8. Geen aftrek voorbelasting voor kosten IB-procedures dga

X (bv; belanghebbende) had een groothandel in technische apparaten en toebehoren. Aan X is op verzoek teruggave van voorbelasting verleend voor advies- en advocaatkosten. 
Na een boekenonderzoek stelt de Inspecteur dat de kosten niet alleen zien op OB- en vpb-procedures van X maar ook op IB-procedures van haar dga. Hij heeft aftrek van voorbelasting voor 30% van die kosten geweigerd en naheffingsaanslagen opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant en in hoger beroep Hof Den Bosch achten de beperking van de vooraftrek terecht. Een deel van de kosten van de diensten van de advocaten ziet niet op procedures die in rechtstreeks en onmiddellijk verband staan met de onderneming van X, zodat in zoverre geen aftrek van voorbelasting kan plaatsvinden. Een causaal verband tussen de kosten van de diensten van de advocaten ter zake van de procedures van de dga en de economische activiteit van X (zonder de onderneming zouden er geen juridische procedures zijn geweest) is geen rechtstreeks en onmiddellijk verband in de zin van de rechtspraak van het Hof van Justitie.
De Rechtbank heeft in aanmerking genomen dat sprake is van een drietal belastingmiddelen, en daarom een percentage van 30% van de advocaatkosten toegerekend aan de procedures van de dga. Het Hof acht die benadering redelijk en sluit zich bij dit oordeel van de Rechtbank aan.
Ook ten aanzien van de boetes bevestigt het Hof het oordeel van de Rechtbank. X had ten minste voor een bepaald deel van de advocaatkosten moeten inzien dat deze toerekenbaar zijn aan de IB-procedures. Door daarmee in het geheel geen rekening te houden heeft X geen pleitbaar standpunt ingenomen. De bij uitspraak op bezwaar verminderde boetes zijn passend en geboden. 
(Hof Den Bosch, nrs. 16/03864 en 16/03865)

7. Privégebruik auto’s btw en toepassing

De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd over een bij de vaste commissie voor Financiën ingediende klacht over de btw-heffing van privégebruik auto’s. Daarbij is met name verzocht om in te gaan op het arrest HR 21 april 2017, 15/02004, ECLI:NL:HR:2017:711. Dit betreft een arrest uit een serie van vier arresten waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld over de massaal ingediende bezwaren tegen de btw-correctie voor het privégebruik van auto’s over de periode tweede helft 2011 tot en met 2016. Deze bezwaren zijn aangemerkt als ‘massaal bezwaar’ als bedoeld in artikel 25c AWR.
De staatssecretaris kan niet inhoudelijk ingaan op fiscale aangelegenheden van individuele belastingplichtigen, maar gaat wel in zijn algemeenheid in op de aan de orde zijnde problematiek en de toepassing van het arrest door de Belastingdienst.
In het hier van belang zijnde arrest was aan de orde dat de werkelijke omvang van het privégebruik een lagere correctie zou inhouden dan het gehanteerde forfait. De conclusie van de Hoge Raad was dat het vaststellen van de werkelijke omvang van het privégebruik niet enkel behoeft te geschieden aan de hand van een bijgehouden kilometeradministratie.
Naar aanleiding van dit arrest zijn belastingplichtigen die dezelfde bezwaargrond aan de orde hadden gesteld in de gelegenheid gesteld – op basis van de procedure en termijnen opgenomen in de collectieve uitspraak op bezwaar – de lagere omvang van het privégebruik nader te motiveren en te onderbouwen. De Belastingdienst heeft de bezwaren met inbegrip van de nadere motiveringen en gegevens vervolgens afgehandeld conform het ‘Memo Draaiboek inhoudelijke behandeling Opgaaf aanvullende gegevens privégebruik auto btw’.

Kamerbrief privegebruik auto's

6. Zorgen over continuïteit van primaire processen bij de Belastingdienst

De problemen bij de Belastingdienst zijn in 2017 niet minder geworden. Het oplossen van tal van ICT-knelpunten heeft, net als in het jaar ervoor, wederom vertraging opgelopen.
Ook de extra investeringen die nodig zijn om verouderde ICT-systemen te moderniseren en/of te vervangen lopen met ruim € 20 miljoen achter op schema. Dat vertraagt de ombouw naar een modernere manier van werken met minder belastingambtenaren. Dit blijkt uit het verantwoordingsonderzoek over 2017 van de Algemene Rekenkamer.
Omdat in 2016 meer belastingambtenaren hebben gemeld te vertrekken dan eerder was voorzien, kampt de dienst met onderbezetting. Er zijn circa 2.000 nieuwe medewerkers nodig. Een kwart van de benodigde 2.000 had de dienstleiding verwacht in 2017 te kunnen werven. Dat is beperkt gebleven tot 322. Het blijkt onder meer lastig om fiscalisten en ICT’ers binnen te halen.
Een andere aansturing vanuit het ministerie van Financiën en verscherpt toezicht zijn opgezet, maar deze verbeteringen moeten zich in de praktijk nog bewijzen. De Algemene Rekenkamer maakt zich zorgen over oplopende risico’s voor de continuïteit van de primaire processen bij de Belastingdienst.

5. Dga: loonaangiften corrigeren in de toekomst

Hebt u aangifte loonheffingen gedaan voor een directeur-grootaandeelhouder (dga) over een aangiftetijdvak dat nog niet is begonnen? U kunt deze nog wijzigen. Dat kan alleen door de aangifte over dat tijdvak aan te passen met de juiste gegevens. De aanmaakdatum van de aangifte wijzigt u niet. Een dga kan onder bepaalde voorwaarden aangifte loonheffingen doen over aangiftetijdvakken voordat die zijn begonnen. Als de aangiftegegevens aan het begin van het kalenderjaar bekend zijn, mag u alle tijdvakaangiften al indienen. De Belastingdienst verwerkt de ingevulde gegevens van de aangifte pas wanneer het tijdvak is begonnen.

