8. Door ex-echtgenoot voor ex betaalde hypotheekrente niet aftrekbaar
De Hoge Raad heeft op 16 november 2018 een beslissing genomen in de volgende zaak:
X en Y zijn gescheiden en X is in de echtelijke koopwoning blijven wonen. De woning is gemeenschappelijk eigendom van X en Y. Sinds de scheiding neemt X neemt alle woonlasten voor zijn rekening.
In geschil of X de ter zake van Y betaalde hypotheekrente en premies levensverzekering in aanmerking kan nemen als een aftrekbare onderhoudsverplichting in de zin van artikel 6.3, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001.
De Hoge Raad vindt dat een redelijke verdeling van de bewijslast met zich brengt dat X de feiten en de omstandigheden aannemelijk dient te maken waaruit volgt dat door hem gedane betalingen ter zake van de hypotheekrente en premies levensverzekering aangemerkt kunnen worden als aftrekbare periodieke uitkeringen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting en dat deze uitkeringen in rechte vorderbaar zijn.
De Hoge Raad vindt voorts dat het feit dat bij de vaststelling van de partneralimentatie door de burgerlijke rechter, als onderdeel van de draagkrachtberekening van X rekening is gehouden met de verschuldigde hypotheekrente en premies levensverzekering, niet zonder meer betekent dat sprake is van een alimentatieverplichting. Met andere woorden, er is geen sprake van een specifieke overeenkomst tussen X en Y op grond waarvan X verplicht is het deel van zijn ex-echtgenote te voldoen.
Dat betekent dat de door X ter zake van Y betaalde hypotheekrente en premies levensverzekering niet aftrekbaar zijn als alimentatieverplichting.
Hoge Raad, 16 november 2018, nummer 17/02368