8. ontmoedigen van excessief lenen van de eigen vennootschap (rekening-courantmaatregel

Maatregelen niet opgenomen in pakket Belastingplan 2019
De augustusbesluitvorming van het kabinet heeft (eveneens) geleid tot maatregelen die niet rechtstreeks hebben geleid tot aanpassingen in het pakket Belastingplan 2019. Deze maatregelen hebben echter wel een relatie met het pakket Belastingplan 2019. Het gaat om twee maatregelen die de staatssecretaris in deze brief aan de Tweede Kamer aankondigt.

1) Lastenverlichting gericht op het mkb
Per 2020 is een reservering getroffen van € 100 miljoen structureel om de lasten op arbeid voor het mkb extra te verlichten. Over de concrete invulling wordt de Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

2) Het ontmoedigen van excessief lenen van de eigen vennootschap (rekening-courantmaatregel)
Het kabinet gaat een zogenoemde rekening-courantmaatregel uitwerken. Uit onderzoek blijkt dat veel aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) grote bedragen lenen van hun eigen vennootschappen. In totaal leenden in 2015 ruim 225.000 ab-houders meer dan € 51 miljard van hun eigen vennootschap. Circa 23.000 ab-houders (10% van de lenende ab-houders) lenen op individueel niveau meer dan € 500.000 en in totaal ruim € 30 miljard (circa 60% van de totale schuld van ab-houders aan hun vennootschappen). Door te lenen van de eigen vennootschap kunnen ab-houders belastingheffing in box 2 langdurig uitstellen en in bepaalde situaties zelfs afstellen. Het toezicht door de Belastingdienst op leningen van de eigen vennootschap aan de ab-houders is zeer bewerkelijk en leidt in de praktijk tot veel tijdrovende discussies. Daarom kondigt het kabinet een specifieke maatregel aan die lenen boven een bedrag van € 500.000 van de eigen vennootschap ontmoedigt. Deze maatregel past bij de aanpak van belastingontwijking en zorgt voor een betere uitvoerbaarheid van het belastingstelsel door de Belastingdienst. De maatregel heeft een jaarlijkse voor het inkomstenkader relevante budgettaire opbrengst van € 50 miljoen.

Bij de uitwerking van deze maatregel gaat het kabinet uit van de volgende contouren.
- Als de totale som van schulden van de ab-houder aan zijn eigen vennootschap meer dan € 500.000 bedraagt, wordt dat meerdere als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen.
- De maatregel treedt op 1 januari 2022 in werking.
- Voor bestaande eigenwoningschulden aan de eigen vennootschap wordt een overgangsmaatregel getroffen.

Het kabinet wil dat ab-houders de mogelijkheid krijgen om hun excessieve schulden aan de eigen vennootschap terug te brengen voordat zij over deze leningen box 2-heffing moeten betalen. Om die reden is ervoor gekozen om de maatregel door middel van deze brief aan te kondigen en pas per 1 januari 2022 in werking te laten treden. De ab-houder heeft zodoende meer dan drie jaar de gelegenheid om zijn schuld aan zijn vennootschap terug te brengen tot maximaal € 500.000. Bovendien bestaat in 2019 nog de mogelijkheid om tegen het huidige box 2-tarief van 25% een dividenduitkering te doen die vervolgens kan worden gebruikt voor de aflossing van de schuld aan de vennootschap.

Het kabinet is voornemens het wetsvoorstel waarin deze maatregel is opgenomen in het voorjaar van 2019 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Uiteraard zal bij de voorbereiding van het voorstel een uitvoeringstoets worden gemaakt, die ook inzicht geeft in de gevolgen voor de Belastingdienst. Tevens wordt het conceptvoorstel geconsulteerd via een internetconsultatie, zodat het bedrijfsleven en de adviespraktijk in de gelegenheid zijn om commentaar te geven en suggesties te doen.

