8. Modernisering pensioenverdeling bij scheiding

De verdeling van pensioenen voor partners die gaan scheiden wordt gemoderniseerd. Dat wordt beoogd met het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 waarmee de ministerraad op voorstel van minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ingestemd. 
Wanneer de wet wordt ingevoerd krijgen beide ex-partners een zelfstandig recht op een deel van het ouderdomspensioen dat ze tijdens het huwelijk opbouwden. Hierdoor krijgen ex-partners meer inzicht in wat hun financiële situatie na pensionering wordt. Deze wetswijziging verbreekt de levenslange afhankelijkheid tussen ex-partners op pensioengebied. 
Na inwerkingtreding verdelen pensioenuitvoerders de pensioenen automatisch zodra ze een melding van een scheiding krijgen. Ex-partners kunnen straks aangeven als ze het pensioen niet willen verdelen. Ook kunnen ze samen andere afspraken over de verdeling maken. 
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

7. Betere positie werknemers bij doorstart onderneming

Alle werknemers van een failliete onderneming komen na een doorstart in principe onder dezelfde arbeidsvoorwaarden in dienst bij de nieuwe eigenaar. Alleen als er bij de overgang arbeidsplaatsen verdwijnen en dit het gevolg is van bedrijfseconomische omstandigheden, wordt hiervan afgeweken. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van de ministers Dekker (voor Rechtsbescherming) en Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) dat op 29 mei 2019 in consultatie is gegaan. Het wetsvoorstel moet voorkomen dat bij een doorstart na een faillissement veel werknemers hun baan verliezen. Zulke situaties leiden steevast tot ophef. In 2017 oordeelde het Europese Hof van Justitie bij de ‘pre-pack-doorstart’ van kinderopvangorganisatie Estro dat het personeel recht had op behoud van baan en arbeidsvoorwaarden. 
Die uitspraak veroorzaakte discussie over de gevolgen voor andere gevallen. Die onzekerheid heeft een doorstart na faillissement lastiger gemaakt, terwijl dat vaak de meest wenselijke optie is voor de schuldeisers en werknemers. Er blijven bij een doorstart meer banen behouden en er zijn meer mogelijkheden om schulden te voldoen. Ook leveranciers en klanten zijn hierbij gebaat, want het bedrijf kan door. Dat is ook goed voor de economie. 
De regeling die het kabinet nu voorstelt, moet duidelijkheid bieden. Werknemers krijgen een betere positie bij een doorstart en potentiële kopers krijgen meer zekerheid over de arbeidskosten, waardoor zij een verantwoord bod kunnen doen. 
Het wetsvoorstel regelt ook dat werknemers voor wie er na de doorstart toch geen plek is, niet door een concurrentiebeding beperkt worden om ergens anders aan de slag te gaan. Ook krijgen de ondernemingsraad en de personeelsvereniging het recht om een advies uit te brengen over een voorgenomen doorstart. De rechter-commissaris die toestemming moet geven voor de overgang, zal dit advies bij zijn beslissing betrekken.

6. Kabinet wil uitbetalen met aandelenopties bij start-ups en scale-ups aantrekkelijker maken

Het kabinet wil het voor start-ups en scale-ups aantrekkelijker maken hun werknemers in aandelenopties te betalen. Zo kunnen deze bedrijven makkelijker getalenteerde werknemers aantrekken en wordt de ontwikkeling van jonge bedrijven in Nederland gestimuleerd. Dit schrijft staatssecretaris Menno Snel van Financiën in zijn fiscale beleidsagenda, waarin zijn beleidsprioriteiten zijn opgenomen. De komende tijd wordt onderzocht of er een regeling ontworpen kan worden die qua moment van belastingheffing meer past bij de situatie van start-ups en scale-ups.
Staatssecretaris Snel: “Jonge en innovatieve bedrijven zijn van groot belang voor de Nederlandse economie. Iedereen moet belasting betalen om bij te dragen aan onze samenleving, maar we kunnen wel kijken of we dat zo slim mogelijk kunnen doen, zodat we de groei van jonge bedrijven stimuleren." 
Startups en scale‑ups bieden medewerkers graag aandelenopties aan als loon in plaats van een regulier salaris. Dit omdat deze jonge ondernemingen meestal niet genoeg geld hebben om een hoog salaris te betalen. Via het uitgeven van aandelenopties kunnen ze toch concurreren met andere bedrijven en worden talentvolle medewerkers nauwer betrokken bij de onderneming. 
Over de aandelenopties moet wel belasting worden betaald; het is namelijk een vorm van salaris. Op dit moment vindt de belastingheffing over de aandelenopties plaats als deze om worden gezet in aandelen. Medewerkers van start-ups en scale-ups worden dan geconfronteerd met een belastingheffing, terwijl ze de aandelen op dat moment vaak nog helemaal niet kunnen verkopen en ook nog niet voldoende ander geld hebben om de belasting te kunnen betalen. 
De komende tijd wordt onderzocht of het mogelijk en voor deze medewerkers ook aantrekkelijker is om de belastingheffing uit te stellen naar een later moment, wanneer er wél geld beschikbaar is om de belasting te betalen. Bijvoorbeeld op het moment dat de onderneming een beursgang maakt. Als het lukt om dit aantrekkelijk vorm te geven, is het doel het wetsvoorstel in 2020 op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer te sturen.

