8. Opzettelijk doen van onjuiste suppleties niet strafbaar o.g.v. artikel 69

X (verdachte) was bestuurder en enig aandeelhouder van een transportonderneming bv. Op 2 oktober 2012 is de bv failliet verklaard.
X staat onder meer terecht voor het feitelijk leidinggeven aan het door de bv al dan niet in vereniging opzettelijk doen van onjuiste 'suppletieaangiften' over de jaren 2007, 2008 en 2009. Het doen van een onjuiste suppletie kan volgens de fiscale fraudekamer van Hof Den Bosch echter niet het strafbare feit opleveren van het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte, zoals strafbaar is gesteld bij artikel 69 AWR. Hiervan wordt X daarom vrijgesproken.
Het Hof acht wel bewezen dat de bv een aantal andere ten laste gelegde feiten heeft begaan, aan welke verboden gedragingen X telkens feitelijke leiding heeft gegeven. Dit betreft het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie, het opzettelijk gebruik maken van valse suppleties, het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het voorhanden hebben van onveraccijnsde diesel.
X wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van (Nederlands) voorarrest en de tijd die X in uitleveringsdetentie in Georgië heeft gezeten, zijnde in totaal ruim 15 maanden.
(Uitspraak Hof Den Bosch,  nr. 20-001584-17)

 

7. Kindgebonden budget na stopzetten niet automatisch hervat (update)

De Belastingdienst heeft het volgende bekend gemaakt.

Had u vroeger kindgebonden budget, maar is dat gestopt? Het is dan mogelijk dat u daarna opnieuw in aanmerking kwam voor kindgebonden budget. Bijvoorbeeld omdat uw inkomen of het inkomen van uw partner is gedaald. Of omdat u gescheiden bent en daardoor minder inkomen in uw huishouden hebt. Of u hebt nog een kind gekregen.
Soms hadden wij het kindgebonden budget weer moeten uitbetalen

Als u op dat moment zorgtoeslag, huurtoeslag of kinderopvangtoeslag kreeg, wisten wij genoeg van uw situatie om te controleren of u recht op kindgebonden budget had. Helaas hebben wij dat niet gedaan. Mogelijk hebt u daardoor een bedrag aan kindgebonden budget gemist.
Krijgt u alsnog kindgebonden budget?

Dat zoeken wij de komende tijd voor u uit, u hoeft niets te doen. U krijgt een beschikking voor ieder jaar waarin u toch recht had op kindgebonden budget. Daarin ziet u of we u nog een bedrag uitbetalen.

Wanneer u aan de beurt bent, is afhankelijk van uw persoonlijke situatie. We zijn nu bezig met de jaren 2018 en 2019. Uiterlijk in november 2019 zijn we hiermee klaar. Dat betekent dat u binnenkort al bericht kunt krijgen, maar misschien ook pas in november.

Daarna beginnen we met de jaren 2013 tot en met 2017. Hoe we dat aanpakken leest u in een update van dit bericht.

6. Formulieren ‘Opgaaf wereldinkomen’ 2018 verzonden

De Belastingdienst heeft de formulieren ‘Opgaaf wereldinkomen’ 2018 verzonden. Als uw klant dit formulier heeft ontvangen moet hij zijn wereldinkomen doorgeven. Uw klant ontvangt een opgaaf wereldinkomen als hij of zijn partner buiten Nederland woont en een toeslag ontving van Belastingdienst/Toeslagen, zoals zorgtoeslag of kinderopvangtoeslag. Hij kan ook een formulier ontvangen als een gezinslid buiten Nederland woonde en een buitenlandbijdrage Zvw betaalde aan het Centraal Administratiekantoor (CAK). Met het wereldinkomen bepaalt de Belastingdienst de definitieve hoogte van de toeslag(en) of die van de toeslagpartner. Geeft uw klant het wereldinkomen niet op, dan wordt de toeslag gestopt en moet hij deze terugbetalen.

5. Antwoorden Kamervragen over de youngtimerregeling

Staatssecretaris Snel van Financiën heeft Kamervragen (19) beantwoord over de youngtimerregeling. Deze regeling heeft enerzijds tot doel om het privévoordeel van oudere, vrijwel afgeschreven auto’s, beter te laten aansluiten bij de waarde die een vrijwel afgeschreven ten minste vijftien jaar oude auto op dat moment heeft. Anderzijds heeft de regeling tot doel de bijtelling voor de zogenoemde oldtimer vast te stellen op basis van de reële waarde van de auto, een waarde die bij de echte gerestaureerde oldtimer vele malen hoger kan/zal zijn dan de oorspronkelijke catalogusprijs van mogelijk 30 of 40 jaar terug. Het fiscaal bevoordelen dan wel het geven van een prikkel tot het gebruik van auto’s die ouder zijn dan 15 jaar is geen doel van de regeling.
De Belastingdienst controleert de door belastingplichtige opgegeven waarde door middel van koerslijsten of een taxatie op aannemelijkheid. Hiervoor staan diverse (openbare en commerciële) bronnen ter beschikking.
De staatssecretaris streeft er naar de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid om de youngtimerregeling aan te passen voor juli 2019 aan de Kamer te sturen.