7. Overzicht belangrijkste veranderingen 2019

Een overzicht van de belangrijkste veranderingen:

Invoering tweeschijvenstelsel
Door de geleidelijke invoering van een tweeschijvenstelsel met een basistarief en een toptarief nemen de besteedbare inkomens toe van alle personen met een inkomen vanaf € 20.000 per jaar. Ook wordt het hierdoor minder van belang of een inkomen in een huishouden met 1 of 2 personen wordt verdiend. Het basistarief wordt in 2021 37,05% en het toptarief 49,50%. In 2019 wordt het tarief van de huidige eerste schijf 36,65% en de tweede en derde schijf 38,10%.

Verhoging arbeidskorting
Door een verhoging van de arbeidskorting gaat werken meer lonen voor mensen met een inkomen tussen de € 20.000 en € 60.000 per jaar.

Verhoging algemene heffingskorting
Door een verhoging van de algemene heffingskorting neemt het besteedbaar inkomen toe van mensen met een inkomen tot € 50.000 per jaar. In de aanloop naar Prinsjesdag heeft het kabinet de heffingskorting in 2019 met € 44 extra verhoogd om de koopkracht te verbeteren voor met name lage inkomens en uitkeringsgerechtigden. Dit komt bovenop de verhoging van € 140 uit het regeerakkoord.

Boodschappen
Het kabinet betaalt de verlaging van de lasten op arbeid gedeeltelijk door economisch minder verstorende belastingen te verhogen. Zo worden boodschappen iets duurder door een verhoging van het lage btw-tarief van 6% naar 9%. Dit betekent in de praktijk dat boodschappen van € 100 in 2019 € 2,83 duurder worden. Maar ook met de duurdere boodschappen gaan de meeste mensen erop vooruit in 2019.

Daarnaast verlaagt het kabinet voor de hogere inkomens het tarief van een aantal aftrekposten. Dit geldt bijvoorbeeld voor de hypotheekrenteaftrek en de ondernemersaftrek.

Vergroening
Wat vervuilender is voor het milieu wordt zwaarder belast: de belasting op aardgas gaat omhoog, die op elektriciteit omlaag. Verhuurders die huurwoningen energiezuinig verbouwen zullen vanaf volgend jaar in aanmerking komen voor een heffingsvermindering.

Voor wie met de (elektrische) fiets naar het werk wil, wordt het een stuk aantrekkelijker gemaakt een fiets van de zaak te gebruiken door een versimpeling van de fiscale fietsregeling. Bij een inkomen van € 35.000 en een elektrische fiets van € 2000 kost dit een werknemer vanaf 2020 minder dan € 5 per maand.

Bedrijfsleven
Nederland wil aantrekkelijk zijn als vestigingsplaats voor bedrijven die een echte bijdrage leveren aan de economie. Het kabinet presenteert daarom een ambitieus pakket aan maatregelen voor het bedrijfsleven.

Het pakket bevat naast de verlaging van de vennootschapsbelasting en de afschaffing van de dividendbelasting ook de invoering van een bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties. Zo wordt voorkomen dat Nederland wordt gebruikt voor doorstroomactiviteiten naar belastingparadijzen. Voor het MKB wordt bovendien per 2020 structureel € 100 miljoen beschikbaar gesteld.

Ook constructies die worden opgezet om doelbewust geen belasting te betalen - door geld uit te keren aan aandeelhouders of te schenken aan familieleden - worden aangepakt. Het wordt mogelijk deze belastingschuld te verhalen op bijvoorbeeld aandeelhouders die een winstuitdeling hebben gehad of familieleden die een schenking hebben gekregen, met terugwerkende kracht tot 18 september 2018.

Daarnaast verlaagt het kabinet de verhuurderheffing met structureel € 100 miljoen.

Het tarief in de vennootschapsbelasting wordt voor winsten tot € 200.000 in stappen verlaagd van 20% naar 16% in 2021. Ook voor winsten boven € 200.000 wordt het tarief verlaagd, maar wel minder groot dan in het Regeerakkoord beoogd: het tarief wordt in 2021 22,25% in plaats van 21%. Ook het tarief in box 2 wordt verhoogd, maar 1,6% minder dan voorgesteld in het regeerakkoord: namelijk naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021.