5. Aankomend beleid: aanpassingen werkkostenregeling

In de Wet op de loonbelasting 1964 staat de komende tijd een aantal aanpassingen binnen de werkkostenregeling gepland. Via de werkkostenregeling kunnen werkgevers onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan hun werknemers geven. Het mag daarbij ook gaan om zaken waar werknemers privévoordeel van kunnen hebben. Typische voorbeelden zijn kerstpakketten en bedrijfsuitjes. Het totale bedrag aan deze vergoedingen en verstrekkingen moet binnen een jaarlijkse “vrije ruimte” blijven. Deze vrije ruimte bedraagt in de huidige situatie 1,2% van de loonsom van alle medewerkers samen. Met name mkb-ondernemingen met lage lonen en/of veel parttimers ervaren de huidige beperking van de vrije ruimte als knellend. De staatssecretaris heeft al aangekondigd dat het kabinet in het Belastingplan 2020 een voorstel zal doen om de vrije ruimte verhogen. Hij wil de verruiming zo vormgeven dat deze voor kleine werkgevers relatief het grootst is. De vrije ruimte wordt volgens zijn voorstel berekend als 1,7% van de loonsom tot € 400.000 plus 1,2% van de resterende loonsom. Daarnaast zullen vergoedingen voor verklaringen omtrent gedrag (‘VOG’) niet meer ten laste komen van de vrije ruimte. Andere mogelijke tegemoetkomingen worden onderzocht, zowel in de vorm van wetswijzigingen als in de uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst.
Op Prinsjesdag zal het kabinet ook voorstellen doen voor andere knelpunten die werkgevers ervaren bij de toepassing van de werkkostenregeling. Het kabinet zal voorstellen om de wijze van waardebepaling bij producten uit eigen bedrijf aan te passen en zal voorstellen om werkgevers meer tijd te geven om vast te stellen of en hoeveel belastingheffing verschuldigd is ter zake van de als eindheffingsbestanddelen aangewezen vergoedingen en verstrekkingen. Voor deze voorstellen geldt dat ze onder voorbehoud van een positief eindoordeel van de nog lopende uitvoeringstoets gedaan zullen worden. Deze voorstellen hebben ook een samenloop met het vervolg op de evaluatie van de werkkostenregeling. 

4. Aankomend beleid; Vervanging wet DBA

Ook de wetgeving voor opdrachtnemers en opdrachtgevers heeft de aandacht van het kabinet. Op de arbeidsmarkt hebben zzp’ers een belangrijke positie en zij moeten de ruimte krijgen om te ondernemen. Het kabinet vindt het van belang dat zzp’ers om de juiste redenen kiezen voor zzp-schap en dat er niet eigenlijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) heeft niet de duidelijkheid en rust gebracht die ermee was beoogd waardoor te veel zzp’ers nu in onzekerheid verkeren. In het regeerakkoord is daarom een vervanging van de Wet DBA aangekondigd. Dit betreft maatregelen voor zowel de onderkant als de bovenkant van de arbeidsmarkt en de introductie van een zogenoemde “opdrachtgeversverklaring”. Over de uitwerking van deze maatregelen zijn twee voortgangsrapportages naar de Tweede Kamer gestuurd. Voor de zomer zal de Tweede Kamer opnieuw worden geïnformeerd over de stand van zaken voor de invoering van deze maatregelen. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2019 een verduidelijking van het begrip “gezag” opgenomen in het Handboek voor de loonheffingen.

  • 1
  • 2