PEB; handreiking fiscale behandeling elders verzekerd pensioen (versie 30 juni 2017)

HANDREIKING FISCALE BEHANDELING ELDERS VERZEKERD PENSIOEN (versie 30 juni 2017)

  1. Inleiding
    Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Wet PEB) ingevoerd. Vanaf die datum dan wel na het eindigen van de coulancetermijn van hetbesluit van 22 maart 2017, nr. 2017-7412, mag een eigenbeheerlichaam niet meer optreden als verzekeraar van pensioenaanspraken die met een fiscale faciliteit worden opgebouwd. Daarnaast mogen opgebouwde pensioenaanspraken niet meer vanuit een niet-eigenbeheerlichaam worden overgedragen naar een eigenbeheerlichaam. Voor pensioenaanspraken die op 31 maart 2017, dan wel uiterlijk bij einde van de coulancetermijn reeds in eigen beheer verzekerd zijn en blijven, kan een eigenbeheerlichaam wel optreden als een toegelaten verzekeraar, in de zin van artikel 19a, eerste lid, onderdeel d of e, Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) (tekst 2016). Dit volgt uit artikel 38n, eerste lid, Wet LB:
    Op aanspraken ingevolge een pensioenregeling waarvan een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, als verzekeraar optreedt, blijven de artikelen 18h, 19a, 19b, 19c, 19d en 38j, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, zoals die artikelen en bepalingen luidden op 31 december 2016, van toepassing.”

Volledigheidshalve of wellicht ten overvloede wordt opgemerkt, dat het woord ‘waarvan’ in de wettekst terugslaat op het woord ‘aanspraken’ en niet op het woord ‘pensioenregeling’. Het overgangsrecht geldt dus niet voor de gehele pensioenregeling, maar slechts voor dat deel van de aanspraken dat uiterlijk bij einde van de coulancetermijn in eigen beheer verzekerd is.

Verder wordt opgemerkt dat in de betreffende bepaling geen peildatum is opgenomen. Het is dus niet zo dat de pensioenaanspraken die uiterlijk bij het eindigen van de coulancetermijn in eigen beheer zijn verzekerd, altijd onder het overgangsrecht blijven vallen. Als dergelijke pensioenaanspraken naderhand worden verzekerd bij een professionele verzekeraar, dan is het overgangsrecht daarna niet meer op die aanspraken van toepassing. Terug overdragen naar eigen beheer kan dan dus niet meer.

Gezien het bovenstaande moet uiterlijk bij einde van de coulancetermijn worden vastgesteld welke pensioenaanspraken op dat moment in eigen beheer verzekerd zijn. Wanneer de opgebouwde pensioenaanspraken gedeeltelijk elders zijn verzekerd, kan het lastig zijn om het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken vast te stellen.

In deze handreiking wordt nader ingegaan op de vraag hoe de in eigen beheer verzekerde aanspraken kunnen worden vastgesteld en hoe na afloop van de coulancetermijn kan worden omgegaan met het elders verzekerde deel van het pensioen. Het gaat hierbij steeds om de situatie waarin het in eigen beheer verzekerde pensioen gehandhaafd wordt, zoals bedoeld in artikel 38n, eerste lid, Wet LB en bovendien het elders verzekerde pensioen niet binnen de coulancetermijn naar eigen beheer is overgedragen.

Er wordt in deze handreiking een onderscheid gemaakt tussen een dekkingspolis (paragraaf 3), een bepaald elders verzekerd pensioen (paragraaf 4) en een onbepaald elders verzekerd pensioen (paragraaf 5). De fiscale behandeling van deze drie vormen van elders verzekerd pensioen is zeer divers. Het is dus van belang om allereerst vast te stellen om wat voor een polis het gaat, om vervolgens de relevante paragraaf van deze handreiking te raadplegen.

In de bijlage is een samenvatting van de fiscale behandeling van de drie soorten elders verzekerde pensioenen opgenomen.

Deze handreiking is mede gebaseerd op de volgende brieven en parlementaire stukken:

  • Brief van Staatssecretaris Wiebes aan de Eerste Kamer van 27 juni 2017, Kamerstukken I, 2016-2017, 34 555, nr. E;
  • Brief van Staatssecretaris Wiebes aan de Eerste Kamer van 13 april 2017, Kamerstukken I, 2016-2017, 34 555, nr. D;
  • Brief van Staatssecretaris Wiebes aan de Eerste Kamer van 10 februari 2017, Kamerstukken I, 2016-2017, 34 555, nr. C;
  • Memorie van Antwoord Wet PEB, Kamerstukken I, 2016-17, 34 552, nr. E;
  • Nota van wijziging Wet PEB, Kamerstukken II, 2016-2017, 34 555, nr. 6;
  • Brief van Staatssecretaris Wiebes aan de Tweede Kamer van 10 november 2016, Kamerstukken II, 2016-2017, 34 552, nr. 38;
  • Brief van de Belastingdienst van 16 april 2004 aan het Verbond van Verzekeraars.
  1. Algemeen
    Van belang is om steeds een onderscheid te maken tussen de drie partijen die bij een pensioenregeling betrokken zijn:
  • werkgever;
  • werknemer/pensioengerechtigde (dga);
  • verzekeraar. In geval van eigen beheer kan dat de werkgever zijn, maar het pensioen kan ook (deels) ondergebracht zijn bij een ander eigenbeheerlichaam of bij een professionele verzekeraar. Onder een professionele verzekeraar wordt mede een pensioenfonds verstaan.

In de tussen de werkgever en de werknemer gesloten pensioenovereenkomst (of pensioenbrief) is vastgelegd op welke pensioenaanspraken de werknemer recht heeft (civielrechtelijk afdwingbaar). De pensioenovereenkomst is dan ook altijd leidend. Vervolgens moet het opgebouwde pensioen verzekerd worden. Zoals aangegeven kan dit (voor een dga) in eigen beheer, dan wel bij een professionele verzekeraar.
De Wet PEB noopt in beginsel niet tot een aanpassing van de omvang van de pensioenafspraken tussen de werkgever en de werknemer. Er wordt enkel een beperking aangebracht ten aanzien de toegelaten verzekeraars van de met fiscale faciliteit op te bouwen pensioenaanspraken. Indien de pensioenovereenkomst echter (mede) voorzag in het opbouwen van pensioen in eigen beheer, moeten de pensioenafspraken uiteraard wel aangepast worden aan de maatregelen van de Wet PEB.

  1. Dekkingspolis
    In geval van een dekkingspolis heeft het eigenbeheerlichaam zelf een verzekering afgesloten ter dekking van de pensioenverplichting die dat eigenbeheerlichaam heeft jegens de dga. Het eigenbeheerlichaam is verzekeringnemer en begunstigde van de dekkingspolis. De professionele verzekeraar heeft dan ook alleen een verplichting jegens het eigenbeheerlichaam en niet tegenover de dga. De dga kan geen aanspraak maken op een uitkering uit de dekkingspolis, maar kan enkel het eigenbeheerlichaam als pensioenverzekeraar aanspreken op de pensioenuitkeringen. In de situatie van een dekkingspolis is er uitsluitend sprake van een pensioen in eigen beheer en niet tevens van bij een professionele verzekeraar verzekerde pensioenaanspraken.