 

6. Wet bronbelasting 2020

Wet bronbelasting 2020
Nederland heeft zich er de afgelopen jaren hard voor gemaakt om in internationaal verband maatregelen te nemen die belastingontwijking tegengaan. In EU-verband zijn onder andere de eerste en tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1 en ATAD2) tot stand gekomen.
Daarbovenop neemt het kabinet in dit wetsvoorstel maatregelen tegen het gebruik van Nederland als doorstroomland in belastingbesparende concernstructuren en tegen het verschuiven van Nederlandse belastinggrondslag naar laagbelastende jurisdicties. Tegelijkertijd zijn, ook met het oog op internationale ontwikkelingen en de toenemende globalisering, maatregelen nodig om ondernemingen die belangrijk zijn voor Nederland aan Nederland te blijven binden en om aantrekkelijk te blijven voor investeerders. Ook dat is nadrukkelijk een beleidsspeerpunt van dit kabinet. Daarbij heeft het kabinet ook aandacht voor midden- en kleinbedrijven die overigens mede profiteren van de aanwezigheid van multinationals en (regionale) hoofdkantoren.

In dit wetsvoorstel zijn de volgende maatregelen opgenomen:

Afschaffen dividendbelasting;
Invoeren bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties;
Afschaffen specifieke renteaftrekbeperkingen in verband met invoeren earningsstrippingmaatregel;
Afschaffen fiscale aftrek vergoeding aanvullend tier 1-kapitaalinstrumenten;
Wijzigingen voor fiscale beleggingsinstellingen;
Versoberen voorwaartse verliesverrekening in de vennootschapsbelasting;
Beperking afschrijving gebouwen in de vennootschapsbelasting;
Flankerende maatregelen vpb-tariefsverlaging;

5. Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019

Om de opwarming van de aarde tegen te gaan, moeten minder broeikasgassen worden uitgestoten. Het doel is om in 2030 in Nederland 49 procent minder koolstofdioxide (CO2) te produceren dan in 1990. Dat is al over twaalf jaar en vereist dus nu actie. Het kabinet wil aan dit doel bijdragen door vervuilers meer te laten betalen voor milieuvervuilende keuzes en op die manier duurzame alternatieven aantrekkelijker maken.

In dit wetsvoorstel zijn de volgende maatregelen opgenomen:
Aanpassingen EIA, MIA en Vamil;
Forfaitaire bijtelling ter beschikking gestelde fiets van de zaak;
Afschaffen teruggaafregeling in de Wet BPM voor taxi’s en openbaar vervoer;
Versterking milieudifferentiatie belasting zware motorrijtuigen (Eurovignet);
Aanpassing Wet uitwerking Autobrief II;

Milieubelastingen
Schuif van elektriciteit naar aardgas;
Verlagen belastingvermindering energiebelasting;
Verhogen tarief afvalstoffenbelasting;
Verminderen van de verhuurderheffing voor verduurzaming van huurwoningen.

4. Wet modernisering kleineondernemersregeling

Al in de Fiscale agenda van 2011 is de kleineondernemersregeling genoemd als een vereenvoudiging in de heffing van de btw die kan bijdragen aan het terugdringen van de administratieve lasten en de uitvoeringskosten van de Belastingdienst. Het kabinet heeft in de fiscale agenda aangegeven prioritair aandacht te willen besteden aan onder meer de herziening van de kleineondernemersregeling.
Recent is in de Fiscale Beleidsagenda van 23 februari 2018 de kleineondernemersregeling wederom benoemd. Het kabinet stelt voor om de huidige kleineondernemersregeling (hierna: huidige KOR) in de Wet OB 1968 te moderniseren door de introductie van een facultatieve omzetgerelateerde vrijstellingsregeling van omzetbelasting (hierna: nieuwe KOR). De nieuwe KOR kent een omzetgrens van € 20.000. Met de modernisering creëert het kabinet een regeling die beter aansluit bij het beoogde doel: een vereenvoudigde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemers, ongeacht de rechtsvorm, om daarmee hun administratieve lasten te verlichten. De modernisering van de huidige KOR levert een flinke vereenvoudiging van het fiscale stelsel en de uitvoering daarvan op. De nieuwe regeling treedt effectief in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 1
  • 2