8. Diplomaten zijn vrijgesteld van parkeerbelasting

X (belanghebbende) is ‘nationaal lid’ van Eurojust dat is gevestigd in Den Haag. Hij heeft zijn auto met een diplomatiek kenteken geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Daarvoor is hem een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. X neemt het standpunt in dat hij wegens zijn diplomatieke status is vrijgesteld van parkeerbelasting. Rechtbank Den Haag stelt hem in het gelijk. Hof Den Haag bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. Daartoe overweegt het Hof het volgende. De parkeerbelasting is een algemene belasting. Zij is dus geen 'heffing wegens bepaalde verleende diensten' in de zin van artikel 34, onderdeel e, Verdrag van Wenen. De in die bepaling opgenomen uitzondering op de belastingvrijstellingen voor diplomaten is niet van toepassing.
(Uitspraak Hof Den Haag, nummer 18/00814)

7. Tijdens schorsing gebruikgemaakt van de openbare weg; geen avas

X (belanghebbende) heeft zijn auto tijdens een periode dat de geldigheid van het kenteken was geschorst als bedoeld in artikel 35, lid 1, Wet MRB, geparkeerd op een aan de weg gelegen openbare parkeerplaats. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat met het parkeren gebruik gemaakt is van de openbare weg, is volgens Hof Den Bosch aan X terecht een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd. De stellingen van X dat hij beschikt over een eigen parkeerplaats en dat hij slechts één dag gebruik heeft gemaakt van de openbare weg, omdat het alarm van de auto defect was, kunnen hem niet baten. In HR 25 oktober 2013, 11/04730, ECLI:NL:HR:2013:973, is beslist dat de duur van het parkeren niet van belang is voor het antwoord op de vraag of met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg. Voorts heeft de Hoge Raad in voormeld arrest beslist dat de strekking van de regel dat de naheffingsaanslag wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het tot naheffing aanleiding gevende feit (het gebruik van de weg) is geconstateerd, van praktische aard is. Van een bestraffing en schending van artikel 6 EVRM is geen sprake. Het Hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de naheffingsaanslag over het juiste tijdvak is opgelegd. Voorts acht het Hof de boete van 100% van het nageheven bedrag passend en geboden. De problemen met het alarmsysteem van de auto leveren geen 'afwezigheid van alle schuld' op.
(uitspraak Hof Den Bosch, nummer 18/0013)

 

6. Voorschotten kindgebonden budget terecht teruggevorderd

X (belanghebbende) heeft in 2016 voor zijn kind een kindgebonden budget ontvangen. Bij besluit van 8 september 2017 is de hoogte van het kindgebonden budget definitief berekend en bepaald op € 4.104. Bij deze berekening is ervan uitgegaan dat X een alleenstaande ouder is. Omdat de Inspecteur er later achter komt dat X sinds 2013 een toeslagpartner heeft, heeft hij een bedrag van € 3.142 van X teruggevorderd.
Rechtbank Rotterdam verklaart het door X hiertegen ingestelde beroep ongegrond. Gelet op het feit dat X sinds 2013 is gehuwd, is de Rechtbank van oordeel dat zij wist of in ieder geval behoorde te weten dat zij vanaf dat moment, en dus ook voor het toeslagjaar 2016, een toeslagpartner heeft. Zij had dus geen recht op een aanvulling op de tegemoetkoming voor een alleenstaande ouder omdat zij in 2016 geen alleenstaande ouder was. X had zelf de terugvordering kunnen voorkomen als zij vanaf het begin af aan al had aangegeven dat zij was gehuwd en dus een toeslagpartner had. Er is voorts geen sprake van een schending van het evenredigheidsbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel, aldus de Rechtbank.
(Uitspraak Rechtbank Rotterdam, nummer  18/2338)

 

5. Revisierente i.v.m. afkoop lijfrente; niet voldaan aan voorwaarden vrijstelling

X (belanghebbende) is gehuwd en exploiteerde samen met zijn partner een schoonmaakbedrijf in de vorm van een vof.
De vof heeft betalingsachterstanden opgelopen met betrekking tot de omzetbelasting en de loonbelasting. Om deze betalingen te kunnen verrichten heeft X in 2015 zijn aanspraak op een lijfrente bij Reaal afgekocht. De bruto afkoopsom van de hierboven genoemde lijfrente bedraagt € 84.572. Hierop is € 43.978 aan loonheffing ingehouden.
In de aanslag IB/PVV 2015 is over de afkoopsom € 16.914 aan revisierente (20% van € 84.572) in rekening gebracht. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De Inspecteur heeft het niet-ontvankelijke bezwaar vervolgens aangemerkt als verzoek tot ambtshalve vermindering en dit afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling van revisierente (artikel 3.133, lid 9, Wet IB 2001).
Rechtbank Noord-Nederland stelt de Inspecteur in het gelijk. Ter zake van de afkoop van een lijfrentepolis zoals de onderhavige, is revisierente verschuldigd op grond van artikel 3.133, lid 2, onderdeel d, Wet IB 2001 in verbinding met artikel 30i AWR. De Rechtbank verwerpt voorts een door X gedaan beroep op het vertrouwensbeginsel. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
(Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland, nr. 18/507)

4. Door bv gemaakte verbouwingskosten waren niet zakelijk

X (bv; belanghebbende) heeft de woning van haar voormalig bestuurder verbouwd. Volgens X waren de kosten van de verbouwing zakelijk, omdat volgens haar de voormalig bestuurder de woning had verhuurd aan X en X het voornemen had om de woning te verbouwen tot kantoorvilla en vervolgens te gaan verhuren. X heeft de btw van de kosten van de verbouwing in aftrek gebracht. De afschrijvingskosten van het verbouwde pand heeft X op haar winst in mindering gebracht. De Inspecteur heeft dit gecorrigeerd en aan X navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, omdat er nooit de intentie is geweest om de woning te verbouwen tot kantoorvilla. Volgens hem is de woning in werkelijkheid verbouwd tot een zeer luxe villa. Rechtbank Gelderland stelt de Inspecteur in het gelijk. Naar het oordeel van de Rechtbank heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de verbouwingskosten een zakelijk karakter hadden. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.
(uitspraak Rechtbank Gelderland, nr. 18/126). 

  • 1
  • 2