8. Handreiking 'Eigenwoningreserve en bijleenregeling (deel 1/2)'

De Belastingdienst ontvangt regelmatig vragen over de eigenwoningreserve en de bijleenregeling. In deze handreiking leest u meer over deze onderwerpen. De handreiking bestaat uit 2 delen. In dit 1e deel vindt u een uitleg van een aantal belangrijke begrippen en de uitwerking van verschillende situaties met rekenvoorbeelden.

Bijleenregeling
De bijleenregeling geldt als uw klant een eigen woning verkoopt met overwaarde (Waarde economisch verkeer (WEV)  -/- schuld op dat moment). Er ontstaat op dat moment een eigenwoningreserve. Hierdoor mag uw klant misschien niet alle (hypotheek)rente aftrekken als hij een nieuwe eigen woning koopt. Dit uitgangspunt geldt tevens als sprake is van overgang uit box 1 (fictie).

Vooraf
De bijleenregeling en de eigenwoningreserve zijn geregeld in de volgende artikelen van de Wet Inkomstenbelasting 2001:

Hierna vindt u eerst een aantal relevante begrippen voor de eigenwoningreserve en daarna hebben we diverse situaties uitgewerkt aan de hand van voorbeelden. De volgende onderwerpen komen in deze handreiking aan bod:

  • eigenwoningschuld
  • eigenwoningreserve
  • nieuwe woning zonder eerdere eigenwoningreserve
  • nieuwe woning met eerdere eigenwoningreserve
  • nieuwe woning voor verkoop oude eigen woning
  • EWR bij meerdere leningdelen (aflossingsvrij en annuïtair)

Eigenwoningschuld
De eigenwoningschuld is het bedrag van de lening(en) voor de eigen woning waarover u rente mag aftrekken in box 1. Een positieve eigenwoningreserve vermindert deze eigenwoningschuld. De eigenwoningschuld kan behalve de gebruikelijke hypotheekschuld ook bestaan uit bijvoorbeeld een familielening of andersoortig krediet. 

Eigenwoningreserve (EWR)
De eigenwoningreserve is het bedrag dat ontstaat uit de overwaarde (positief of negatief) als de (oude) eigen woning wordt verkocht. Dit bedrag beïnvloedt de hoogte van het bedrag waarover uw klant rente mag aftrekken bij een nieuwe hypotheek of lening. Bij vervreemding van een eigen woning geldt het passeren van de notariële akte als moment van vervreemding en niet het tekenen van de voorlopige koopovereenkomst.

Is er geen notariële akte? Dan geldt als moment van verkoop het tijdstip van de feitelijke vervreemding. De eigenwoningreserve vervalt na 3 jaar.

Is de reserve uit meerdere delen opgebouwd doordat uw klant vaker een eigen woning heeft verkocht? Dan vervalt elk afzonderlijk deel na 3 jaar. De eigenwoningreserve vervalt ook als iemand overlijdt.

Berekenen eigenwoningreserve en eigenwoningschuld
Het bedrag van de eigenwoningreserve en de eigenwoningschuld berekent u met de ‘rekenhulp Bijleenregeling’ op de site van de Belastingdienst. In bijgevoegde rekenvoorbeelden ziet u wat de gevolgen van de bijleenregeling zijn voor de aftrekbare rente, de eigenwoningschuld en de eigenwoningreserve.

Koop nieuwe woning voor verkoop oude woning
Als uw klant de nieuwe woning koopt op het moment dat de oude woning nog niet is verkocht, dan hoeft hij nog geen rekening te houden met een eventuele positieve overwaarde van de oude woning. Bij het bepalen van de eigenwoningschuld houdt de Belastingdienst alleen rekening met een eigenwoningreserve van een eerder verkochte woning. Die eigenwoningreserve trekt u af van de hypotheek of lening die uw cliënt voor de nieuwe woning afsluit.

Op het moment dat de oude woning wordt verkocht, moet de eigenwoningschuld wél verminderd worden met de overwaarde van deze woning. Dit moet ook gebeuren als de woning 3 jaar te koop staat en nog niet is verkocht. Want als de eigenwoningschuld lager is dan de waarde in het economisch verkeer (WEV), is er een positieve overwaarde.

Eigenwoningreserve bij meerdere leningdelen (aflossingsvrij en annuïtair)
Dit onderwerp leggen we uit door middel van een voorbeeld.

Voorbeeld: Uw klant verkoopt zijn woning en koopt vervolgens een andere eigen woning. De ontstane eigenwoningreserve (met een overwaarde van € 50.000) is niet volledig gebruikt voor de nieuwe woning. De oude hypotheek is meegenomen naar de nieuwe woning (aflossingsvrij). Daarnaast zijn er 2 nieuwe hypotheken afgesloten die voldoen aan de aflossingseis zoals vastgelegd in artikel 3.119a Wet IB 2001. Op welke hypotheek (of hypotheken) wordt de eigenwoningreserve in mindering gebracht ?

