4. Afbouw algemene heffingskorting minstverdienende partner niet in strijd met mensenrechten

De afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner is geen ongerechtvaardigde inmenging in het privé-, familie- en gezinsleven. De afbouw komt ook niet in strijd met het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel en het recht op ongestoord genot van eigendom. Dat heeft de Hoge Raad op 13 april geoordeeld.

De Wet op de inkomstenbelasting 2001 biedt een mogelijkheid om, kort gezegd, de algemene heffingskorting van de minstverdienende partner uit te laten betalen. Deze mogelijkheid is in de loop der jaren versoberd. Sinds 2008 wordt zij gedurende vijftien jaar met 6 2/3 procentpunt per jaar afgebouwd. Met ingang van 2023 komt deze mogelijkheid daardoor geheel te vervallen. De afbouw is bedoeld om arbeidsdeelname te bevorderen, werken lonender te maken, de afhankelijkheid van de minstverdienende partner te verkleinen en ook de AOW houdbaarder te maken.

Belanghebbenden zijn een echtpaar. De echtgenote had in 2013 geen inkomsten uit werk. Haar echtgenoot had dat wel. Als gevolg van de afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner was de aan de echtgenote uit te betalen heffingskorting met € 533 verminderd tot € 1468. Het bedrag van deze vermindering werd niet alsnog in aanmerking genomen bij de echtgenoot. Beide echtgenoten waren het daar niet mee eens; zij wilden de volle korting ook voor de niet-werkende vrouw. Zij betoogden onder meer dat de onderhavige afbouw een ongerechtvaardigde schending vormt van het recht op privé-, familie- en gezinsleven. Ook voerden zij aan dat de afbouw in strijd is met het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel en het recht op ongestoord genot van eigendom. Ze werden door zowel de rechtbank als het hof in het ongelijk gesteld. Daarop stelden ze cassatieberoep in bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de cassatieberoepen van beide echtgenoten ongegrond verklaard. Volgens de Hoge Raad vormt de afbouwregeling geen ongerechtvaardigde schending van het recht op privé-, familie- en gezinsleven. De afbouw is namelijk bij wet voorzien. Hij dient daarnaast diverse doelstellingen in het belang van het economisch welzijn van Nederland. De keuze om de algemene heffingskorting te benutten om die doelstellingen te verwezenlijken, valt volgens de Hoge Raad binnen de ruime beoordelingsvrijheid die de wetgever heeft bij het maken van wetgeving. Hierom is deze maatregel ook geen verboden ongelijke behandeling van één en tweeverdienersgezinnen, dan wel van gezinnen met (on)voldoende inkomen om de algemene heffingskorting te verzilveren. Van strijd met het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel en het recht op ongestoord genot van eigendom is daarom naar het oordeel van de Hoge Raad evenmin sprake.

8. Rekenhulp voor berekening waarde going concern 2017 beschikbaar

7. Antwoorden vragen over bericht dat fiscus zelden antwoord geeft op zzp-vragen

 
De staatssecretaris heeft Kamervragen beantwoord over het artikel ‘Fiscus geeft zelden antwoord op zzp-vragen'. In dit artikel geeft de branchevereniging voor inhuur-intermediairs (Bovib) aan dat 85% van de zzp-vragen aan de Belastingdienst niet worden beantwoord en dat bij 15% van de vragen er geen oordeel door de Belastingdienst wordt gegeven.
De staatssecretaris geeft aan dat de modelovereenkomst waar de Bovib op wijst, is goedgekeurd en gepubliceerd. Eind 2017 heeft de Belastingdienst een aangepaste en met een aanvullende overeenkomst uitgebreide versie van deze modelovereenkomst goedgekeurd en gepubliceerd.
Dat de Belastingdienst in vrijwel alle vragen van de leden van de Bovib geen duidelijkheid zou scheppen lijkt gelet op de goedgekeurde modelovereenkomst onaannemelijk, schrijft de staatssecretaris.
De staatssecretaris geeft voorts aan dat bij de beoordeling van modelovereenkomsten er verschillende uitkomsten mogelijk zijn, namelijk toewijzen, afwijzen, intrekken en afbreken. Bij toewijzen (1.808 overeenkomsten) wordt de gewenste zekerheid gekregen, bij afwijzen, hetgeen ook duidelijkheid biedt, betekent dat in het algemeen een voor de indiener(s) ongewenst antwoord (2.810 overeenkomsten), voor intrekken is een actie van de indiener vereist (dit kan verschillende redenen hebben, zoals het gebruik door de indiener van een reeds gepubliceerde modelovereenkomst).
Afbreken doet de Belastingdienst alleen als de indiener niet meer reageert (3.207 afgebroken overeenkomsten).
(Antwoorden Kamervragen, nummer 2018-0000039539)

6. Ook voor parkeren met autopech in afwachting ANWB parkeerbelasting verschuldigd 


Aan X (belanghebbende) is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd voor parkeren op een locatie in Amsterdam zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
X beroept zich in deze procedure op overmacht omdat de auto op de parkeerplaats was neergezet in afwachting van de ANWB wegens autopech.
Dit is volgens Rechtbank Amsterdam weliswaar een vorm van overmacht maar dat neemt niet weg dat sprake was van parkeren en dat X daarvoor parkeerbelasting moest betalen. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. 
(Rechtbank Amsterdam, nummer 17/6294)

5. Inhoudingsvrijstelling dividendbelasting voor vrijgestelde lichamen komt er niet


De inhoudingsvrijstelling dividendbelasting voor vrijgestelde lichamen (zoals pensioenfondsen) komt er niet. De vrijgestelde lichamen kunnen de bestaande teruggaafregeling blijven gebruiken.
Vorig jaar is een begin gemaakt met een inhoudingsvrijstelling in de Dividendbelasting voor opbrengstgerechtigde lichamen die niet zijn onderworpen aan de Vennootschapsbelasting. Onder meer pensioenfondsen en overheidslichamen zouden gebruik kunnen maken van deze vrijstelling. De inhoudingsvrijstelling zou dit jaar in werking treden. Maar Staatssecretaris Snel heeft besloten om de regeling niet in te voeren.
Het kabinet heeft het voornemen om de Dividendbelasting in 2020 af te schaffen. Om voor een relatief korte periode nu nog een vrijstellingsregeling in te voeren, zouden er hoge (automatiserings)kosten moeten worden gemaakt. Daarom heeft Staatssecretaris Snel besloten om de technische implementatie stop te zetten en de regeling niet in te voeren.
Opbrengstgerechtigden kunnen gebruik blijven maken van de bestaande teruggaafregeling.

  • 1
  • 2