8. Tussenuitspraak CRvB bevallingsuitkering zwangere zelfstandigen

3 vrouwen die in de periode van 2004 tot en met 2008 werkzaam waren als zelfstandige, hebben alsnog recht op een bevallingsuitkering of vergoeding. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 28 juli 2017 besloten.
De tussenuitspraak betreft 3 vrouwelijke zelfstandigen die in 2005 zijn bevallen. Zij hebben toen geen zwangerschaps- en bevallingsuitkering (ZEZ-uitkering) gekregen, terwijl ze die wel hadden aangevraagd bij UWV. De toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloot om deze vrouwen geen compensatie te bieden, omdat er in de periode 2004 tot en met 2008 geen wettelijke regeling bestond voor zwangere vrouwen die als zelfstandige werkten. UWV wees de aanvragen daarom af.

Gelijk
Op 28 juli 2017 stelde de CRvB de 3 vrouwen alsnog in het gelijk. De Raad volgt het VN-Vrouwenverdrag, waarin staat dat iedere vrouw die – al dan niet in loondienst – arbeid verricht, recht heeft op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van (een zeker) inkomen. UWV moet nu zorgen voor een passende compensatie. Dat hoeft niet per se in de vorm van een uitkering op grond van de wetgeving zoals die luidde voor 2004 of vanaf 2008. Van belang is dat er recht wordt gedaan aan het VN-Vrouwenverdrag.

Vergoeding
UWV krijgt 16 weken de tijd om te bepalen wat voor vergoeding de vrouwen kunnen krijgen. Na deze periode zal de CRvB een definitieve uitspraak doen. Pas vanaf dat moment zal UWV communiceren wat dit voor de vrouwen in kwestie betekent, hoe het verdere proces gaat verlopen en of andere vrouwen een aanvraag kunnen doen om in aanmerking te komen voor een uitkering of soortgelijke vergoeding.

ZEZ-uitkering
De zwangerschaps- en bevallingsuitkering is tegenwoordig geregeld in de Wet arbeid en zorg (WAZO). Vrouwen met een eigen bedrijf kunnen voor de periode rond de bevalling een ZEZ-uitkering aanvragen. Voor vrouwen die zwanger zijn van een tweeling of meerling, gelden aangepaste regels.

 

 

7. Tegemoetkoming arbeidsongeschikten 2017 is € 176,27

In 2017 is de jaarlijkse Tegemoetkoming arbeidsongeschikten € 176,27 netto per medewerker. UWV betaalt dit in september. In sommige gevallen gaat dit via de werkgever. Deze betaalt dit bedrag zo snel mogelijk weer door aan de medewerker.

Betaling van de tegemoetkoming
De Tegemoetkoming arbeidsongeschikten wordt betaald tegelijk met de maandelijkse betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. In september stuurt UWV een brief met een bijlage. In de bijlage staat een overzicht van de werknemers aan wie de werkgevers de tegemoetkoming betalen.

Compensatie voor extra kosten door handicap of ziekte
De tegemoetkoming is een compensatie voor de extra kosten die iemand heeft door zijn handicap of ziekte. Werkgevers kunnen de tegemoetkoming krijgen voor 1 of meer van hun medewerkers. Deze tegemoetkoming is voor mensen: 
met een WAO-, WIA-, Wajong- of WAZ-uitkering; 
die ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn of recht hebben op hulp om werk te vinden, te behouden of om te studeren.

Niet vermelden op de loonstrook en jaaropgaaf
U hoeft de Tegemoetkoming arbeidsongeschikten niet te vermelden op de loonstrook of de jaaropgaaf van de werknemer. De tegemoetkoming valt namelijk onder de eindheffing en hoort niet tot het individuele fiscale loon of het verzamelinkomen van de uitkeringsgerechtigde. Daarom hoeft de uitkeringsgerechtigde werknemer er geen loonbelasting of inkomstenbelasting over te betalen.

 

6. Geen cassatie tegen Hofoordeel over (ongebruikelijk) samenwerkingsverband

X en haar echtgenoot exploiteren in vof-vorm een garagebedrijf. De Inspecteur heeft de door X in de aangiften 2009 tot en met 2013 geclaimde zelfstandigenaftrek en mkb-vrijstelling (2009) gecorrigeerd. Volgens de Inspecteur zijn de door X verrichte werkzaamheden hoofdzakelijk ondersteunend van aard en voldoet zij niet aan het urencriterium van artikel 3.6, lid 1, Wet IB 2001.