Gezien het bovenstaande heeft de dekkingspolis geen invloed op de omvang van de pensioenverplichting van het eigenbeheerlichaam. De waarde van de dekkingspolis komt dus niet in mindering op de pensioenverplichting, maar de polis moet als bezitting worden opgevoerd op de actiefzijde van de balans van het eigenbeheerlichaam. Hieraan verandert niets als gevolg van het invoeren van de maatregelen van de Wet PEB.
Wel zal moeten worden afgesproken en vastgelegd dat de pensioenopbouw uiterlijk na het eindigen van de coulancetermijn niet meer in eigen beheer zal plaatsvinden. Voortgezette pensioenbouw is mogelijk, maar de nieuw op te bouwen aanspraken zullen dan direct moeten worden verzekerd bij een professionele verzekeraar.

  1. Bepaald elders verzekerd pensioen
    Er is sprake van een bepaald elders verzekerd deel van het pensioen, wanneer de omvang van het elders verzekerde deel zodanig is bepaald, dat er op enig moment geen onzekerheid bestaat over de omvang van de op dat moment in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. De omvang van het bepaald elders verzekerde pensioen is dan in de pensioenovereenkomst of pensioenbrief exact vastgesteld. Er bestaat voor het eigenbeheerlichaam geen verplichting om het door de dga van de professionele verzekeraar te ontvangen pensioen aan te vullen tot het door de werkgever toegezegde pensioen.

Van de opgebouwde aanspraken kan bijvoorbeeld een vast percentage elders verzekerd zijn (verhouding elders verzekerd en eigen beheer 50:50 of 60:40 etc.). Er kan ook sprake zijn van een vaststaande elders verzekerde uitkering: bijvoorbeeld € 10.000 elders verzekerd en de rest van het opgebouwde pensioen in eigen beheer.

De dga is begunstigde van het elders verzekerde pensioen. Hij/zij kan dus rechtstreeks bij de professionele verzekeraar een deel van het pensioen opeisen. Voor dat deel is het eigenbeheerlichaam als verzekeraar bevrijd van haar verplichtingen.

4.1 Splitsing
In geval van een bepaald elders verzekerd deel van de pensioenaanspraken moeten uiterlijk bij einde van de coulancetermijn het eigen beheerdeel en het elders verzekerde deel van de pensioenaanspraken van elkaar gesplitst worden. Omdat de omvang van het elders verzekerde deel al vaststaat, is op dat moment ook al bekend voor welk deel het eigenbeheerlichaam nog aangesproken kan worden en dus nog optreedt als verzekeraar van een pensioen in eigen beheer. In principe hoeft hiervoor dus geen extra/aparte berekening gemaakt te worden.

De splitsing leidt er toe dat er vanaf dat moment sprake is van twee aparte, op zichzelf staande delen van een pensioenregeling:

  • één deel van de pensioenregeling dat in eigen beheer wordt uitgevoerd. In dat deel kan geen pensioen meer worden opgebouwd;
  • één deel van de pensioenregeling dat door een professionele verzekeraar wordt uitgevoerd. In dit deel kan wel nog pensioen worden opgebouwd. Voorwaarde is dan wel dat dit wordt verwerkt in de pensioenovereenkomst. Overdracht van dit bij de professionele verzekeraar verzekerde pensioen naar een eigenbeheerlichaam is na het eindigen van de coulancetermijn niet meer mogelijk.

Let op: als een deel van de pensioenregeling fiscaal onzuiver wordt, dan geldt dat voor de gehele regeling, dus voor beide delen.

4.2 Rendement
Een waardeontwikkeling van de polis als gevolg van rendement heeft na de splitsing geen effect meer op het in eigen beheer verzekerde pensioen. Er is immers sprake van twee afzonderlijke delen van een pensioenregeling.

Er wordt alvast opgemerkt dat een waardeontwikkeling als gevolg van een premiebetaling aan de professionele verzekeraar wel gevolgen kan hebben voor het in eigen beheer verzekerde pensioen. Hiervan zal sprake zijn als met de premiebetaling een stukje van het in eigen beheer verzekerde pensioen wordt overgeheveld naar het bepaalde elders verzekerde deel van de pensioenregeling (zie hierna in paragraaf 4.3).

Bij de waardering van de pensioenverplichting voor het in eigen beheer verzekerde deel van het pensioen op de fiscale balans wordt geen rekening gehouden met het bepaalde deel van het elders verzekerde pensioen. Het betreft namelijk twee afzonderlijke delen van een pensioenregeling.

4.3 Premiebetaling
Ook na afloop van de coulancetermijn kunnen nog premies worden betaald voor het elders verzekerde pensioen. In dat geval zijn er twee situaties te onderscheiden:

  1. Er is afgesproken dat er nog pensioenopbouw plaatsvindt in het deel van de pensioenregeling dat elders verzekerd is. De voortgezette premiebetaling heeft dan betrekking op de nieuwe pensioenopbouw. De premiebetaling heeft dan geen effect op de pensioenaanspraken die het eigenbeheerlichaam verzekert;
  2. De dga en de werkgever komen overeen dat geen pensioenopbouw meer plaatsvindt, ook niet in het elders verzekerde deel van de pensioenregeling. Feitelijk wordt dan met elke premiebetaling een stukje van het in eigen beheer verzekerde pensioen overgeheveld naar het elders verzekerde deel van de pensioenregeling. Voor zover het elders verzekerde pensioen gedekt is door middel van een kapitaal (zoals bijvoorbeeld bij een zogenoemde streefregeling het geval is) en in eigen beheer het eerder opgebouwde middelloon- of eindloonpensioen wordt verzekerd, dan dient de aan de professionele verzekeraar betaalde premie op basis van actuele verzekeringstarieven herleid te worden naar een pensioenuitkering. Het in eigen beheer verzekerde pensioen neemt dan bij iedere premiebetaling af met deze herleide pensioenuitkering. Voor de herleiding kan worden aangesloten bij de grondslagen van het door de Belastingdienst ontwikkelde rekenmodel van de Benaderde Markt Waarde, zoals opgenomen in hetVraag & Antwoord 13-006.

    Is sprake van een elders verzekerde pensioenuitkering (denk aan een bedrijfstak- of beroepspensioenfonds), dan vermindert het in eigen beheer verzekerde pensioen met de aangroei van de elders verzekerde pensioenuitkering die het gevolg is van de voortgezette premiebetalingen aan de professionele verzekeraar. Zoals eerder aangegeven geldt het vorenstaande enkel voor zover die aangroei het gevolg is van de premiebetaling. Een toeslag of indexatie, positief dan wel negatief, van het elders verzekerde pensioen heeft geen effect op de omvang van het in eigen beheer verzekerde pensioen.