Let op!

U kunt de toekomstige loonaangiften dus niet aanpassen door een correctiebericht of een nieuwe aangifte in te sturen zoals beschreven in onderdeel 12 van het Handboek loonheffingen. Deze handreiking is een aanvulling op dat hoofdstuk.

4. De fiscaal dienstverlener en integriteit: klant dient suppletieaangifte OB niet in

Integriteit is een belangrijk onderwerp voor fiscaal dienstverleners. Dit kwam naar voren tijdens de Intermediairdagen 2017. De redactie start daarom een nieuwe serie ‘De fiscaal dienstverlener en integriteit’. Als eerste een casus gebaseerd op praktijkervaringen van Martien van Doorn, accountmanager Fiscaal Dienstverleners bij de Belastingdienst.

De situatie
Fiscaal dienstverlener X meldt telefonisch dat hij worstelt met een integriteitsprobleem. Hij wil graag een luisterend oor en raad/advies. Wat is het geval? Nadat hij de jaarstukken 2015 heeft opgemaakt is het de bedoeling dat een goede en vaste klant volgens afspraak zelf de suppletieaangifte omzetbelasting (€ 18.000) indient. Dat is namelijk conform de afspraak die is vastgelegd in een werkopdracht. Bij het opmaken van de jaarstukken 2016 blijkt echter dat de klant al dan niet moedwillig heeft nagelaten de suppletieaangifte 2015 in te dienen. Navraag leert dat hieraan betalingsproblemen ten grondslag liggen. De klant schaamt zich daar diep voor. X had al een vermoeden, want ook zijn facturen werden al een tijd niet meer betaald.
Hij staat voor een dilemma: moet hij zijn klant aanspreken met het risico dat hij hem kwijtraakt en dat zijn openstaande facturen niet meer betaald worden? Of moet hij doen of zijn neus bloedt, waardoor hij het vertrouwen van zijn klant behoudt en zijn openstaande facturen wellicht binnen redelijke termijn kan innen? Bovendien toont hij op deze manier voor zijn gevoel enige medemenselijkheid. Hij hinkt constant op 2 gedachten en komt er niet uit. Ook zijn kantoorcollega’s vinden het een lastige zaak. De meningen zijn sterk verdeeld.
De Belastingdienst
De verantwoordelijkheid voor het indienen van een suppletieaangifte OB ligt bij de belastingplichtige. Een adviseur kan een belastingplichtige niet dwingen om aan zijn suppletieverplichting (artikel 10a Algemene wet inzake rijksbelastingen, juncto artikel 15 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting) te voldoen. Hij kan de belastingplichtige slechts wijzen op zijn suppletieverplichting. Komt de belastingplichtige deze verplichting niet na, dan kan de adviseur handelen zoals aangeven onder het kopje 'De oplossing'.
De fiscaal dienstverlener
De positie van de fiscaal dienstverlener is precair. Het fiscale boeterecht kan in bepaalde gevallen ook hem raken als zijn klant onjuiste of onvolledige aangiften indient. De Belastingdienst heeft sinds enige tijd namelijk de mogelijkheid om in bepaalde gevallen een bestuurlijke boete op te leggen aan een medepleger of medeplichtige. Deze boete is gebaseerd op de artikelen 5:1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 67o van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Een voorbeeld hiervan is de nauwe en bewuste samenwerking tussen belastingplichtige en adviseur om in verband met financiële problemen bij de belastingplichtige bewust na te laten om een suppletieaangifte omzetbelasting in te dienen. In dat geval kan gezegd worden dat beide partijen gezamenlijk gehandeld hebben in de uitvoering van de overtreding van artikel 10a Algemene wet inzake rijksbelastingen, juncto artikel 15 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting. Het is overigens aan de inspecteur om dit te bewijzen.
De oplossing
Na enkele dagen laat X weten dat hij in overleg met de klant de suppletieaangifte omzetbelasting 2015 alsnog zal indienen. Daarnaast geeft hij aan dat hij de casus intern op zijn kantoor nogmaals gaat bespreken. De werkinstructies en -programma’s zullen worden aangepast. Het voorstel is om te accepteren dat een klant vrij is om de suppletieaangifte zelf in te dienen. Maar als hij dat vervolgens verzuimt te doen, dan dient X de aangifte in. Als de klant hier niet mee akkoord gaat, dan wordt de klantrelatie met onmiddellijke ingang beëindigd. Deze keuze geeft X zichtbaar een goed en opgelucht gevoel.

X had er ook voor kunnen kiezen om weg te kijken. Overigens: als hij is aangesloten bij een beroepsgroep bestaat de kans dat hij op termijn tegen de lamp loopt, omdat vanuit de beroepsgroep regelmatig kantooraudits plaatsvinden. De omissie komt bij deze audit automatisch boven water. De beroepsgroep kan hem dit tuchtrechtelijk aanrekenen en het kan hem in het uiterste geval zijn lidmaatschap én zijn goede naam kosten.
Tot slot
Een fiscaal dienstverlener heeft een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Als hij richting zijn klanten eenmaal begint met het oogluikend toestaan van fiscaal niet-compliant gedrag, dan is het moeilijk om daar mee te stoppen. Hij creëert een bepaald verwachtingspatroon en begeeft zich op een hellend vlak dat overgaat in een ravijn. De kans is groot dat hij daar zonder kleerscheuren niet meer uitkomt.

 

  • 1
  • 2