Hof Arnhem-Leeuwarden achtte voldoende aannemelijk gemaakt dat in autobedrijven als dat van X en haar echtgenoot een samenwerkingsverband als dat tussen hen beiden, met een vergelijkbare winstverdeling en een vergelijkbare verdeling van de werkzaamheden, ook tussen niet-verbonden personen voorkomt. Daarom is een samenwerkingsverband als dat tussen X en haar echtgenoot niet ongebruikelijk.
 De correcties ter zake van de zelfstandigenaftrek zijn bij het opleggen van de navorderingsaanslagen ten onrechte aangebracht, oordeelde het Hof.

De staatssecretaris van Financiën ziet af van het instellen van cassatieberoep.
Het Hof heeft volgens hem terecht onderzocht of in casu binnen het samenwerkingsverband sprake was van hoofdzakelijke ondersteunende werkzaamheden en of een dergelijk samenwerkingsverband tussen onafhankelijke derden ongebruikelijk zou zijn. Alleen indien van beide elementen sprake is, worden de uren niet in aanmerking genomen bij het urencriterium (zie bijv. HR 28 januari 2011, 10/00485, ECLI:NL:HR:2011:BO0431). Ook de in dit arrest beschreven bewijslastverdeling heeft het Hof op de juiste wijze toegepast (zie r.o. 4.2).

Het Hof heeft vervolgens op basis van hetgeen door X is aangevoerd geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat het samenwerkingsverband niet ongebruikelijk is. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige als verweven met waarderingen van feitelijke aard in cassatie niet op zijn juistheid te toetsen.
(Besluit staatssecretaris van Financiën, nr. 2017-0000143974)

5. Dga verstrekte onzakelijke debiteurenrisicolening aan bv

Dga X heeft eind 2009 een rekening-courantvordering op A (bv) van € 891.599. Het ter zake van deze lening overeengekomen rentepercentage bedraagt 5%.
 Er zijn echter geen zekerheden verstrekt en er is geen aflossingsschema opgemaakt. Als de rente niet wordt voldaan, wordt deze bijgeschreven op de rekening-courantvordering van X.
 In verband met onzekerheid over de terugbetaling heeft X in zijn aangifte IB/PVV 2009 de vordering deels ten laste van zijn resultaatsvermogen afgewaardeerd. De Inspecteur heeft dit echter niet toegestaan.

Bij Rechtbank Gelderland is in geschil of de vordering van X op A moet worden aangemerkt als een onzakelijke debiteurenrisicolening (ODR-lening), zodat het afwaarderingsverlies op deze lening niet in aftrek kan worden gebracht. Indien de vordering moet worden aangemerkt als een ODR-lening, is subsidiair in geschil of de rentebaten van X inzake de vordering op A op nihil mogen worden gesteld.

Voorts is in geschil of de Inspecteur in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld.

De Rechtbank is van oordeel dat de geldverstrekking aan A onder zodanige voorwaarden is verstrekt dat de zakelijkheid ontbreekt. X kan de onzakelijke lening daarom niet afboeken ten laste van zijn resultaatsvermogen.
 X heeft voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de waarde van de vervallen rente op nihil moet worden gesteld, omdat aan de vordering nog een reële waarde kan worden toegekend.

Ten slotte kan X geen beroep doen op gewekt vertrouwen dat de Inspecteur de lening als zakelijk beschouwde. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
(Rechtbank Gelderland nr. 14/6554)

4. Webinar zzp’ers over werken met een modelovereenkomst online

De wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) is vorig jaar ingegaan. De VAR is daarbij vervangen door de modelovereenkomst. In het webinar ‘Werken met een modelovereenkomst’ geeft René van Iersel van de Belastingdienst informatie over de wet DBA en het gebruik van modelovereenkomsten. Een modelovereenkomst moet zzp’ers en opdrachtgevers vooraf zekerheid geven dat geen sprake is van een dienstbetrekking. 
De volgende onderwerpen komen aan bod:
• Wanneer heb je een modelovereenkomst nodig
• Hoe kom je aan een modelovereenkomst
• Het vastleggen van de overeenkomst
Bent u geïnteresseerd? Bekijk het webinar op:


https://www.ondernemersplein.nl/onlineleren/werken-met-een-modelovereenkomst-dba/?utm_source=twitter&utm_medium=social&utm_content=op_nederland&utm_campaign=tweets

 

  • 1
  • 2