4.4 Handelingen
De volgende handelingen moeten uiterlijk aan het einde van de coulanceperiode van het besluit van 22 maart 2017 worden verricht:

  • Er wordt een addendum op de oorspronkelijke pensioenovereenkomst opgesteld (tussen de werkgever en de dga). Hierin wordt in ieder geval opgenomen, dat de pensioenregeling in twee delen wordt gesplitst: één deel dat in eigen beheer wordt uitgevoerd en één deel dat elders verzekerd is;
  • In het addendum wordt tevens vastgelegd dat in het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenregeling geen pensioenopbouw meer zal plaatsvinden;

Ten aanzien van het elders verzekerde deel van de pensioenregeling moet eveneens in het addendum worden vastgelegd of er al dan niet nog pensioenopbouw plaatsvindt. Als sprake is van voortgezette pensioenopbouw, dan moet hiervoor een nieuwe pensioenovereenkomst worden opgesteld die voldoet aan de bepalingen van Hoofdstuk IIB Wet LB.
Indien met een voortgezette premiebetaling feitelijk jaarlijks een deel van het eigen beheerpensioen wordt overgedragen naar het elders verzekerde deel van de pensioenregeling, dan moet deze jaarlijkse waardeoverdracht worden vastgelegd in het eerder genoemde addendum. Jaarlijks wordt bijgehouden welk deel van het pensioen nog in eigen beheer wordt uitgevoerd.
De Algemene Vergadering beslist doorgaans over de arbeidsvoorwaarden van directieleden. Deze beslissingen dienen te worden genotuleerd en verwerkt in de arbeidsvoorwaarden van de directieleden.

  1. Onbepaald elders verzekerd pensioen
    Het kan zijn dat de omvang van het elders verzekerde pensioen nog niet vaststaat. Denk hierbij aan de situatie dat er bij een professionele verzekeraar op een pensioenpolis van de dga een kapitaal (of belegging) is verzekerd waarvan de dga begunstigde is, terwijl de pensioentoezegging op een eindloon- of middelloonsysteem is gebaseerd. Pas op het moment dat het verzekerde kapitaal wordt omgezet in een pensioenuitkering, komt vast te staan welk deel van de pensioenaanspraken uiteindelijk wordt verzekerd door het eigenbeheerlichaam.
    De omvang van de totale opgebouwde pensioenaanspraken volgt uit de pensioenovereenkomst en staat vast. De omvang van het elders verzekerde deel van het pensioen is onzeker. De werkgever dient er voor zorg te dragen dat het eigenbeheerlichaam (kan de werkgever zijn of een ander eigenbeheerlichaam) het elders verzekerde pensioen aanvult tot aan de in totaal opgebouwde pensioenaanspraken. Alvast wordt opgemerkt dat na splitsing deze aanvulling beperkt blijft tot maximaal de omvang van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken op moment van splitsing, zie hierna inparagraaf 5.3. Het elders verzekerde pensioen en het in eigen beheer gehouden pensioen zijn daarmee communicerende vaten.

5.1 Splitsing
Uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn moet vast staan voor welk deel van de op dat moment opgebouwde pensioenaanspraken het eigenbeheerlichaam optreedt als verzekeraar. Hiervoor moet het onbepaald elders verzekerde pensioen worden herleid naar een pensioenuitkering. De in totaal opgebouwde pensioenaanspraken verminderd met deze herleide elders verzekerde uitkering, vormt dan het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken waarvoor gebruik gemaakt kan worden van het overgangsrecht van artikel 38n, eerste lid, Wet LB. Dit overgangsrecht geldt niet voor het elders verzekerde deel van het pensioen en tevens niet voor de pensioenaanspraken die na afloop van de coulancetermijn vanuit eigen beheer worden overgedragen naar een professionele verzekeraar.

Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet PEB is aangegeven, dat voor het vaststellen van het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraken het onbepaalde elders verzekerde deel moet worden herleid naar pensioenuitkeringen met inachtneming van de fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen, zie Kamerstukken II 2016/17, 34 555, nr. 5, p. 37:
De NOB vraagt wat de fiscale waarde van de pensioenverplichting is indien voor het bepalen van de omvang van de pensioenverplichting van de bv het elders verzekerde pensioenkapitaal wordt verwerkt door middel van de herleidingsmethode. Ook het RB vraagt hiernaar. Voor de afkoop en de omzetting in een oudedagsverplichting wordt uitgegaan van de voor de toepassing van de Wet Vpb 1969 in aanmerking te nemen waarde. De voor de balanswaardering van de pensioenverplichting toe te passen herleiding van het elders verzekerde pensioenkapitaal naar pensioenuitkeringen dient plaats te vinden met inachtneming van de fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen. Hieruit volgt dat de herleidingsmethode ook voor het vaststellen van de fiscale balanswaarde voor de uitfasering van het in eigen beheer gehouden deel van de pensioenaanspraak dient te worden toegepast met inachtneming van de fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen.

Aangezien het elders verzekerde pensioenkapitaal te zijner tijd op basis van de tarieven van de professionele verzekeraar zal worden omgezet in een pensioenuitkering, bestaat het risico dat de uiteindelijk van de verzekeraar te ontvangen pensioenuitkering lager zal zijn dan de uitkering die op basis van de fiscale balanswaarderingsgrondslagen is herleid. Dit risico van een lagere elders verzekerde uitkering kan worden beperkt, door voor de herleiding uit te gaan van de actuele tarieven van verzekeringsmaatschappijen. Voor een benadering van deze tarieven kan worden aangesloten bij de grondslagen van de Benaderde Markt Waarde, zoals opgenomen in het eerder genoemde Vraag & Antwoord 13-006.

Herleiding op basis van actuele verzekeringstarieven leidt in de meeste gevallen tot een (eenmalige) stijging van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. De lasten die samenhangen met deze stijging van de pensioenverplichting van het eigenbeheerlichaam kunnen met inachtneming van de artikelen 3.25 t/m 3.29 Wet IB 2001 en artikel 8, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) (tekst 2016) ten laste van het fiscale resultaat van het eigenbeheerlichaam worden gebracht. De beperkingen van artikel 34e, derde lid, Wet Vpb zijn niet op deze (eenmalige) stijging van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken van toepassing. Ook niet als na splitsing gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van artikel 38n, tweede lid, Wet LB.

Uiterlijk bij einde van de coulancetermijn, zal de hierboven beschreven herleiding (op basis van fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen dan wel de actuele tarieven van verzekeringsmaatschappijen) moeten plaatsvinden op basis van de waarde van de externe polis op dat moment. Het is dus niet toegestaan om uit te gaan van het naar die datum contant gemaakte verzekerde kapitaal op expiratiedatum van de polis. Ook kan geen rekening worden gehouden met toekomstige garanties of nog niet gerealiseerde winstdelingen. Tot slot kan de herleiding niet plaatsvinden op basis van de afkoopwaarde van de polis.

Hieronder volgt een gestileerd voorbeeld:

 

Fiscale herleiding

Commerciële herleiding

Totaal opgebouwde pensioenaanspraken

€ 20.000

€ 20.000

Verzekerd kapitaal

€ 80.000

€ 80.000

Herleide uitkering

€ 6.000

€ 4.000

Eigen beheerpensioen

€ 14.000

€ 16.000

5.2 Al dan niet omzetten naar bepaald elders verzekerd pensioen
Na het vaststellen van het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraken, dient er een keuze gemaakt te worden. De werkgever en de dga kunnen overeenkomen, dat het onbepaald elders verzekerde pensioen wordt omgezet in een bepaald elders verzekerd pensioen. In dat geval wordt de oorspronkelijke pensioenregeling gesplitst in twee afzonderlijke delen. Het elders verzekerde deel van de pensioenregeling kan daarbij het karakter krijgen van bijvoorbeeld een zogenoemde streefregeling of van een beschikbare premieregeling.
Zie voor de verdere behandeling van een bepaald elders verzekerd pensioen de paragrafen 4.2, 4.3 en 4.4 van deze handreiking.

