8. Bijtellingspercentage privégebruik van 25% voor auto van vóór 2017 geoorloofd

Aan X (belanghebbende) is door zijn werkgever vanaf juli 2016 een auto ter beschikking gesteld.
Bij de inhouding van loonheffing over de maanden januari, februari en maart 2017 heeft de werkgever de bijtelling privégebruik gesteld op één twaalfde deel van 25% van de waarde van de auto.
X bepleit in deze procedure een privébijtelling naar een tarief van 22%.
Met ingang van 1 januari 2017 wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste 22% van de waarde van de auto indien de auto niet meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen. Voor het jaar 2016 was voormeld percentage gesteld op 25%. Tegelijk is op 1 januari 2017 een overgangsregeling in werking getreden (artikel 36c, lid 1, Wet LB 1964). In afwijking van de hoofdregel is hierin bepaald dat voor een auto met een datum van eerste toelating van uiterlijk 31 december 2016 als voordeel op kalenderjaarbasis ten minste 25% van de waarde van de auto in aanmerking wordt genomen.
X stelt dat de overgangsregeling in strijd is met het discriminatieverbod.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep van X echter ongegrond. De door de wetgever gemaakte keuzes vallen binnen de voor de wetgever geldende ruime beoordelingsvrijheid. Het hanteren van het bijtellingspercentage van 25% is volgens de Rechtbank niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM en maakt geen inbreuk op het ongestoord genot van eigendom als bedoeld in artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Er is ook geen sprake van een individuele en buitensporige last, aldus de Rechtbank.
(Rechtbank Zeeland-West-Brabant, nrs. 17/4811, 17/4812 en 17/4814)

7. Belastingadviseur verricht werkzaamheden voor coöperaties; geen btw-ondernemer

X (belanghebbende) is administratie- en belastingadviseur. Hij is met compagnon A lid en medebestuurder van twee coöperaties (B en C).
Tot en met het jaar 2008 was X als administratie- en belastingadviseur voor de coöperaties werkzaam, waarbij voor de heffing van loonbelasting was gekozen voor een fictieve dienstbetrekking.
Met ingang van 2009 verricht hij de werkzaamheden vanuit een eenmanszaak. Hij krijg van B maandelijks een vergoeding van € 2.500 en van C voor elke opgerichte coöperatie een bedrag van € 400. X heeft deze vergoedingen maandelijks gedeclareerd door middel van facturen aan B en C. Op de facturen heeft X omzetbelasting vermeld. Andere inkomsten dan die uit de coöperaties heeft X niet genoten.
De Inspecteur stelt op basis van een boekenonderzoek dat X met zijn werkzaamheden geen prestaties heeft verricht als ondernemer. Gelet hierop is X de op de facturen aan de coöperaties in rekening gebrachte omzetbelasting verschuldigd op grond van het bepaalde in artikel 37 Wet OB 1968 en is door X ten onrechte voorbelasting in aftrek gebracht. De omzetbelasting is nageheven.
In geschil is of X ondernemer is in de zin van artikel 7 Wet OB 1968.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is dat niet het geval.
X is in zijn relatie tot de coöperaties niet zelfstandig opgetreden, reeds omdat tussen X en de cliënten van de coöperaties geen contractuele relatie bestaat en X zijn activiteiten derhalve niet voor eigen rekening en voor eigen verantwoordelijkheid uitoefende en niet de economische risico's van de werkzaamheden droeg.
Voorts is noch het vertrouwensbeginsel, noch het gelijkheidsbeginsel geschonden.
(Hof Arnhem-Leeuwarden nr. 17/00270)

6. Modelteksten Doelgroepverklaring Loonkostenvoordeel oudere werknemer

Het ministerie van SZW heeft voorbeelden van documenten gepubliceerd die nodig zijn voor de aanvraag van een doelgroepverklaring Loonkostenvoordeel (LKV).
Werkgevers kunnen sinds 1 januari 2018 gebruikmaken van loonkostenvoordelen (LKV). Het gaat om een tegemoetkoming in de loonkosten voor ouderen en mensen met een arbeidsbeperking. LKV is in de plaats van de premiekortingen voor jongere, oudere en arbeidsgehandicapte werknemers.

De loonkostenvoordelen zijn lager per werknemer dan de premiekortingen. Daar staat tegenover dat meer werkgevers gebruik kunnen maken van de loonkostenvoordelen. En kleine ondernemers kunnen de volledige tegemoetkoming krijgen. Bij de korting op de premies kregen zij vaak maar een deel vergoed. Omdat zij minder premies werknemersverzekeringen betaalden dan de maximale premiekorting.
Verzoek, berekening en uitbetaling LKV
Werkgevers dienen het verzoek voor een LKV zelf in via de loonaangifte. Daarnaast moet de werknemer een doelgroepverklaring LKV aanvragen bij UWV of bij de gemeente.

Modelteksten Doelgroepverklaring Loonkostenvoordeel oudere werknemer

5. Beter inzicht in pensioen

Alle mensen die pensioen opbouwen moeten beter gewezen worden op de kans dat de hoogte van het pensioen kan mee- of tegenvallen. Dat vindt minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Daarom moeten pensioenfondsen en verzekeraars vanaf volgend jaar niet alleen het verwachte pensioen laten zien, maar ook hoeveel je krijgt als het mee- of tegenvalt. Dat staat in een brief over pensioencommunicatie die minister Koolmees op 2 februari 2018 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Nu krijg je nog 1 bedrag te zien bij 'te bereiken pensioen' als je inlogt op www.mijnpensioenoverzicht.nl. Dat worden straks drie bedragen, op basis van een verwacht scenario, een optimistisch scenario en een pessimistisch scenario.

4. VA inkomstenbelasting 2018 van € 121 of minder zonder betaalinformatie

Heeft uw klant in december 2017 of januari 2018 een voorlopige aanslag 2018 ontvangen? Stond hierin dat uw klant een bedrag van € 121 of minder moet betalen? Dan ontbreekt op de voorlopige aanslag een gedeelte van de betaalinformatie.
Betaalt uw klant alles in 1 keer? Als het totale bedrag van de aanslag op 28 februari 2018 op de rekening van de Belastingdienst staat krijgt hij een betalingskorting van maximaal € 2. Het teveel betaalde bedrag zal de Belastingdienst terugstorten op zijn rekening.

Betalen in termijnen
Kiest uw klant ervoor om in termijnen te betalen? Dan moet het bedrag van de eerste termijn op 28 februari 2018 op de rekening van de Belastingdienst staan. De volgende termijnen steeds uiterlijk een maand later. De 11e en laatste termijn moet uiterlijk op 31 december 2018 op de rekening staan.

Brief
Uw klanten ontvangen van de Belastingdienst nog een brief met uitleg hoe betaald moet worden en of er mogelijk een betalingskorting van toepassing is.

  • 1
  • 2