Uitwerking: In lid 2 van art. 3.119a Wet IB 2001 staat dat de eigenwoningschuld wordt verminderd met de eigenwoningreserve. Dit houdt in dat de hypotheek of lening ter grootte van de eigenwoningreserve niet bij de eigenwoningschuld hoort en ook niet in aanmerking komt voor renteaftrek. De keuze is hierin vrij. Uw klant mag kiezen op welke van de schulden de eigenwoningreserve in mindering komt. Het deel van de hypotheek of lening dat niet bij de eigenwoningschuld hoort, valt in van box 3.

 In deel 2 gaan we verder in op het fiscaal partnerschap en besteden we aandacht aan enkele praktijkvoorbeelden.

7. Vooroverleg gebruikelijk loon

De Belastingdienst heeft een checklist vooroverleg gebruikelijk loon beschikbaar. Deze checklist is een aanvulling op de gegevens die u altijd al moet verstrekken bij een verzoek om vooroverleg.

Welke feiten en omstandigheden u in elk geval bij een verzoek vaststelling gebruikelijk loon moet vermelden, leest u in deze checklist.

Als één van de gevraagde gegevens ontbreekt kan de inspecteur het verzoek niet in behandeling nemen. In bijzondere situaties of als daartoe aanleiding bestaat, kan de inspecteur u om meer informatie vragen.

Meer informatie
Meer informatie over vooroverleg en welke informatie uw verzoek om vooroverleg in ieder geval moet bevatten leest u in de handreiking Vooroverleg op Forum Salaris.

Wetsartikel:
Art. 12a Wet LB 1964

6. Online-versie Handboek Loonheffingen 2018 aangepast

Het online Handboek Loonheffingen 2018 is op 4 juli geactualiseerd. De wijzigingen in de regels over de sectoraansluiting zijn in deze versie verwerkt.

De maatregelen van minister Koolmees die zijn ingegaan op 29 juni 17:00 uur zijn opgenomen in paragraaf 5.1.1. Deze wijziging in de regels van de sectoraansluiting is nog niet verwerkt in de pdf-versie van 1 juli 2018. 

Een overzicht met alle wijzigingen vindt u onder ‘Versiebeheer’ in het online Handboek Loonheffingen 2018

De online-versie van het handboek wordt voortdurend door de Belastingdienst geactualiseerd. De pdf-versie wordt 1x per kwartaal aangepast. 

Gerelateerde berichten

5. Antwoorden op vragen waarom dode mensen post van de belasting krijgen


Een DigiD wordt niet automatisch opgeheven na het overlijden van een persoon. Dat heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken geantwoord op Kamervragen naar aanleiding van het bericht ‘Waarom dode mensen post van de belasting krijgen’?
De staatssecretaris geeft in zijn antwoorden aan dat een DigiD automatisch wordt opgeheven nadat het drie jaar niet is gebruikt. Het uitgangspunt is dat overheidsorganisaties stoppen met het leveren van diensten aan het betreffende BSN zodra zij de melding van overlijden krijgen. Mocht een nabestaande het DigiD-account eerder willen opheffen dan na drie jaar, dan kan deze telefonisch of schriftelijk een verzoek daartoe indienen bij DigiD.
Op de vraag hoe het kan dat personen die overleden zijn, en waarvan een melding van overlijden aan de gemeente is doorgegeven, na het overlijden toch (digitale) post blijven ontvangen, antwoordt de staatssecretaris dat de problematiek complex is. Hij schrijft dat hij niet de illusie wil wekken dat dit eenvoudig structureel opgelost kan worden. Wel geeft de staatssecretaris aan dat hij aan verschillende maatregelen werkt, met twee verschillende doelen. Ten eerste voorkomen dat berichten worden geadresseerd aan overleden personen (waar nabestaanden onder kunnen lijden) en ten tweede een goede manier te vinden om berichten die na overlijden moeten worden verzonden goed af te leveren.

4. Recordaantal kinderen met kinderopvangtoeslag

In 2017 keerde de Belastingdienst voor 882 duizend kinderen kinderopvangtoeslag uit. Niet eerder was dit aantal zo hoog. Huishoudens die kinderopvangtoeslag kregen, behoorden merendeels tot de hogere inkomensgroepen. Toeslagontvangers betaalden gemiddeld 31 procent van de declarabele opvangkosten zelf. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

Kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd voor het gebruik van formele opvang in een kindercentrum of via een geregistreerd gastouderbureau. Ten opzichte van 2016 steeg het aantal kinderen met deze toeslag met 64 duizend. De groei had uitsluitend betrekking op dagopvang en buitenschoolse opvang (bso) in kindercentra. Het aantal kinderen dat door erkende gastouders werd opgevangen, bleef nagenoeg gelijk.

De groei in de dagopvang is mede het gevolg van de omvorming van peuterspeelzalen tot kinderopvanglocaties. Hierdoor ontvangen ouders die voldoen aan de criteria ook toeslag wanneer zij gebruik maken van peuteropvang in voormalige peuterspeelzalen.

  • 1
  • 2