Een andere optie is om het onbepaald elders verzekerde pensioen onbepaald te laten. In dat geval blijft de oorspronkelijke pensioenregeling als één geheel in stand. De hierna volgende paragrafen zien enkel op deze situatie.

5.3 In eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken niet hoger dan bij einde coulancetermijn
Wanneer het onbepaald elders verzekerde pensioen onbepaald blijft, dan is er ook na afloop van de coulancetermijn sprake van een pensioenregeling als één geheel. Enkel de verzekering van de in deze regeling opgebouwde pensioenaanspraken is verdeeld over een eigen beheerdeel en een onbepaald elders verzekerd deel (de regeling zelf is dus niet gesplitst/opgedeeld). Een waardeontwikkeling van het elders verzekerde deel, voor zover het gevolg van rendementen of van tariefswijzigingen, kan effect hebben op het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken. Dit geldt ook na einde van de coulancetermijn.

Waardeontwikkeling onbepaald elders verzekerde deel door rendement of tariefswijzigingen
Een positieve waardeontwikkeling van het onbepaald elders verzekerde deel, samenhangend met rendement of tarief, leidt er altijd toe dat de pensioenverplichting in eigen beheer afneemt ook in de periode voorafgaand aan de pensioeningangsdatum. Kent het op de polis verzekerde pensioen een negatieve ontwikkeling, dan neemt de pensioenverplichting in eigen beheer toe. Deze toename van de in eigen beheer verzekerde aanspraken kan echter slechts plaatsvinden tot maximaal het niveau van de uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken, zoals omschreven in paragraaf 5.1. Zou de waarde van de polis verder dalen, dan kan er vanuit eigen beheer geen extra aanvulling op de pensioenuitkeringen meer plaatsvinden. De contractueel benodigde aanvulling moet dan geschieden in de vorm van een extra premie- of koopsomstorting in de polis, zodat het totaal van de toegezegde pensioenaanspraken verzekerd blijft (deels eigen beheer en deels extern).

Het is echter ook mogelijk dat dga en werkgever uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn afspreken dat de werkgever de negatieve ontwikkeling van het elders verzekerde pensioen niet verder zal aanvullen dan tot aan het niveau van de uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. Deze wijziging van de pensioenovereenkomst moet dan wel schriftelijk worden vastgelegd. Een negatieve ontwikkeling van het elders verzekerde pensioen kan dan een verlaging van de pensioenaanspraken van de dga tot gevolg hebben.

In het voorbeeld uit paragraaf 5.1 (uitgaande van fiscale herleiding) kan een gunstig polisrendement c.q. ontwikkeling van het tarief in jaar 1 er toe leiden dat het eigen beheerpensioen daalt van € 14.000 naar € 13.000. Als er in jaar 2 een negatief rendement c.q. negatieve ontwikkeling van het tarief volgt, dan kan het eigen beheerpensioen weer stijgen tot maximaal € 14.000. Zou het negatieve rendement c.q. ontwikkeling van het tarief aanhouden, dan kan geen extra aanvulling meer vanuit het eigenbeheerlichaam plaatsvinden. Er moet dan een extra koopsom in de polis worden gestort, zodat er in totaal € 20.000 aan pensioen verzekerd blijft. Ook kunnen partijen vooraf afspreken dat een eventuele daling van het uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde elders verzekerde pensioen voor rekening van de dga zal komen en niet zal worden aangevuld door de werkgever, middels een storting in de polis. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat aanvulling tot aan het niveau van de uiterlijk bij einde van de coulancetermijn vastgestelde in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken wel eerst dient plaats te vinden.

Toets
Steeds moet worden getoetst of het maximale niveau van het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken is bereikt. Deze toetsing vindt plaats door het extern verzekerde pensioen op basis van fiscale waarderingsgrondslagen te herleiden naar een uitkering (ongeacht de grondslagen die ten tijde van de splitsing zijn gehanteerd). De totale opgebouwde pensioenaanspraken, verminderd met de herleide uitkering, mogen niet boven het vastgestelde maximale niveau van het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken uitkomen.

Ter verduidelijking: in het voorbeeld van paragraaf 5.1 leidt splitsing met behulp van herleiding op basis van actuele verzekeringstarieven tot een maximaal in eigen beheer te verzekeren pensioen van € 16.000. Stel dat de splitsing plaatsvindt één dag voor balansdatum. Op balansdatum wordt getoetst of het maximale eigen beheer niveau wordt overschreden. Op basis van een fiscale herleiding bedragen de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken € 14.000. Hiermee wordt het maximum van € 16.000 dus niet overschreden.

Balanswaardering
Let op dat aan het einde van het boekjaar, waarin de splitsing als bedoeld in paragraaf 5.1 plaatsvindt, de fiscale pensioenvoorziening in de aangifte vennootschapsbelasting wordt vastgesteld met inachtneming van de artikelen 3.25 t/m 3.29 Wet IB 2001 en artikel 8, zesde lid, Wet Vpb (tekst 2016). Deze waarderingsregels gelden ook voor het onbepaald elders verzekerde deel. Ook indien bij de splitsing als bedoeld in paragraaf 5.1 van deze handreiking een herleiding is toegepast op basis van actuele verzekeringstarieven, zal de pensioenverplichting op de fiscale balans aan het einde van betreffende boekjaar gewaardeerd moeten worden met inachtneming van de fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen (dus fiscale herleiding). De in paragraaf 5.1 bedoelde lasten worden dan ook alleen geëffectueerd, wanneer het onbepaald elders verzekerde pensioen wordt omgezet in een bepaald elders verzekerd pensioen.

Een en ander leidt er toe, dat wanneer het elders verzekerde pensioen onbepaald blijft, de splitsing louter een extracomptabele berekening betreft om het maximale niveau van het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken vast te kunnen stellen. Voor de fiscale balanswaardering van de pensioenverplichting heeft de splitsing vooralsnog geen gevolgen. Uiteraard is wel de omvang van de in eigen beheer te verzekeren pensioenaanspraken beperkt en daarmee de hoogte van de voorziening, als afgeleide van die aanspraken.

5.4 Premiebetaling
Indien er nog premie wordt betaald ten aanzien van het elders verzekerde pensioen, dan geldt hetzelfde als omschreven in paragraaf 4.3. Afhankelijk van de afspraak omtrent pensioenopbouw kan er sprake zijn van een aangroei van het elders verzekerde pensioen of van een geleidelijke overheveling van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken naar het elders verzekerde deel.

