8. Afschaffen Hillen-regeling; hoe (on)betrouwbaar is de fiscale wetgever?

Sinds 1893 is er materieel een soort ‘eigenwoningforfait’, toen de Wet VB 1892 in Nederland werd ingevoerd. In de jaren ’90 van de 19e eeuw kwam minister van Financiën Pierson met dit wetsvoorstel voor een belasting op inkomsten uit vermogen (inclusief de eigen woning), waarbij deze inkomsten forfaitair gesteld werden op jaarlijks 4% van dat vermogen. Voor wat betreft de eigen woning was dit gebaseerd op de gedachte dat iemand met een eigen woning deze zou kunnen verhuren. Dit inkomen had de eigenwoningbezitter niet echt, daarom heette het ook een fictief ofwel forfaitair (= vooraf vastgesteld) inkomen. Dit stuitte op verzet, eigenwoningbezitters moesten immers belasting gaan betalen over inkomen dat ze niet hadden, men verhuurde de woning tenslotte niet maar woonde er zelf. Het feit dat men de woning niet verhuurde maar er zelf woonde, deed niet ter zake aldus de overheid. Daarbij mochten alle kosten voor de eigen woning, waaronder de onderhoudskosten en de betaalde hypotheekrente, van het inkomen worden afgetrokken. In de praktijk bleek dat de aftrekbare kosten voor de eigen woning meestal hoger waren dan het fictieve rendement.

Later werden de echte inkomsten uit vermogen belast, maar voor de eigen woning kwam er toen een apart huurwaardeforfait. Bij de invoering van de Wet IB 2001, waarbij inkomsten uit vermogen weer forfaitair werden vastgesteld, bleef er toch een aparte regeling, nu eigenwoningforfait genoemd, waar tegenover staat dat over de eigen woning geen vermogensrendementsheffing hoeft te worden betaald.
Oorspronkelijk stond het eigenwoningforfait technisch los van de hypotheekrenteaftrek: als iemand minder aftrekbare rente had dan het eigenwoningforfait bedroeg (bijvoorbeeld door een lage hypotheekschuld) leverde de eigen woning per saldo een belastingnadeel op. Dit wordt voorkomen door de op 1 januari 2005 ingegane Hillen-regeling, genoemd naar toenmalig CDA Tweede Kamerlid Hillen, waarbij de ‘aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld’ werd ingevoerd.

Afschaffen Hillen-aftrek; vloek of zegen?
De door het nieuwe kabinet voorgenomen afschaffing van de Hillen-aftrek doet bij prominente VVD’ers veel stof opwaaien. ‘Een hoogst merkwaardige maatregel’, sprak oud-partijleider Wiegel. ‘Het is onjuist om mensen te straffen voor het aflossen van hun hypotheek’, zei oud-Kamervoorzitter Weisglas. Voormalig fractievoorzitter van de ChristenUnie Van Dijke sloot zich daarbij aan. Ook 50PLUS, bij monde van Tweede Kamerlid Van Rooijen, vreest dat het afschaffen van de ‘Hillen-regeling’ vooral ouderen zal treffen. Van Rooijen protesteert namens zijn partij dan ook voluit tegen deze ‘aflosboete’. Ook de Vereniging Eigen Huis maakt zich boos over ‘de onbetrouwbaarheid van de overheid’.
Het wetsvoorstel tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld werd op 3 november 2017 aan de Tweede Kamer aangeboden. De voorziene inwerkingtreding van deze maatregel is 1 januari 2019. Vanwege de noodzakelijke systeemwijzigingen bij de Belastingdienst moet deze maatregel op 1 januari 2018 vaststaan om op 1 januari 2019 in werking te kunnen treden.
Maar hoe erg is het dat de Hillen-regeling wordt afgeschaft? De verlichting van de prikkel tot volledige aflossing kent namelijk zowel voor- als nadelen.
Huishoudens worden bij het afsluiten van een hypotheek fiscaal gestimuleerd om deze volledig af te lossen. Terwijl dit de schokbestendigheid vergroot, kan dit vanuit levensloopperspectief suboptimaal zijn als het oversparen in de hand werkt. Versoepeling van de aflossingseis voor het recht op hypotheekrenteaftrek zou voor sommige huishoudens een betere spreiding van consumptie mogelijk maken. Versoepeling kent echter ook nadelen. De schulden van huishoudens worden minder snel afgebouwd. Tevens neemt het risico op ‘onder water’ staan toe ten opzichte van huidige starters die hun hypotheek wel volledig aflossen. Ook versterkt het versoepelen van de aflossingseis de fiscale stimulering van eigenwoningbezit (en daarmee de verstoring van de woningmarkt).
Verlichting van de aflossingseis zou daarom altijd moeten worden overwogen met maatregelen die het aangaan van eigenwoningschuld tegengaan. Zoals bijvoorbeeld het sneller en verder afbouwen van het maximale aftrektarief, zodat de maatregel niet leidt tot een extra fiscale subsidie op eigenwoningbezit.
Dit gaat de komende jaren ook gebeuren. De hypotheekrente wordt versneld afgebouwd. Maar huizenbezitters krijgen er ook wat voor terug. Want, zo staat in het regeerakkoord: 
‘de opbrengst van de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek wordt volledig gebruikt om de eigenwoningbezitters te compenseren door verlaging van het eigenwoningforfait’.

