1. Tarieven en grondslag vennootschapsbelasting 2019

Tarieven
Vanaf 2019 gaat het tarief van de vennootschapsbelasting stapsgewijs omlaag. In 2019 wordt het tarief van de eerste tariefschijf (voor het deel van de winst tot en met € 200.000) verlaagd van 20% naar 19%. Het tarief van de tweede tariefschijf (voor het deel van de winst boven € 200.000) blijft 25% in 2019.

Versoberen voorwaartse verliesverrekening
Het aantal jaren dat verliezen in de vennootschapsbelasting voorwaarts kunnen worden verrekend, wordt vanaf 2019 beperkt van 9 tot 6 jaar. Verliezen uit 2018 kunnen nog 9 jaar worden verrekend tot en met uiterlijk 2027. Verliezen uit 2019 kunnen nog maar tot en met uiterlijk 2025 worden verrekend.

Beperking afschrijven gebouwen
De afschrijving op gebouwen in eigen gebruik in de vennootschapsbelasting wordt beperkt. Vanaf 2019 mag nog maar worden afgeschreven tot 100% van de WOZ-waarde (voorheen 50% van de WOZ-waarde). Voor bedrijven die gebouwen ter belegging hebben gold deze afschrijvingsbeperking tot 100% van de WOZ- waarde al.
Is een gebouw voor 1 januari 2019 in gebruik genomen en is op dat gebouw vóór die datum nog niet over drie volledige boekjaren afgeschreven? Dan mag nog gedurende het restant van die periode volgens de oude regels worden afgeschreven. De beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik tot 100% van de WOZ-waarde geldt niet voor belastingplichtigen in de inkomstenbelasting.

CFC-maatregel
De aanvullende Controlled Foreign Company (CFC)-maatregel is een antimisbruikbepaling die moet voorkomen dat bedrijven belasting ontwijken door winst te verschuiven naar een CFC in een laagbelastend land. De aanvullende CFC-maatregel is vanaf 1 januari 2019 van toepassing en betrekt de winst van de CFC die geen wezenlijke economische activiteit uitoefent in de heffing bij de Nederlandse belastingplichtige. Van een laagbelastend land is sprake als een land geen winstbelasting heeft of een winstbelasting tegen een tarief van minder dan 9%, of als een land op de lijst van de Europese Unie van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden staat.

Generieke renteaftrekbeperking
Met ingang van 1 januari 2019 implementeert Nederland de eerste Europese richtlijn antibelastingontwijking. Onderdeel hiervan is een generieke renteaftrekbeperking; de zogenoemde earningsstrippingmaatregel. Voor zover de rente van een bedrijf per saldo hoger is dan 30% van het fiscale brutobedrijfsresultaat (de zogenoemde EBITDA) is de per saldo verschuldigde rente niet langer aftrekbaar van de winst. Indien dat bedrag lager is dan € 1 miljoen, is rente tot € 1 miljoen aftrekbaar, waarmee het midden- en kleinbedrijf wordt ontzien. Deze aftrekbeperking is generiek van toepassing op álle per saldo verschuldigde rente. Dit staat in contrast met de huidige benadering van specifieke renteaftrekbeperkingen die gericht zijn tegen bepaalde omschreven situaties van bovenmatige renteaftrek. Met de invoering van de generieke renteaftrekbeperking komen enkele specifieke renteaftrekbeperkingen te vervallen.