8. Kamer akkoord met Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties

De Tweede Kamer heeft dit wetsvoorstel op 12 september 2017 met algemene stemmen aangenomen.
Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep en beoogt de governance van accountantsorganisaties te versterken.
In zijn brief aan de Tweede Kamer van 25 september 2014 (TK 33.977, 2) kondigde de minister van Financiën aan dat hij voornemens was om, mede gelet op de ernst van de bevindingen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) met betrekking tot de (slechte) kwaliteit van de wettelijke controles die door de accountantsorganisaties zijn uitgevoerd, aanvullende wettelijke maatregelen te nemen. Met dit wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan dit voornemen. De maatregelen zien met name op de governance van accountantsorganisaties en de bevoegdheden van de AFM en beogen de kwaliteit van de accountantscontroles te verbeteren.

Kamer wil alternatief verdienmodel voor accountancytak
De Kamer nam tijdens de stemmingen tevens een motie aan waarvan het dictum als volgt luidt:
'Overwegende dat de kwaliteit van accountantsverklaringen nog te vaak onder de maat is,
Overwegende dat de sector al ruim drie jaar de tijd heeft gehad om haar werk te verbeteren,
Overwegende dat de door de sector zelf ingestelde monitoringscommissie in november 2016 stelde dat fundamentele problemen onvoldoende worden onderkend en dat er nog geen zicht is op oplossingen,
Verzoekt het kabinet deze impasse te doorbreken en bij de nadere uitwerking van fundamenteel andere alternatieve verdienmodellen in ieder geval ook het afscheiden van de accountancytak van de fiscale en adviestak te betrekken.' (Gewijzigde motie Nijboer c.s. 34677 t.v.v. nr. 13)

Verlenging klachttermijn van zes naar tien jaar
De kamer nam tijdens de stemmingen tevens een amendement aan waarbij de termijn voor het indienen van een klacht bij de accountantskamer wordt verlengd van zes naar tien jaar. (Amendement Nijboer, de Vries, 34677 nr. 15).

(Wetsvoorstel 34677)

7. Civiele procedure; zorgplicht adviseur naar opdrachtgever; gemiddeld uurtarief

Adviseur X heeft uit hoofde van een overeenkomst van opdracht voor Y diverse werkzaamheden verricht, zoals het samenstellen van de jaarrekening en het verzorgen van de fiscale aangiften. Als tarief voor deze werkzaamheden is een gemiddeld tarief van € 60 per uur afgesproken. Y weigert echter de door X aan hem toegezonden facturen te betalen omdat hem is gebleken dat het door X gehanteerde uurtarief € 80 bedraagt, hetgeen niet is overeengekomen. 

Gelet op het verschil van € 20,00 per uur, zijnde een verschil van ruim 30% is Rechtbank Limburg in deze civiele procedure van oordeel dat als achteraf uit de facturen blijkt dat het gemiddelde tarief anders is dan het overeengekomen tarief, het op de weg van de adviseur ligt in het kader van zijn zorgplicht naar zijn opdrachtgever, zijn cliënt daar vooraf op te wijzen in het geval hij andere, duurdere werkzaamheden is gaan verrichten. Gesteld noch gebleken is dat dat in casu is gedaan. Voor die werkzaamheden acht de kantonrechter dan ook slechts € 60,00 per uur exclusief btw toewijsbaar. De declaraties van X moeten dienovereenkomstig worden verminderd.((Rechtbank Limburg, 04 5948780/CV 17-3860 / ECLI:NL:RBLIM:2017:8749)


6. Overzichten uitstelverzoeken belastingconsulenten aangetekend verzonden


De Belastingdienst heeft het volgende bekend gemaakt:
'Op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) worden de overzichten van uw uitstelverzoeken inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting aangetekend verzonden.
Op de aangetekende poststukken staat de datum 22 september 2017. De verzending is inmiddels opgestart.' 
(Bericht Belastingdienst)

5. Belastingdienst stuurt brief na minimaal 1 jaar nihilaangiften btw

Medio september stuurt de Belastingdienst een brief aan ondernemers die minimaal 1 jaar geen btw aan de Belastingdienst hebben afgedragen of in aftrek hebben gebracht. Heeft uw klant de brief ontvangen en is zijn onderneming niet gestopt? Stuur dan voor 10 oktober een brief. 
Na minimaal 1 jaar lang nihilaangiften te hebben ontvangen, gaat de Belastingdienst ervan uit dat de onderneming is gestopt.

Niet gestopt

Is uw klant niet gestopt met zijn onderneming? Dan moet u of uw klant voor 10 oktober een brief sturen met daarin de volgende gegevens:

  • • Het btw nummer
  • • Waarom minimaal 1 jaar lang nihil aangiften zijn gedaan
  • • Een telefoonnummer wat tijdens kantooruren bereikbaar is

Maakt uw klant gebruik van een regeling, zoals de landbouwregeling of een ontheffing van administratieve verplichtingen? Of heeft uw klant recht op een vrijstelling? Zet dan in de brief om welke regeling of vrijstelling het gaat.

Adres

Stuur de brief naar:
Belastingdienst/Nihilaangiften
Postbus 2762 
6401 DG Heerlen

Na ontvangst van de brief neemt de Belastingdienst schriftelijk of telefonisch contact op.

Geen brief

De Belastingdienst trekt het btw-nummer in als voor 10 oktober geen brief is ontvangen.

Lees meer in de brief ‘Intrekken van uw btw-nummer’ die u of uw klant medio september ontvangt.

(Bericht Belastingdienst)

4. Overgangsregeling privégebruik auto niet strijdig met internationale verdragen

De werkgever van X (belanghebbende) heeft aan hem een bestelauto van het merk Mercedes Benz, model Vito, ter beschikking gesteld. De auto staat X zowel voor zakelijke als voor privédoeleinden ter beschikking. De auto heeft als datum eerste toelating 21 januari 2009.
Niet in geschil is dat de werkgever bij de inhouding van loonheffing een forfaitaire bijtelling wegens privégebruik auto in aanmerking dient te nemen. De werkgever heeft volgens het bepaalde in artikel 36c, lid 1, Wet LB 1964 (de overgangsregeling) een 25%-bijtelling in aanmerking genomen.

In geschil is of de overgangsregeling, zoals deze na inwerkingtreding van de Wet uitwerking Autobrief II op 1 januari 2017 luidt, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM en/of met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (EP).

X acht sprake van een ongeoorloofde ongelijke behandeling van gelijke gevallen doordat volgens de overgangsregeling voor de auto het bijtellingspercentage van 25% blijft gelden, terwijl voor een identieke auto met een datum eerste toelating na 31 december 2016 de bijtelling 22% is.

Rechtbank Den Haag geeft X (evenals de belanghebbenden in 3 gelijktijdig behandelde zaken; 17/2639, 17/2640 en 17/2641) geen gelijk. 
Zo een auto met als datum eerste toelating in 2009 en een auto van hetzelfde type met als datum eerste toelating in 2017 al als gelijke gevallen zouden kunnen worden aangemerkt, dan kan van de keuze van de wetgever om de overgangsregeling in te voeren, niet worden gezegd dat deze van redelijke grond is ontbloot. Van een in de wet opgenomen ongeoorloofde ongelijke behandeling is dan ook geen sprake en evenmin van strijd met artikel 1 EP.  X heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een individuele en buitensporige last. 
(Uitspraak Rechtbank Den Haag, 17/2642/ECLI:NL:RBDHA:2017:10573)



  • 1
  • 2