Maatregelen koopmarkt. Wat verandert er?
De hypotheekrenteaftrek gaat in stappen van 3% omlaag naar 36,9%. Al sinds januari 2014 wordt de hypotheekrenteaftrek elk jaar met 0,5%-punt afgebouwd. Daardoor is de maximale aftrek intussen gedaald van 52% naar 50%. Die daling wordt nu dus versneld doorgezet. In plaats van in het jaar 2042 wordt het streeftarief bijna twintig jaar eerder bereikt. 1
Het percentage van de vijfde schijf van het eigenwoningforfait (woningen met een waarde van € 75.000 tot € 1.060.000) wordt verlaagd van 0,75% naar 0,6%. Onduidelijk is nog op welke wijze en wanneer dit gaat gebeuren.
De Wet Hillen, de vrijstelling voor woningwaardeforfait op afbetaalde woningen, wordt gefaseerd afgeschaft met ingang van 1 januari 2019.
De loan-to-value (LTV) wordt niet verder verlaagd.

Gevolgen
De gevolgen hiervan gaan vooral de mensen met een hoog inkomen (boven € 70.000 bruto) voelen. Zij kunnen nu nog maximaal 50% aftrekken en dat zou in stapjes van 0,5% per jaar worden afgebouwd naar 38% in 2043. Dat gaat zo meteen in een veel rapper tempo. Daarnaast zijn er de gevolgen voor oudere woningbezitters die hun hypotheek hebben afgelost. Zij gaan meer betalen voor het bezit van hun woning, in de volksmond al ‘aflosboete’ genoemd. Je zou dus enerzijds kunnen zeggen dat het heel vervelend is voor deze ouderen dat zij de komende dertig jaar steeds meer moeten gaan betalen over het bezit van hun hypotheekvrije woning. Dit vinden, zoals gezegd, bijvoorbeeld Wiegel, Weisglas, Van Dijke, Van Rooijen en de Vereniging Eigen Huis. Anderzijds hebben deze ouderen ook vele jaren lang kunnen profiteren van de in het verleden geldende soepele regels rondom de eigen woning en een volledige hypotheekrenteaftrek. De Hillen-regeling kun je ook als een fiscaal cadeautje zien, dat diende als doekje voor het bloeden en dat eigenlijk nergens op slaat.

Laffe poging
Goedbeschouwd was de Hillen-regeling een nogal laffe poging om een ongewenst gevolg van de heilige hypotheekrenteaftrek wat in te perken. Door die aftrek losten al minder Nederlanders af. Banken bedachten ongeveer elke week een nieuwe, nog riskantere variant van de aflossingsvrije hypotheek. Nederland werd kampioen hypotheekschuld. Om daar wat aan te doen had de overheid natuurlijk de renteaftrek kunnen verlagen. Maar dat durfden CDA en VVD destijds niet aan. In plaats daarvan kwam de Wet Hillen: de facto een subsidie op aflossen. Zo werd zowel het maken van schulden als het aflossen ervan gesubsidieerd. En zoiets kost de overheid uiteraard handen vol geld.
Gelukkig is het nieuwe kabinet ook de idiotie van deze situatie in gaan zien. Aflossen is de norm en de renteaftrek gaat in stappen fors omlaag. Dus kan ook de subsidie op aflossen verdwijnen. Op zich is dit een logische gedachte van het kabinet, maar voor de ‘Hillen-afbouw’ wordt thans wel een termijn van dertig jaar uitgetrokken. Daar geloof ik niks van. Geen enkel kabinet kan zo lang over zijn graf heen regeren. En dertig jaar is echt (veel te) lang naar Haagse begrippen.