De antwoorden op de Kamervragen vindt u hier:
https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/kamerstukken/2019/06/14/aanbiedingsbrief-beantwoording-kamervragen-over-youngtimers

 

 

4. Forfaitair rendement box 3 niet meer haalbaar voor de jaren 2013 en 2014

De regeling van de vermogensrendementsheffing in de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 (box 3, inkomen uit sparen en beleggen) bevat een forfaitair rendementspercentage van 4%. Bij de totstandkoming van dat percentage heeft de wetgever zich op het standpunt gesteld dat die 4% voor een lange reeks van jaren haalbaar mag worden geacht zonder dat belastingplichtigen daar (veel) risico voor hoeven te nemen. De Hoge Raad heeft op 14 juni 2019 geoordeeld dat die 4% voor de jaren 2013 en 2014 niet meer haalbaar was zonder dat belastingplichtigen daar (veel) risico voor hoeven te nemen.
Mensen die vinden dat in de vermogensrendementsheffing te weinig rekening wordt gehouden met de rente op spaarsaldi hebben op grote schaal bezwaar gemaakt tegen de box 3 heffing in hun aanslag inkomstenbelasting voor de jaren 2013 en 2014. De Staatssecretaris van Financiën heeft in overleg met de Bond voor Belastingbetalers zes zaken geselecteerd die aan de rechter zijn voorgelegd door middel van de zogenoemde massaalbezwaarprocedure. Daarnaast zijn sommige mensen voor de jaren 2013 en 2014 zelf een procedure begonnen. In geschil is in al die gevallen of de regeling van box 3 op stelselniveau in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EP). De uitspraak van de Hoge Raad van vandaag is het sluitstuk van deze procedures en heeft enkel betrekking op de regeling van box 3 voor de jaren 2013 en 2014.

Het oordeel dat voor de jaren 2013 en 2014 een rendement van 4% niet haalbaar was zonder dat belastingplichtigen daar (veel) risico voor hoeven te nemen, wil nog niet zeggen dat sprake is van een schending van het door artikel 1 EP beschermde recht op ongestoord genot van eigendom. Daarvoor is vereist dat belastingplichtigen voor de jaren 2013 en 2014 worden geconfronteerd met een zogenoemde buitensporig zware last. Hierbij moet ook worden gekeken naar het belastingtarief (30%). De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat belastingplichtigen op stelselniveau worden geconfronteerd met een buitensporig zware last als de belastingdruk in box 3 voor het jaar 2013 of het jaar 2014 hoger is dan het gemiddeld zonder (veel) risico’s haalbare rendement.

De Hoge Raad is, gelet op zijn overwegingen over de haalbaarheid en de buitensporig zware last, van oordeel dat de heffing van box 3 op stelselniveau een schending van artikel 1 EP vormt als het nominaal in box 3 te behalen rendement voor de jaren 2013 en 2014 gemiddeld lager is dan 1,2% (4% van 30%).
Voor de gevolgen van een dergelijke schending op stelselniveau van het recht op het ongestoorde genot van eigendom (artikel 1 EP) kan de Hoge Raad in beginsel geen oplossing bieden. Daarbij moeten namelijk op stelselniveau keuzes worden gemaakt die niet voldoende duidelijk uit het stelsel van de wet zijn af te leiden. In de verhouding tot de wetgever past de rechter dan terughoudendheid bij het voorzien in een oplossing op stelselniveau.
Voor ingrijpen van de rechter is wél plaats als een individuele belastingplichtige in strijd met artikel 1 EP wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporig zware last (wegens de gevolgen van de heffing van box 3 in samenhang met zijn of haar gehele financiële situatie). Die individuele toets valt echter buiten het bereik van deze massaalbezwaarprocedures over de regeling van box 3 op stelselniveau voor de jaren 2013 en 2014.

De uitspraak van de Hoge Raad heeft tot gevolg dat de Belastingdienst de bezwaren tegen de box 3 heffing voor de jaren 2013 en 2014 kan gaan afwikkelen.

  • 1
  • 2