5. Terechte navordering van niet aangegeven winst administratiekantoor
Meneer X drijft sinds 1 januari 2008 een administratiekantoor in de vorm van een eenmanszaak. Hij heeft de hiermee behaalde resultaten niet in de aangiften IB/PVV 2009 tot en met 2011 verwerkt.
Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek zijn aan X (navorderings)aanslagen opgelegd. Daarbij heeft de Inspecteur winst uit onderneming in aanmerking genomen. Verder heeft de Inspecteur voor de jaren 2009 tot en met 2011 vergrijpboetes opgelegd en voor het jaar 2012 een verzuimboete van € 226 vanwege het niet (tijdig) doen van aangifte.
De navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 tot en met 2011 berusten volgens Rechtbank Gelderland op een redelijke schatting en blijven mitsdien in stand. Het in 2012 genoten resultaat uit overige werkzaamheden kwalificeert als winst uit onderneming. Door toepassing van de MKB-vrijstelling dienen het belastbaar inkomen uit werk en woning en het bijdrage-inkomen met € 1.612 te worden verminderd. De vergrijpboetes en verzuimboete zijn vanwege de overschrijding van de redelijke termijn door de Rechtbank met 5% verminderd.
X heeft hoger beroep ingesteld maar Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart dat ongegrond.
De door de Inspecteur in aanmerking genomen winsten, die zijn neergelegd in het rapport boekenonderzoek zijn niet te hoog.
De boetes acht het Hof, mede gelet op de professie van X, passend en geboden.
De verzuimboete is voorts terecht opgelegd omdat niet tijdig aangifte is gedaan.
(Hof Arnhem-Leeuwarden, 16/00642 t/m 16/00646)
4. Niet voldaan aan urencriterium; partnerbeloning niet aftrekbaar
Meneer X genoot in de jaren 2011 en 2012 een bijstandsuitkering. Met toestemming van de gemeente verricht hij sinds 2011 onder de naam ’A’ werkzaamheden voor de productie van (promotie)films en documentaires. Daarnaast reviseert X gebruikte computers met het doel deze te verkopen.
In geschil is of X voor het jaar 2012 voldoet aan het urencriterium.
Volgens Rechtbank Gelderland is dat het geval maar Hof Arnhem-Leeuwarden is het hiermee niet eens.
Vast staat dat X de dag- en weekstaten, waarin ruim 3000 uren zijn verantwoord, geruime tijd na afloop van het jaar 2012 aan de hand van zijn agenda en zijn herinneringen heeft opgemaakt. Aan deze week- en dagstaten kan volgens het Hof onvoldoende bewijskracht worden toegekend. X maakt met deze week- en dagstaten en met hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Inspecteur, niet aannemelijk dat aan het urencriterium is voldaan.
Het Hof oordeelt verder dat de Rechtbank terecht heeft beslist dat de aan de fiscale partner van X betaalde arbeidsbeloning van € 2.400 niet op de winst in mindering kan worden gebracht, omdat deze beloning lager is dan het in artikel 3.16, lid 4, Wet IB 2001 genoemde minimumbedrag van € 5.000. Dat de partner deze beloning in haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 heeft opgenomen, doet hier niet aan af.
(Hof Arnhem-Leeuwarden, 16/00605)