onder de overgangsregeling kan een gemeente maximaal heffen naar het tarief zoals dat gold op 10 februari 2016. Voor gemeenten die onder de overgangsregeling vallen, maar na de peildatum het tarief hebben verhoogd, betekent dit dat zij vanaf 1 juli 2017 hun tarief moeten verlagen naar maximaal het tarief van 10 februari 2016. Enkele gemeenten zijn pas na 10 februari 2016 begonnen met het heffen van precariobelasting, waardoor ze niet onder het overgangsrecht vallen. Deze gemeenten mogen alleen heffen over de periode vóór 1 juli 2017. Voor beide groepen gemeenten geldt dat de aanslag ambtshalve moet worden verlaagd als de gemeente al een aanslag had opgelegd voor de maanden na 1 juli 2017.

Het wetsvoorstel Beperken heffingsbevoegdheid van precariobelasting voor enkele openbare werken van algemeen nut is op 21 maart 2017 als hamerstuk aangenomen door de Eerste Kamer.
(wetsvoorstel 34 508)

7. Belastingadviseur deed niet 'de vereiste aangiften'

Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de Inspecteur aan belastingadviseur X met omkering van de bewijslast navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd voor de jaren 2008 tot en met 2012. Tevens heeft hij aan x naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de jaren 2009 tot en met 2013. Hij heeft dit gedaan aan de hand van theoretische omzetberekeningen. 
Voor wat betreft de navorderingsaanslagen oordeelt Rechtbank Gelderland dat X voor elk van de in geschil zijnde jaren niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat de omkering van de bewijslast terecht is.
X, zelf belastingadviseur, had zich er bewust van moeten zijn dat als gevolg van de door hem ingediende aangiften IB/PVV een relatief en absoluut aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden betaald. 
Omdat X er niet in is geslaagd om aan te tonen dat de aanslagen IB/PVV te hoog zijn vastgesteld, wordt het beroep ongegrond verklaard.
Voorts oordeelt de Rechtbank dat X te laat beroep heeft ingesteld tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting. Zijn beroep tegen deze aanslagen is daarom niet-ontvankelijk.

Omdat X geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente en belastingrente heeft aangevoerd, worden ook de beroepen inzake de beschikkingen heffingsrente en belastingrente ongegrond verklaard.

Bij het beoordelen van de vraag of de boetes passend en geboden zijn, neemt de Rechtbank in aanmerking dat de hoogte van de verschuldigde belasting is komen vast te staan middels omkering van de bewijslast en (theoretische) omzetberekeningen (HR 18 januari 2008, ECLI:NL:2008:BC1962). De Rechtbank ziet aanleiding om de boetes over de jaren 2008 en 2009 om die reden met 10% te matigen tot € 3.029 (2008) en € 5.134 (2009).
Voorts stelt de Rechtbank vast dat de redelijke termijn met meer dan een half jaar is overschreden. Dit leidt tot een verdere vermindering van de boetes met 10% tot € 2.726 (2008) respectievelijk € 4.620 (2009). 
(Rechtbank Gelderland, nr. 15/6213)

6. Expertsessies ‘Pensioen in eigen beheer’

In mei en juni houdt de Belastingdienst de expertsessie ‘Pensioen in eigen beheer’ op 5 locaties in het land, gevolgd door een webinar. De uitnodigingen hiervoor worden uiterlijk vrijdag 24 maart verstuurd.
Per expertsessie wordt op basis van het onderwerp bepaald welke fiscaal dienstverleners worden uitgenodigd.
Niet uitgenodigd? Bent u niet uitgenodigd of niet in de gelegenheid om een live sessie mee te maken? Na de live sessies kunt u een opname van het webinar terugkijken via het Forum Fiscaal Dienstverleners.

Meer informatie
Waar komen de onderwerpen vandaan? Wie worden uitgenodigd? Waarvoor is de evaluatie? Lees meer over organisatie en voorbereiding in de blog ‘Voorbereiding expertsessie voorjaar 2017 in volle gang’ van John van Erp:
https://ffd.pleio.nl/blog/view/49935752/blog-voorbereiding-expertsessies-voorjaar-2017-in-volle-gang

5. Wet versterking positie curator krijgt steun Eerste Kamer

De wet die ervoor zorgt dat de curator een vaste taak krijgt bij de signalering van faillissementsfraude is vandaag door de Eerste Kamer aangenomen. De maatregel vloeit voort uit het wetgevingsprogramma Herijking van het faillissementsrecht en treedt naar verwachting op 1 juli 2017 in werking.
Curatoren moeten voortaan bij een faillissement letten op mogelijke onregelmatigheden en deze melden bij de rechter-commissaris. Zo nodig kan er een melding of aangifte van de fraude volgen. De wet is een extra middel in de strijd tegen faillissementsfraude.

4. Toewijzen loonbestanddelen Werkkostenregeling

Een werkgever moet binnen de werkkostenregeling voor elk afzonderlijk loonbestanddeel een keuze maken tussen individueel loon of eindheffingsloon . Op welk moment moet hij deze keuze maken? En wat als hij geen keuze maakt?
In deze handreiking vindt u meer informatie hierover.
Uiterlijk kiezen op genietingsmoment 
Een werkgever kan het loon aanmerken als werknemersloon of als eindheffingsloon. Uiterlijk op het genietingsmoment van het loon moet een werkgever kiezen hoe hij een bestanddeel van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking verwerkt in de loonadministratie.

Genietingsmoment
Het genietingsmoment is het moment dat zich 1 van de volgende situaties zich voordoet:
• het loon wordt betaald
• het loon wordt verrekend
• het loon wordt ter beschikking van de werknemer gesteld
• het loon wordt rentedragend
• het loon wordt vorderbaar en inbaar
Let op! De werkgever kan dus niet met terugwerkende kracht het loon aanwijzen als eindheffingsloon. Is er eenmaal een keuze gemaakt, dan is die keuze definitief.
Dit is alleen anders als er een fout gemaakt is. In die situatie mag de werkgever de keuze aanpassen. Bijvoorbeeld als er met de werknemer een afspraak is gemaakt dat een loonbestanddeel loon voor de werknemer is en u heeft het per abuis als eindheffingsloon verwerkt. De fout herstelt u met een correctiebericht. U past ook de loonadministratie aan.
Geen keuze gemaakt
Heeft de werkgever het loon niet aangewezen als werknemersloon of eindheffingsloon, dan gaat de Belastingdienst ervan uit dat het loon:
•  loon van de werknemer is als het genoten is in een vorig kalenderjaar
• eindheffingsloon is als het loon genoten is in het lopende kalenderjaar en voldaan is aan de gebruikelijkheidstoets

Altijd werknemersloon of eindheffingsloon

Sommige loonbestanddelen zijn verplicht werknemersloon of eindheffingsloon. Meer informatie hierover vindt u in paragraaf 4.2 Handboek loonheffingen.
Meer informatie
Hoofdstuk 8.1 Handboek loonheffingen: Hoe werkt de werkkostenregeling

  • 1
  • 2