In geval van een feitelijke waardeoverdracht van in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken naar het elders verzekerde pensioen, kan in een later jaar voor het overgedragen deel geen aanvulling in eigen beheer meer plaatsvinden. Het maximale niveau van een eventuele aanvulling in eigen beheer (bij tegenvallend rendement of nadelige tariefswijzigingen) wordt jaarlijks verlaagd als gevolg van de feitelijke waardeoverdracht naar het elders verzekerde pensioen.

In het voorbeeld uit paragraaf 5.1 (uitgaande van fiscale herleiding) is het eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraken vastgesteld op € 14.000. Wanneer als gevolg van een premiebetaling feitelijk € 1.000 vanuit eigen beheer is overgedragen naar het elders verzekerde pensioen, dan kan het eigenbeheerlichaam voor nog maar maximaal € 13.000 worden aangesproken. In geval van een (aanhoudend) negatief polisrendement c.q. negatieve tariefsontwikkelingen in het voorbeeld uit paragraaf 5.3, zal dus een aanvullende koopsom in de polis moeten worden gestort, wanneer met deze verzekering minder dan € 7.000 aan pensioenuitkering kan worden aangekocht. Deze aanvullende koopsom in de polis hoeft uiteraard niet gestort te worden indien partijen eerder hebben afgesproken dat een eventuele daling van het uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde elders verzekerde pensioen voor rekening van de dga zal komen en niet zal worden aangevuld door de werkgever, middels een storting in de polis. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat aanvulling tot aan het niveau van de uiterlijk bij einde van de coulancetermijn vastgestelde in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken wel eerst dient plaats te vinden.

Voor de bepaling van de omvang van het uit eigen beheer overgedragen pensioen naar het elders verzekerde pensioen, dient de premie of koopsom te worden herleid naar een uitkering op basis van actuele verzekeringstarieven (ongeacht de grondslagen die ten tijde van splitsing zijn gehanteerd).

Gezien het bovenstaande is het dus van belang om steeds goed op te letten of een waardeontwikkeling van de polis het gevolg is van rendement of tariefswijzigingen enerzijds of van een premie inleg dan wel koopsomstorting anderzijds. Beide categorieën hebben een ander mogelijk effect op de pensioenverplichting in eigen beheer, dat tevens op een andere wijze moet worden vastgesteld.

5.5 Handelingen
De volgende handelingen moeten uiterlijk bij het einde van de coulanceperiode van het besluit van 22 maart 2017 worden verricht:

  • Allereerst worden de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken vastgesteld. Dit kan door het elders verzekerde kapitaal op basis van fiscale grondslagen te herleiden naar een pensioenuitkering. Herleiding op basis van de actuele verzekeringstarieven is eveneens toegestaan. De totale opgebouwde pensioenaanspraken verminderd met de herleide pensioenuitkering is het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraken;
  • Er wordt een keuze gemaakt tussen het al dan niet omzetten van het onbepaald verzekerde pensioen in een bepaald verzekerd pensioen. Dit wordt vastgelegd in een aanhangsel op de pensioenovereenkomst. Wordt gekozen voor omzetting in een bepaald elders verzekerd deel, zie dan verderparagraaf 4.4 van deze handreiking. Blijft er sprake van een onbepaald elders verzekerd deel, dan dienen onderstaande handelingen nog te worden verricht;
  • In voornoemd aanhangsel wordt vastgelegd dat het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken niet hoger zal worden dan het uiterlijk bij einde van de coulancetermijn vastgestelde niveau. Dit niveau wordt tevens vastgelegd in het aanhangsel;
  • In het aanhangsel wordt vastgelegd of een eventuele daling van het uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde elders verzekerde pensioen voor rekening van de dga zal komen en wel of niet zal worden aangevuld door de werkgever door middel van aanvullende stortingen in het elders verzekerde deel;
  • Ten aanzien van het onbepaald elders verzekerde deel van het pensioen wordt eveneens in het aanhangsel vastgelegd of er al dan niet nog pensioenopbouw plaatsvindt. Als sprake is van voortgezette pensioenopbouw, dan moet deze opbouw nader gedefinieerd worden in het aanhangsel. Hierbij dienen de bepalingen van Hoofdstuk IIB Wet LB in acht te worden genomen.

Indien met een eventuele voortgezette premiebetaling feitelijk jaarlijks een deel van het eigen beheerpensioen wordt overgedragen naar het elders verzekerde deel van de pensioenaanspraken, dan moet deze jaarlijkse waardeoverdracht worden vastgelegd in het eerder genoemde aanhangsel. Jaarlijks wordt bijgehouden welk deel van het pensioen nog in eigen beheer wordt uitgevoerd en welk deel van het pensioen elders is verzekerd. Het eerder genoemde vastgelegde maximum niveau van het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken wordt steeds verminderd met de in een later jaar overgedragen pensioenaanspraken.
De Algemene Vergadering beslist doorgaans over de arbeidsvoorwaarden van directieleden. Deze beslissingen dienen te worden genotuleerd en verwerkt in de arbeidsvoorwaarden van de directieleden.

Bijlage: samenvatting

Dekkingspolis (paragraaf 3)

Kenmerk

Eigenbeheerlichaam is begunstigde. Dga kan geen aanspraak maken op een uitkering van de professionele verzekeraar.

Splitsing

Niet van toepassing. Pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd.

Rendement

Geen effect op eigen beheer. Pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd.

Premiebetaling

Geen effect op eigen beheer. Pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd.

Handelingen

·       Vóór einde coulancetermijn pensioenopbouw in eigen beheer stopzetten;

·       Notulen AV en aanpassen arbeidsvoorwaarden dga.

Bepaald elders verzekerd pensioen (paragraaf 4)

Kenmerk

Omvang elders verzekerd pensioen staat vast (in percentage of bedrag).

Splitsing

Pensioenregeling splitsen in twee afzonderlijke delen: eigen beheer deel en elders verzekerd deel.

Rendement

Geen effect op eigen beheer. Elders verzekerd is afzonderlijk deel.

Premiebetaling

Keuzemogelijkheid:

·       Premiebetaling ziet op opbouw elders verzekerd deel. Geen effect op eigen beheer;

·       Premiebetaling ziet op overheveling eigen beheer naar elders verzekerd. Eigen beheer daalt. Overheveling terug naar eigen beheer is niet mogelijk.

Handelingen

·       Vóór einde coulancetermijn pensioenopbouw in eigen beheer stopzetten;

·       Splitsing pensioenregeling vastleggen in aanhangsel;

·       Keuze maken ten aanzien van premiebetaling:

o   stopzetten of voortzetten;

o   opbouw elders verzekerd of overheveling eigen beheer naar elders verzekerd;

·       Notulen AV en aanpassen arbeidsvoorwaarden dga.

Onbepaald elders verzekerd pensioen (paragraaf 5)

Kenmerk

Omvang elders verzekerd pensioen staat niet vast (bijv. kapitaal of belegging).

Splitsing

Elders verzekerd kapitaal herleiden naar uitkering op basis van fiscale grondslagen, dan wel op basis van actuele verzekeringstarieven. Totaal opgebouwde aanspraak minus herleide uitkering is in eigen beheer verzekerd pensioen.
Keuzemogelijkheid:

·       Onbepaald elders verzekerd pensioen omzetten in bepaald elders verzekerd pensioen, zie verder paragraaf 4.2 t/m 4.4;

·       Onbepaald elders verzekerd pensioen onbepaald laten, zie verder hieronder.

