8. Kwaliteitshandboek BelastingRaadgevers vanaf half juni 2017 beschikbaar

Het Kwaliteitshandboek van BelastingRaadgevers is een praktisch digitaal hulpmiddel met instructies, vragenlijsten, voorbeelden en modellen voor het stelsel van kwaliteitsbeheersing van kleine en middelgroteadministratiekantoren. 
Onderdelen die niet op uw kantoor van toepassing zijn, kunnen eenvoudig worden uitgezet. Zowel eenmanskantoren als kantoren met meer dan honderd medewerkers kunnen met het Kwaliteitshandboek uit de voeten.
Wilt u meer weten of bent u geïnteresseerd in een demonstratie? Neem dan contact op met Remco van der Veen; 06-51281155.

7. Beantwoording Kamervragen over coulanceperiode PEB

De staatssecretaris van Financiën heeft vragen van de Tweede Kamer beantwoord over het artikel ‘Een op drie ondernemers niet bewust van uitfasering PEB’.
Hij geeft aan het belangrijk te vinden dat alle dga’s met een PEB goed op de hoogte zijn van de veranderde wetgeving, waardoor het PEB wordt uitgefaseerd. De uitfasering van het PEB raakt ongeveer 160.000 dga’s. De meeste dga’s hebben een accountant. Aangezien op een PEB specifieke fiscale wetgeving van toepassing is, is de verwachting dat zij hun accountant, fiscaal dienstverlener of pensioenadviseur inschakelen. Van deze beroepsgroepen mag worden verwacht dat zij ervoor zorgen dat zij op de hoogte zijn van wijzigingen in fiscale regelgeving en ook dat zij – indien de dga geen contact met hen opneemt – zelf contact opnemen met de dga om hen te informeren en adviseren over de uitfasering van het PEB.
Volgens de staatssecretaris wekt het artikel de suggestie dat er uiterlijk 30 juni 2017 heel veel geregeld moet worden. Het enige dat uiterlijk aan het eind van de coulanceperiode moet zijn geregeld is dat de huidige opbouw van het PEB wordt stopgezet. Dit kan door de algemene vergadering bijeen te roepen en middels een addendum op te nemen dat de opbouw stopt. Ook als de dga zou besluiten om een eventueel elders verzekerd pensioen terug te halen naar eigen beheer, moet deze waardeoverdracht plaatsvinden voor het einde van de coulanceperiode. Hierbij heeft de staatssecretaris toegezegd dat hieraan ook is voldaan als het verzoek tot overdracht uiterlijk 30 juni 2017 bij de verzekeraar ligt. De verzekeraar heeft daarna de gebruikelijke termijn om het verzoek af te handelen.
De beslissing om het PEB fiscaal gefaciliteerd af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting hoeft derhalve niet voor het einde van de coulanceperiode te worden genomen. Hiertoe heeft de dga nog tot en met 31 december 2019 – in overleg met zijn adviseur – de tijd, aldus de staatssecretaris.
(Antwoorden Kamervragen, 2017-0000097793)

6. Besluit kapitaalverzekeringen eigen woning aangepast

De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit van 6 december 2014, BLKB2014/1763M (Inkomstenbelasting, kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, beleggingsrecht eigen woning en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3) opnieuw uitgebracht. 
Dit besluit is aangepast aan de gewijzigde wetgeving met ingang van 1 januari 2017 en met ingang van 1 april 2017 (vervallen tijdklemmen). 
In dat kader zijn goedkeuringen opgenomen voor het vervallen van de tijdklemmen voor Brede Herwaarderingskapitaalverzekeringen, het premievrij maken en het verkorten van de premieduur. 
Ook is een goedkeuring opgenomen als de bandbreedte-eis die geldt voor de premie wordt overschreden als gevolg van het aflopen van een rentevast periode van de aan een KEW gekoppelde eigenwoningschuld. 
Daarnaast zijn verschillende paragrafen in het hele besluit aangepast aan het vervallen van de tijdklemmen per 1 april 2017.
U kunt het besluit raadplegen via deze link:
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-28246.html
(besluit van 15 mei 2017, 2017-81019)

5. Terechte navordering van niet aangegeven winst administratiekantoor

Meneer X drijft sinds 1 januari 2008 een administratiekantoor in de vorm van een eenmanszaak. Hij heeft de hiermee behaalde resultaten niet in de aangiften IB/PVV 2009 tot en met 2011 verwerkt.
Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek zijn aan X (navorderings)aanslagen opgelegd. Daarbij heeft de Inspecteur winst uit onderneming in aanmerking genomen. Verder heeft de Inspecteur voor de jaren 2009 tot en met 2011 vergrijpboetes opgelegd en voor het jaar 2012 een verzuimboete van € 226 vanwege het niet (tijdig) doen van aangifte.
De navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 tot en met 2011 berusten volgens Rechtbank Gelderland op een redelijke schatting en blijven mitsdien in stand. Het in 2012 genoten resultaat uit overige werkzaamheden kwalificeert als winst uit onderneming. Door toepassing van de MKB-vrijstelling dienen het belastbaar inkomen uit werk en woning en het bijdrage-inkomen met € 1.612 te worden verminderd. De vergrijpboetes en verzuimboete zijn vanwege de overschrijding van de redelijke termijn door de Rechtbank met 5% verminderd.
X heeft hoger beroep ingesteld maar Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart dat ongegrond.
De door de Inspecteur in aanmerking genomen winsten, die zijn neergelegd in het rapport boekenonderzoek zijn niet te hoog.
De boetes acht het Hof, mede gelet op de professie van X, passend en geboden.
De verzuimboete is voorts terecht opgelegd omdat niet tijdig aangifte is gedaan.
(Hof Arnhem-Leeuwarden, 16/00642 t/m 16/00646)

4. Niet voldaan aan urencriterium; partnerbeloning niet aftrekbaar

Meneer X genoot in de jaren 2011 en 2012 een bijstandsuitkering. Met toestemming van de gemeente verricht hij sinds 2011 onder de naam ’A’ werkzaamheden voor de productie van (promotie)films en documentaires. Daarnaast reviseert X gebruikte computers met het doel deze te verkopen.
In geschil is of X voor het jaar 2012 voldoet aan het urencriterium.
Volgens Rechtbank Gelderland is dat het geval maar Hof Arnhem-Leeuwarden is het hiermee niet eens.
Vast staat dat X de dag- en weekstaten, waarin ruim 3000 uren zijn verantwoord, geruime tijd na afloop van het jaar 2012 aan de hand van zijn agenda en zijn herinneringen heeft opgemaakt. Aan deze week- en dagstaten kan volgens het Hof onvoldoende bewijskracht worden toegekend. X maakt met deze week- en dagstaten en met hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Inspecteur, niet aannemelijk dat aan het urencriterium is voldaan.
Het Hof oordeelt verder dat de Rechtbank terecht heeft beslist dat de aan de fiscale partner van X betaalde arbeidsbeloning van € 2.400 niet op de winst in mindering kan worden gebracht, omdat deze beloning lager is dan het in artikel 3.16, lid 4, Wet IB 2001 genoemde minimumbedrag van € 5.000. Dat de partner deze beloning in haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 heeft opgenomen, doet hier niet aan af.
(Hof Arnhem-Leeuwarden, 16/00605)

  • 1
  • 2