De onbetrouwbare fiscale wetgever
Wie herinnert zich bijvoorbeeld nog dat er sinds 2014 een gefaseerde afbouw van de hypotheekrenteaftrek geldt van het percentage waartegen hypotheekrente in de hoogste tariefschijf (van 52%) kan worden afgetrokken (tariefmaatregel, 0,5% per jaar). De correctie zou oplopen tot 14% in 2041. Ruim drie jaar later besluit Rutte III deze regeling vakkundig om zeep te helpen en is in het regeerakkoord een extra versnelde afbouw opgenomen.
Wie vindt dat de politiek volstrekt onbetrouwbaar is, heeft in zoverre geheel gelijk. Maar het is wel iets van alle tijden. Het illustreert ook dat de politiek voortdurend mee moet bewegen met de maatschappelijke en economische ontwikkelingen, noch daargelaten de politieke signatuur van een kabinet. Het is nog maar heel kort geleden dat het MKB door Den Haag als de banenmotor van de economie werd beschouwd. Hoe anders is dit nu. Het nieuwe kabinet trekt € 1,4 miljard uit voor de afschaffing van de dividendbelasting. Het argument is thans: behoud van werkgelegenheid door multinationals niet uit Nederland weg te jagen. Tijdens het debat over de regeringsverklaring op 1 en 2 november 2017 was het oorverdovend stil rondom de voormalige banenmotor van onze economie, het MKB. Dat is toch wel enigszins curieus. Nu het economisch weer goed gaat in Nederland, moet de banenmotor zich zelf maar weer gaan redden. Wie niet recht kan praten wat krom is, heeft op het Binnenhof nu en in de toekomst in ieder geval niks te zoeken. Het is nooit anders geweest. Het op het juiste moment kunnen vertellen van een goed verhaal naar de politieke achterban is in ieder geval een must voor politici.

Conclusie
Het is logisch dat heel veel mensen boos worden vanwege de gefaseerde afschaffing van de Hillen-aftrek, maar de maatregel is zo logisch als het maar zijn kan. De geraamde kosten van de regeling Hillen bedroegen in 2015 in totaal € 556 miljoen. Vooral door de met ingang van 1 januari 2013 ingevoerde aflossingseis neemt het budgettaire belang sterk toe, tot € 1,1 miljard in 2042. Een subsidie die niet meer nodig is en die steeds kostbaarder wordt, mag je best afbouwen.
Dat vonden in ieder geval ook de topambtenaren van de Studiegroep Duurzame Groei die in 2016 al voorstelden om ‘Hillen’ te schrappen. Hoe eerder de Hillen-regeling wordt afgeschaft of uitgefaseerd, schreven de ambtenaren, hoe minder de pijn. Wie nu nog de illusie heeft dat de gefaseerde afbouw ook echt in dertig jaar gaat plaatsvinden, zal binnen een paar jaar zeker van een koude kermis thuiskomen.
Het is in ieder geval ook logisch dat het kabinet de voorgenomen afschaffing van deze politiek gevoelige maatregel in een apart wetsvoorstel heeft opgenomen. Het kabinet heeft niet alleen in de Tweede Kamer de kleinst mogelijke meerderheid (76 van de 150 zetels), maar eveneens in de Eerste Kamer (38 van de 75 zetels). Als de maatregel in het pakket Belastingplan 2018 zou zijn opgenomen, is één dissident in één van de regeringsfracties (en dan denk ik hierbij met name aan de VVD als partij van de huizenbezitters) voldoende om het gehele pakket op te blazen. En zoiets kan Rutte III zich gelijk aan het begin van een nieuwe kabinetsperiode uiteraard niet permitteren. Daar is dus wel goed over nagedacht!

Felix Peppelenbosch 

7. Pensioenuitkering telt niet mee bij vaststelling gebruikelijk loon

X (belanghebbende) is dga van een bv. Via de bv verricht hij in deeltijd advieswerkzaamheden waarvoor hij een beloning van de bv ontvangt. X heeft in 2011 de leeftijd van 65 jaar bereikt. In verband hiermee is zijn beloning per 1 januari 2011 verlaagd van € 60.000 naar € 30.000 per jaar. Daarnaast ontvangt hij vanaf april 2011 een pensioenuitkering van de bv. 
In geschil is of de Inspecteur het inkomen van X uit de bv op grond van artikel 12a Wet LB 1964 terecht met € 12.000 heeft verhoogd.
In de visie van de Inspecteur vormt de van de bv ontvangen pensioenuitkering geen onderdeel van het gebruikelijk loon. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het hiermee eens.
Er moet sprake zijn van een relatie tussen de verrichte werkzaamheden en het zakelijk te achten salaris uit de bv.
Nu de pensioenuitkering geen rechtstreekse vergoeding is voor de in de onderhavige jaren verrichte werkzaamheden van X ten behoeve van de bv, behoort deze uitkering niet tot het gebruikelijk loon van artikel 12a Wet LB 1964. X slaagt er niet in om aannemelijk te maken dat een lager gebruikelijk loon in aanmerking moet worden genomen. Het beroep wordt ongegrond verklaard. 
Hof Den Bosch bevestigt het oordeel van de Rechtbank. Het hoger beroep van X wordt ongegrond verklaard.
(Hof Den Bosch, ECLI:NL:GHSHE:2017:4426)