Rendement

·       Positief: in eigen beheer verzekerd pensioen daalt;

·       Negatief: in eigen beheer verzekerd pensioen stijgt tot maximaal het niveau ten tijde van splitsing. Daarna wordt het pensioen van de dga lager of moeten aanvullende premies/koopsommen bij de professionele verzekeraar gestort worden.

Premiebetaling

Keuzemogelijkheid:

·       Premiebetaling ziet op opbouw elders verzekerd deel. Geen effect op eigen beheer;

·       Premiebetaling ziet op overheveling eigen beheer naar elders verzekerd. Maximum niveau van in eigen beheer verzekerd pensioen daalt. Overheveling terug naar eigen beheer is niet mogelijk.

Handelingen

·       Vóór einde coulancetermijn pensioenopbouw in eigen beheer stopzetten;

·       Splitsing pensioenregeling vastleggen in aanhangsel;

·       Keuze maken onbepaald bepaald maken (zie verder paragraaf 4.4) of onbepaald laten (zie hieronder);

·       Keuze maken eventuele daling van het elders verzekerde pensioen voor rekening van de dga of voor rekening van werkgever met aanvullende stortingen in elders verzekerd pensioen;

·       Keuze maken ten aanzien van premiebetaling:

o   stopzetten of voortzetten;

o   opbouw elders verzekerd of overheveling eigen beheer naar elders verzekerd (maximum niveau eigen beheer daalt);

·       Notulen AV en aanpassen arbeidsvoorwaarden dga.

7. PEB; afkoop en aangifte loonheffingen

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst (CAP) heeft het volgende bekend gemaakt:
Volgens artikel 38n Wet LB 1964 is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om met een fiscale faciliteit het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak volledig af te kopen. De afkoopsom dient als loon uit vroegere dienstbetrekking in de aangifte loonheffingen te worden aangegeven. Als het eigenbeheerlichaam nog geen aangifte loonheffingen doet, dan moet deze aangifte terzake van de afkoop van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak eenmalig gedaan worden.
De Belastingdienst verstuurt hierover een brief aan het eigenbeheerlichaam zodra het verplicht door de dga in te zenden informatieformulier is ontvangen.
Wanneer het in eigen beheer verzekerde pensioen wordt afgekocht en het eigenbeheerlichaam nog niet is opgenomen voor de loonheffingen, zal de Belastingdienst, na ontvangst van het informatieformulier, eenmalig – digitaal – een aangifte loonheffingen uitreiken aan het eigenbeheerlichaam over het tijdvak waarin de afkoop plaatsvindt. De termijn voor het doen van aangifte voor de loonheffingen begint uiteraard pas te lopen op het moment dat de aangifte is uitgereikt.

6. Ernstige nalatigheid boekhouder verhindert strafoplegging aan bestuurder niet

In deze fiscale fraudezaak wordt bestuurder X door de strafkamer van Hof Den Bosch veroordeeld ter zake van 'het opdracht geven tot het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.'
Hoewel de boekhouder ernstig nalatig is geweest in haar werkzaamheden, betekent dit volgens het Hof niet dat X vrijuit gaat.
Het Hof is van oordeel dat ondanks de beperkte fiscale en boekhoudkundige kennis van X, zij gelet op de grote verschillen in vergelijking met de gang van zaken bij haar eerdere boekhouder, had moeten ingrijpen.
Door niet in te grijpen waar X had behoren in te grijpen, is zij tekortgeschoten in haar samenwerking met de boekhouder. Door dit tekortschieten, in combinatie met de omstandigheid dat zij zelf maandelijks enkel de bedragen aan omzetbelasting aan haar boekhouder doorgaf, heeft X bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangiften omzetbelasting onjuist werden ingediend.
Alles afwegende acht het Hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
(Hof Den Bosch, nr. 20-004067-14)

5. Overzicht uitkeringsbedragen en maatregelen Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 juli 2017

Per 1 juli 2017 worden de Participatiewet, IOAW en IOAZ, AOW, Anw, Wajong, WW, WIA, WAO, ZW en TW aangepast als gevolg van de stijging van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2017. Dit komt doordat deze uitkeringen gekoppeld zijn aan het wettelijk minimumloon. Het minimumloon stijgt van € 1.551,60 naar € 1.565,40 bruto per maand.

Tevens wordt het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 herzien. Vanaf deze datum geldt het algemene minimumloon vanaf 22 jaar, in plaats vanaf 23 jaar.

De aangepaste bedragen volgen hieronder.

Participatiewet

Per 1 juli 2017 stijgen de bijstandsuitkeringen. De (netto) uitkeringen voor mensen vanaf 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd zijn afhankelijk van leeftijd en situatie:

Gehuwden/samenwonenden

   

per maand

1.338,84

vakantie-uitkering

70,47

Totaal

1.409,31

Alleenstaanden en alleenstaande ouders

   

per maand

937,19

vakantie-uitkering

49,33

Totaal

986,52

De (netto) uitkeringen, voor mensen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd zijn (afhankelijk van leeftijd en situatie):

Gehuwden/samenwonenden

   

per maand

1.439,00

vakantie-uitkering

75,74

Totaal

1.514,74

Alleenstaanden en alleenstaande ouders

   

per maand

1.053,06

vakantie-uitkering

55,42

Totaal

1.108,48

De (netto) uitkeringen voor mensen die in een inrichting verblijven zijn (afhankelijk van leeftijd en situatie):

Gehuwden/samenwonenden

   

per maand

461,55

vakantie-uitkering

24,29

Totaal

485,84

Alleenstaanden en alleenstaande ouders

   

per maand

296,73

vakantie-uitkering

15,62

Totaal

312,35

Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering is ook relevant of er sprake is van eigen vermogen. Onderstaand een overzicht van het vermogen dat de verschillende groepen mogen hebben om nog in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering:

Gehuwden/samenwonenden en alleenstaande ouders

11.880,-

Alleenstaanden

5.940,-

Voor mensen die een bijstandsuitkering ontvangen en in een eigen huis wonen, geldt een extra vrijstelling van maximaal € 50.100,-.

IOAW en IOAZ

De IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers) is bedoeld voor oudere langdurig werklozen, die geboren zijn vóór 1 januari 1965 en die 50 jaar of ouder waren toen zij werkloos werden. De IOAW is onder bepaalde voorwaarden ook bedoeld voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen.

De IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen) is bedoeld voor ex-zelfstandigen van 55 jaar of die noodgedwongen hun bedrijf of beroep moesten beëindigen. De IOAZ is onder bepaalde voorwaarden ook bedoeld voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen.

De IOAW en de IOAZ vullen het gezamenlijke inkomen aan tot bijstandsniveau. Op onderstaande bedragen worden de bruto inkomsten in mindering gebracht.

