2. Opvoeren fictieve aftrekposten door belastingadviseur; nieuw feit; navordering

In mei 2014 is de Inspecteur een onderzoek gestart naar het aangiftegedrag van een belastingconsulent. In 2015 heeft de Inspecteur vanuit een oud klantenbestand uit 2009 nogmaals een onderzoek ingesteld naar het aangiftegedrag van de belastingconsulent.
Naar aanleiding van de uitkomsten van dit laatste onderzoek heeft de Inspecteur aan X (belanghebbende) vragen gesteld over de in zijn aangiften opgenomen aftrekposten. X heeft hierop niet gereageerd. De Inspecteur heeft daarop aan X medegedeeld voornemens te zijn navorderingsaanslagen op te leggen. Ook hierop heeft X niet gereageerd.
Daarop heeft de Inspecteur navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 opgelegd. Hierbij heeft hij de in aftrek gebrachte uitgaven voor specifieke zorgkosten buiten aanmerking gelaten.
Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil is of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
De Rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van kwade trouw bij X, maar wel dat er sprake is van een nieuw feit. De Rechtbank acht het onaannemelijk dat een belastingplichtige die daadwerkelijk over een reeks van jaren uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft gedaan, enkel door het tijdsverloop, voor geen enkele uitgavenpost in staat is ook maar een begin van bewijs te leveren dat de uitgaven zijn gedaan.
De navorderingsaanslagen worden daarom gehandhaafd. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.
(Rechtbank Noord Holland nr. 16/5955)