3. Wetsvoorstel ingediend dat intermediairs verplicht stelt grensoverschrijdende constructies te melden

Intermediairs zoals belastingadviseurs, accountants en financiële instellingen zijn vanaf 1 juli 2020 verplicht om grensoverschrijdende constructies die gebruikt kunnen worden om belasting te ontwijken bij de Belastingdienst te melden. Het wetsvoorstel hiervoor is ingediend bij de Tweede Kamer. Dit betekent een belangrijke stap in de strijd tegen belastingontwijking. Met het nieuwe waarschuwingssysteem krijgen belastingdiensten meer informatie over potentiële misbruiksituaties, zodat zij hierop ook actie kunnen ondernemen. Dit heeft ook een preventieve werking op het aantal potentieel agressieve fiscale adviezen. De informatie die vanaf 1 juli 2020 geleverd moet worden gaat terug tot 25 juni 2018 en hoeft pas uiterlijk 31 augustus 2020 aan de Belastingdienst te worden verstrekt. Dit vloeit voort uit een Europese richtlijn die in maart vorig jaar is aangenomen. Als intermediairs niet aan de verplichting voldoen dan staat hier een boete of zelfs strafrechtelijke vervolging tegenover. Als er vanaf 2020 een melding wordt gedaan dan betekent dit dat een belastingconstructie voor de Belastingdienst mogelijk de moeite van het verder onderzoeken waard is. Als gevolg van de Europese richtlijn krijgen de belastingdiensten van alle lidstaten toegang tot een database met informatie over deze constructies, die door de Europese Commissie wordt opgericht. De Belastingdienst krijgt zo meer inzicht in welke structuren gebruikt worden en kan hierop actie ondernemen. Het kabinet pakt belastingontwijking en ontduiking aan. Door internationale constructies die zijn opgezet om belasting te ontwijken of ontduiken loopt de schatkist geld mis voor voorzieningen als zorg, onderwijs en veiligheid. Het kabinet zet daarom al geruime tijd in op de aanpak van belastingontwijking en ontduiking. Het nieuwe systeem levert hier een belangrijke bijdrage aan, in Nederland en in Europa.

2. BPM-tarieven vanaf 1 juli 2020 gebaseerd op nieuwe CO2-testmethode

Vanaf 1 juli 2020 zullen de bpm-tarieven voor auto’s gebaseerd worden op de nieuwe CO2-testmethode WLTP, die sinds 1 september 2018 verplicht is voor alle nieuw verkochte auto’s. De BPM-tarieven zullen budgettair neutraal worden omgerekend op basis van recent onderzoek van TNO. In overleg met de autobranche komt er een ruime overgangsperiode zodat de sector voldoende tijd heeft om zich er op voor te bereiden. Dit schrijft staatssecretaris Snel aan de Tweede Kamer. 
Hoeveel BPM autobezitters moeten betalen, hangt af van hoeveel CO2 een auto uitstoot en de tarieven van de BPM. Sinds 1 september 2018 is er een nieuwe CO2-testmethode voor personenauto’s: de Worldwide Harmonized Light Vehicle Test Procedure (WLTP). Deze methode geeft beter inzicht in het werkelijke brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van personenauto’s dan de vorige methode. TNO heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de gevolgen van de nieuwe testmethode op de CO2-uitstoot van auto’s. Hieruit blijkt dat de CO2-uitstoot van auto’s onder deze nieuwe test gemiddeld hoger is. 
Aan de hand van de onderzoeksresultaten van TNO worden de CO2-tarieven van de BPM per 1 juli 2020 daarom zodanig naar beneden bijgesteld, dat de BPM-opbrengst alleen als gevolg van de nieuwe testmethode niet zal stijgen. Ook de gemiddelde BPM per auto zal naar verwachting ongeveer hetzelfde blijven. Wel kan het zijn dat de BPM op sommige auto’s hoger wordt terwijl de BPM op andere auto’s lager wordt.

Vervuilender
De stelling dat de BPM al in 2018 en 2019 gestegen zou zijn als gevolg van de nieuwe WLTP-testmethode wordt door het TNO-onderzoek ontkracht. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat de BPM toename het gevolg is van het feit dat nieuw verkochte auto’s in deze jaren gemiddeld vervuilender zijn, doordat zij gemiddeld zwaarder zijn en meer motorvermogen hebben. Dat leidt tot een hogere CO2-uitstoot en dus een hogere BPM. Dit staat los van de nieuwe testmethode.

Monitoren
Het kabinet zal de ontwikkelingen scherp blijven monitoren. De omzetting wordt geregeld via een wetsvoorstel dat als onderdeel van het pakket Belastingplan op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De branche heeft vervolgens een half jaar om zich voor te bereiden.

1. Belastingdienst speurt naar gegevens in opgegraven post

De Belastingdienst heeft de brieven onderzocht die maandenlang begraven hebben gelegen in een bos bij Laren. Belastingdienstmedewerkers in Heerlen hebben de enveloppen geopend om aan de hand van de beschikbare gegevens de geadresseerden vast te stellen. Het doel is om te voorkomen dat deze mensen betalingsachterstanden of schulden oplopen omdat zij belangrijke post hebben gemist.
De gegevens zijn verstuurd naar het kantoor in Apeldoorn. De Belastingdienst kijkt nu per geadresseerde wat er moet gebeuren. “Als uit onze systemen bijvoorbeeld duidelijk wordt dat mensen niet op tijd hebben betaald, omdat zij deze post niet hebben ontvangen, dan kunnen zij misschien uitstel van betaling krijgen. Of een bezwaartermijn kan worden verlengd. Daarover krijgen zij dan bericht van de Belastingdienst”, vertelt teamleider Anne Super-Bouman.
Niet alle retourpost wordt in Heerlen afgehandeld zoals de opgegraven brieven uit Laren. “Deze retourzending krijgt speciale aandacht. Want anders dan bij veel retourpost weten we bij deze zending dat deze mensen er niets aan kunnen doen dat zij hun brief niet hebben gekregen. De Belastingdienst wil voorkomen dat zij gedupeerd worden, terwijl zij niet zijn geïnformeerd.” 
De groep mensen die mogelijk brieven heeft gemist, is volgens Super-Bouman klein. “Het gaat om een heel specifiek postcodegebied in Laren. Mensen die toch denken dat zij belangrijke post hebben gemist, kunnen de Berichtenbox op MijnOverheid.nl raadplegen. Als zij dat niet kunnen, kunnen zij daarvoor iemand machtigen.”

  • 1
  • 2