Gehuwden/samenwonenden (beide partners 21 jaar of ouder)       

per maand

1.506,52

vakantie-uitkering

120,54

Totaal

1.627,04

Alleenstaanden en alleenstaande ouders zonder meerderjarige medebewoners

   

per maand

1.163,94

vakantie-uitkering

93,12

Totaal

1.257,05

Alleenstaanden en alleenstaande ouders met een of meer meerderjarige medebewoners

   

per maand

957,80

vakantie-uitkering

76,63

Totaal

1.034,42

In tegenstelling tot de bijstand wordt bij de IOAW geen rekening gehouden met het eigen vermogen. Bij de IOAW wordt wel rekening gehouden met andere inkomsten. Bij de IOAZ wordt rekening gehouden met andere inkomsten en het eigen vermogen. Van het

vermogen dat iemand meer heeft dan € 130.549,- wordt jaarlijks drie procent verrekend met de uitkering.

Voor mensen die een IOAZ-uitkering krijgen en een pensioentekort hebben, geldt dat zij tot maximaal € 122.082,- voor aanvullende pensioenvoorzieningen mogen hebben zonder dat dit met hun uitkering wordt verrekend.

AOW

AOW’ers die getrouwd zijn of samenwonen hebben ieder een eigen recht op een AOW- uitkering (basispensioen). De hoogte daarvan is gebaseerd op de helft van het netto minimumloon. De AOW voor een alleenstaande is gebaseerd op 70 procent van het netto minimumloon.

Voor gehuwde of samenwonende AOW’ers van wie de partner jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd gelden afwijkende regels. Het pensioen is gebaseerd op 50 procent van het netto minimumloon (de uitkering voor een gehuwde). Daarbovenop komt een toeslag van maximaal hetzelfde bedrag (bruto € 775,49). Vanaf 1 januari 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom. Hierop geldt één uitzondering: mensen die als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd pas na 1 januari 2015 AOW- gerechtigd worden, hebben nog wel recht op toeslag. Het gaat hier om mensen die in november en december 2014 65 jaar zijn geworden.

Als het recht op pensioen al is ingegaan voor 1 februari 1994, dan valt de AOW’er onder een overgangsregeling en is het pensioen gebaseerd op 70 procent van het netto minimumloon. De toeslag voor deze AOW’ers is maximaal 30 procent.

De bruto uitkeringsbedragen per 1 juli 2017, voor AOW’ers van wie het recht op pensioen is ingegaan na 1 februari 1994, zijn:

Gehuwden/samenwonenden

   

per maand

775,49

vakantie-uitkering

50,18

Totaal

825,67

Gehuwden/samenwonenden met maximale toeslag (partner jonger dan 65 jaar)

   

per maand

1550,98

vakantie-uitkering

100,36

Totaal

1651,34

Maximale toeslag

   

per maand

775,49

vakantie-uitkering

50,18

Totaal

825,67

Alleenstaanden

   

per maand

1136,13

vakantie-uitkering

70,26

Totaal

1206,39

De bruto uitkeringsbedragen per 1 juli 2017 voor AOW’ers die met pensioen zijn gegaan vóór 1 februari 1994 zijn (88 jaar en ouder):

Gehuwden/samenwonenden zonder maximale toeslag (partner jonger dan 65 jaar)

per maand

1136,13

vakantie-uitkering

70,26

Totaal

1206,39

Gehuwden/samenwonenden met maximale toeslag (partner jonger dan 65 jaar)

   

per maand

1550,98

vakantie-uitkering

100,36

Totaal

1651,34

Maximale toeslag

   

per maand

414,85

vakantie-uitkering

30,11

Totaal

444,96

Alleenstaanden

   

per maand

1136,13

vakantie-uitkering

70,26

Totaal

1206,39

In bovenstaande overzichten gaat het om bedragen zonder de inkomensondersteuning AOW. Deze bedraagt € 25,56 bruto per maand.

Anw

De Algemene nabestaandenwet (Anw) is bedoeld voor volwassenen van wie de partner is overleden en voor een kind zorgen jonger dan 18 jaar of meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn. Het kan gaan om een huwelijkspartner of een partner met wie ongehuwd werd samengewoond. De nabestaandenuitkering is 70 procent van het netto minimumloon. Als de nabestaande samenwoont, omdat er iemand intensieve zorg nodig heeft of omdat de nabestaande zelf intensieve zorg nodig heeft, is de nabestaandenuitkering (verzorgingsuitkering) 50 procent van het netto minimumloon.

Ook weeskinderen kunnen deze uitkering krijgen.

De hoogte van de Anw-uitkering is afhankelijk van het inkomen van de nabestaande. Andere uitkeringen worden afgetrokken van het bedrag dat iemand ontvangt. Van het inkomen uit arbeid wordt 50 procent van het bruto minimumloon plus een derde deel van wat iemand bovenop het bruto minimumloon verdient niet afgetrokken van het bedrag.

Nabestaanden die voor juli 1996 al een AWW-uitkering (de voorganger van de Anw) ontvingen, krijgen in ieder geval een uitkering van 30 procent van het bruto minimumloon. Ook als hun inkomen hoger uitvalt dan de bovengenoemde inkomensgrens.

In onderstaand overzicht zijn de bruto Anw-bedragen per 1 juli 2017 opgenomen. De bedragen zijn zonder de tegemoetkoming Anw. Deze is € 16,79 bruto per maand.

Alleenstaanden

   

per maand

1172,78

vakantie-uitkering

84,29

Totaal

1257,07

Verzorgingsuitkering

   

per maand

753,28

vakantie-uitkering

60,21

Totaal

Kostendelersnorm

813,49

per maand

962,16

vakantie-uitkering

72,25

Totaal

1034,41

Wezenuitkering tot 10 jaar

   

per maand

375,29

vakantie-uitkering

26,97

Totaal

402,26

Wezenuitkering van 10 tot 16 jaar

   

per maand

562,93

vakantie-uitkering

40,46

Totaal

603,39

Wezenuitkering van 16 tot 21 jaar (geboren voor 1-10-1993 tot 27 jaar)

   

per maand

750,58

vakantie-uitkering

53,95

Totaal

804,95

Minimumjeugdlonen

Onderstaand de bruto bedragen (exclusief vakantietoeslag) per leeftijdscategorie per maand:

Vanaf 22 jaar

1.565,40

21 jaar

1.330,60

20 jaar

1.095,80

19 jaar

860,95

18 jaar

743,55

17 jaar

618,55

16 jaar

540,05

15 jaar

469,60

Onderstaand de bruto bedragen (exclusief vakantietoeslag) per leeftijdscategorie per week:

Vanaf 22 jaar

361,25

21 jaar

307,05

20 jaar

252,90

19 jaar

198,70

18 jaar

171,60

17 jaar

142,70

16 jaar

124,65

15 jaar

108,40

Onderstaand de bruto bedragen (exclusief vakantietoeslag) per leeftijdscategorie per dag:

Vanaf 22 jaar

72,25

21 jaar

61,41

20 jaar

50,58

19 jaar

39,74

18 jaar

34,32

17 jaar

28,54

16 jaar

24,93

15 jaar

21,68

Wajong

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) biedt jonggehandicapten een uitkering op minimumniveau. De basis (afgeleid van het bruto minimumloon) waarop de uitkering wordt berekend, gaat per 1 juli 2017 omhoog. Ook de basisbedragen voor Wajongers beneden de 22 jaar, die worden afgeleid van de bruto minimumjeugdlonen, worden op die datum verhoogd.