6. Kleine pensioenen vanaf 2018 bundelen

Pensioenfondsen en verzekeraars kunnen binnenkort kleine pensioenen bij elkaar optellen in plaats van deze uit te keren. Zo bouwen mensen, vooral tijdelijke krachten, meer op. En houdt het geld zijn pensioenbestemming. De Tweede Kamer zal het wetsvoorstel waarin dit wordt geregeld, deze week aannemen. Het is de bedoeling dat de nieuwe regels per 1 januari 2018 van kracht gaan.
Verschillende banen betekent vaak verschillende pensioenen bij meerdere pensioenfondsen of verzekeraars. Steeds vaker zijn dat ook kleine pensioenen, waarbij de pensioenuitvoerder besluit tot het uitbetalen daarvan vanwege de hoge administratiekosten. Dit is niet in het belang van de werknemer. Daarom is besloten, samen met de pensioenuitvoerders en de sociale partners om dit anders te gaan organiseren.
De staatssecretaris van SZW: ‘Dit zet echt zoden aan de dijk voor werknemers die vaak van baan veranderen. Al hun kleine en versnipperde pensioentjes kunnen nu worden samengevoegd tot één beter pensioen. Dat is van grote waarde.’
Op dit moment gaat het om ongeveer 4.5 miljoen kleine pensioenpotjes. Dat zijn bedragen onder de 466 euro (per jaar). Met name mensen met parttime banen en mensen die vaak van baan wisselen bouwen veel verschillende pensioenpotjes op.
(Wetsvoorstel 34.765)

5. Een parkeervergunning geeft geen garantie op een parkeerplek 


X (belanghebbende) is in het bezit van een parkeervergunning. Volgens de Verordening Parkeerbelastingen 2016 geldt in een deel van de straat een beperking in de geldigheid van de vergunning. De parkeervergunning van X was daarom op de plek en op de tijdstippen van het parkeren niet geldig.

De Heffingsambtenaar heeft hem ter zake hiervan twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd. Evenals bij de Rechtbank Amsterdam is in hoger beroep bij Hof Amsterdam in geschil of, de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

X heeft bij de Rechtbank aangevoerd dat er in zijn vergunninggebied zestien parkeerplaatsen zijn verdwenen ten behoeve van een bushalte en omvangrijke bouwwerkzaamheden. Er zijn hierdoor onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar in zijn vergunninggebied, waardoor hij niet anders kon dan op de [straat] parkeren. De naheffingsaanslagen zijn daarom ten onrechte opgelegd.

De Rechtbank heeft dit betoog verworpen. De Heffingsambtenaar heeft terecht gesteld dat een parkeervergunning geen garantie geeft op een parkeerplek in het vergunninggebied. Bovendien betekent het verdwijnen van zestien parkeerplekken in het gehele vergunninggebied niet dat er geen plek was waar X kon parkeren. De andere mogelijkheid was om ergens te parkeren waar zijn vergunning niet geldig was, zoals X heeft gedaan. In dat geval moest hij wel parkeergeld betalen. Dat heeft hij ten onrechte niet gedaan. Er is daarom zowel op 8 als 9 april 2016 sprake van een belastbaar feit, aldus de Rechtbank.

Het Hof bevestigt het oordeel van de Rechtbank. Of er voldoende parkeerplaatsen voor vergunninghouders in het vergunninggebied zijn, is niet een vraag die in de onderhavige procedure aan de orde kan komen.
(Hof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2017:4269)

4. Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor belastingfraude van € 800.000


Rechtbank Overijssel veroordeelt X, een 47-jarige directeur uit Norg, tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het opzettelijk indienen van onjuiste aangiftes omzetbelasting van zijn bedrijf en het meermalen plegen van valsheid in geschrifte. Het fiscale nadeel van de belastingfraude bedraagt ongeveer € 800.000.

De Rechtbank oordeelt dat X voor zijn fouten geen enkele verantwoordelijkheid neemt en iedere verantwoordelijkheid heeft afgeschoven op zijn ondergeschikte. De Rechtbank rekent hem dit aan.
De medeverdachte werknemer van het IT-bedrijf is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 180 uren voor het meermalen medeplegen van valsheid in geschrifte. 
(Rechtbank Overijssel, ECLI:NL:RBOVE:2017:4090)

  • 1
  • 2