Onderstaand de bruto bedragen (exclusief vakantietoeslag) per dag:

Vanaf 22 jaar

71,97

21 jaar

61,18

20 jaar

50,38

19 jaar

39,58

18 jaar

34,19

Naast de Wajong-uitkering heeft elke Wajonger onder de 23 jaar recht op een tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming compenseert (deels) de inkomensachteruitgang door de invoering van de Zorgverzekeringswet.

De bruto tegemoetkomingen per maand zijn:

22 jaar

1,94

21 jaar

4,70

20 jaar

9,54

19 jaar

15,92

18 jaar

16,58

Maximumdagloon (WW, WIA, WAO en ZW)

Per 1 juli 2017 worden bestaande bruto uitkeringen verhoogd met 0,89%. De hoogte van de WW-, WIA-, WAO-, en ZW-uitkering hangt ondermeer af van de hoogte van het laatstverdiende loon en het maximumdagloon. Per 1 juli 2017 wordt het maximumdagloon verhoogd van bruto € 205,77 naar bruto € 207,60.

Toeslagenwet

De Toeslagenwet zorgt voor een aanvulling op een aantal uitkeringen tot het sociaal minimum. Het gaat hierbij ondermeer om de WW-, WIA-, WAO-, Wajong- en ZW- uitkering.

Het bedrag voor gehuwden is gebaseerd op 100 procent van het bruto minimumloon. Het bedrag voor alleenstaanden vanaf 22 jaar is gebaseerd op 70 procent van het netto minimumloon. De bedragen voor 18 t/m 21-jarigen zijn gebaseerd op 75 procent van het netto minimumjeugdloon.

Vanaf 1 juli 2016 geldt de kostendelersnorm in de Toeslagenwet. Op basis van de overgangsregeling is de norm per 1 januari 2017 vastgesteld op 60% van het minimumloon voor 22-jarigen en ouder en op 65% van het netto minimumjeugdloon voor 21-jarigen.

Per 1 juli 2017 zijn de bruto bedragen per dag (exclusief vakantietoeslag en afhankelijk van leeftijd en situatie):

Gehuwden/samenwonenden

71,97

Alleenstaanden vanaf 22 jaar

53,52

Kostendeler vanaf 22 jaar

44,11

Alleenstaanden van 21 jaar

42,71

Kostendeler van 21 jaar

35,31

Alleenstaanden van 20 jaar

34,66

Alleenstaanden van 19 jaar

26,56

Alleenstaanden van 18 jaar

22,29

Per 1 juli 2017 wijzigen ook enkele maatregelen op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Arbeidsomstandighedenwet

Vanaf 1 juli 2017 verandert de Arbeidsomstandighedenwet en daarmee veranderen een aantal regels rond gezond en veilig werken. Wijzigingen zijn onder andere de introductie van een verplicht basiscontract, de introductie van een second opinion en meer ruimte voor preventie en inspraak van werknemers. Nieuwe contracten die na 1 juli 2017 worden afgesloten moeten vanaf dan meteen voldoen aan de nieuwe regels. Voor bestaande contracten geldt een overgangsperiode: werkgevers en arbodienstverleners krijgen tot 1 juli 2018 de tijd om de contracten aan te passen. Meer info via: www.arboportaal.nl/arbozorg.

Internationale handelsverkeer

Op 1 juli 2017 treedt de nieuwe regeling internationale handelscontacten in werking. Deze regeling biedt het internationale bedrijfsleven de mogelijkheid om flexibel arbeidskrachten vanuit het buitenland tijdelijk in Nederland te laten werken. Het gaat bijvoorbeeld om het trainen van werknemers. Nu moet voor deze arbeidskrachten vaak een tewerkstellingsvergunning aangevraagd worden, terwijl het om tijdelijk werk gaat dat geen verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt veroorzaakt. Voor het bedrijfsleven betekent de regeling vermindering van administratieve lasten, omdat niet voor iedere arbeidskracht een aparte tewerkstellingsvergunning hoeft te worden aangevraagd voor elke keer dat deze tijdelijk even naar Nederland komt.

Pensioenknip

De tijdelijke regeling Pensioenknip loopt per 1 juli 2017 af. Dat betekent dat de regeling alleen in stand blijft voor de mensen die er tot 1 juli gebruik van hebben gemaakt. De pensioenknip maakt het mogelijk om bij premie- en kapitaalovereenkomsten de aankoop van een pensioenuitkering op de pensioendatum op te knippen in een tijdelijke pensioenuitkering en aansluitend een levenslange uitkering.

4. PEB; informatieplicht en instemming partner (vraag & antwoord)

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst (CAP) heeft informatie gepubliceerd over het prijsgeven van in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken voor het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de fiscale balanswaarde en de informatieplicht en de instemming van de partner.
Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (Kamerstukken 34 555 en 34 662). Volgens het ingevoerde artikel 38n Wet LB 1964 is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak volledig af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV).
Bij volledige afkoop of omzetting in een ODV kan de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de bij het eigenbeheerlichaam tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting op het moment van prijsgeven.
Indien de dga een partner heeft, is prijsgeven volgens artikel 38n, lid 4, Wet LB 1964 alleen toegestaan na schriftelijke instemming van de partner. Een eventuele gewezen partner van de dga moet schriftelijk instemmen met het prijsgeven indien deze gewezen partner een (afgeleid) recht heeft op een deel van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. Volgens artikel 38n, lid 5, Wet LB 1964 kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel, waaronder voorwaarden over het bewaren en verstrekken van de voor het fiscaal gefaciliteerd prijsgeven benodigde informatie. De nadere regels zijn opgenomen in artikel 12c Uitv.besl. LB 1965.
Om zonder heffing van loonheffingen en revisierente gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid van prijsgeven als bedoeld in artikel 38n, lid 2, Wet LB 1964, moet een informatieformulier worden gedownload van www.belastingdienst.nl. Dit formulier moet worden ingevuld, ondertekend en ingezonden binnen 1 maand na het prijsgeven, afkopen dan wel omzetten in een ODV van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak. Binnen een maand na de ontvangst van het informatieformulier zal de Belastingdienst een ontvangstbevestiging versturen. Niet ondertekende of onvolledig ingevulde informatieformulieren zal de Belastingdienst terugsturen met het verzoek de geconstateerde gebreken te herstellen en het aangepaste formulier opnieuw in te dienen.
Indien het informatieformulier niet wordt ingeleverd, niet wordt ondertekend door de dga en (indien nodig) door de (gewezen) partner, niet volledig wordt ingevuld, wordt ingevuld met onjuiste gegevens of niet op tijd wordt ingediend bij de Belastingdienst, wordt niet aan de voor de toepassing van artikel 38n, lid 2, Wet LB 1964 geldende informatieplicht voldaan. In dat geval zijn de regels die normaliter gelden bij het prijsgeven en/of afkopen van een pensioenaanspraak in eigen beheer van toepassing. Dit betekent dat in dat geval de waarde in het economische verkeer van de gehele pensioenaanspraak in een keer tot het loon uit vroegere dienstbetrekking wordt gerekend en dat de dga revisierente is verschuldigd.

  • 1
  • 2