5. Handreiking zelfstandigenaftrek

Vooraf

De zelfstandigenaftrek is geregeld in artikel 3.76 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). De onderstaande begrippen zijn van belang:

Ondernemer (artikel 3.3 Wet IB 2001 betreft de uitbreiding van het begrip belastbare winst uit onderneming en artikel 3.4 Wet IB 2001 betreft het begrip ondernemer);
Urencriterium (artikel 3.6 Wet IB 2001).

Voorwaarden zelfstandigenaftrek
Om in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek is vereist dat uw klant voldoet aan de volgende voorwaarden:

Hij is ondernemer voor de inkomstenbelasting;
Hij voldoet aan het urencriterium.

Ondernemer
De eerste voorwaarde is dat uw klant kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting. Als de activiteiten zich afspelen in het economisch verkeer, en voordeel wordt beoogd en redelijkerwijs te verwachten is, kan sprake zijn van een bron van inkomen. Is sprake van een duurzame organisatie die er op gericht is met behulp van kapitaal en arbeid deel te nemen aan het maatschappelijk arbeidsproces met het oogmerk om winst te behalen, dan kan uw klant aangemerkt worden als ondernemer voor de inkomstenbelasting. Spelen de activiteiten zich af binnen de hobby- of familiesfeer, dan is uw klant géén ondernemer voor de inkomstenbelasting. Om na te gaan of uw klant een ondernemer is voor de inkomstenbelasting, kunt u gebruik maken van de ondernemerscheck op de internetsite van de Belastingdienst.

De wet omschrijft in artikel 3.4 Wet IB 2001 het begrip ondernemer als volgt: “de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming”. Wanneer uw klant alleen inkomsten uit overige werkzaamheden of loon uit dienstbetrekking geniet, komt hij niet in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek.

Urencriterium
Als 2de voorwaarde stelt de wet dat uw cliënt moet voldoen aan het urencriterium.

De Belastingdienst gebruikt het urencriterium om de zelfstandigenaftrek alleen toe te kennen aan degene voor wie ondernemen de hoofdactiviteit is. De volgende voorwaarden zijn van toepassing op het urencriterium:

Uw klant besteedt ten minste 1.225 uren aan de onderneming;
Uw klant besteedt ten minste 50% van de totale tijd aan het drijven van de onderneming.

De eerste voorwaarde waaraan uw klant moet voldoen, is dat hij gedurende het kalenderjaar ten minste 1.225 uren besteedt aan de onderneming. Als er 2 of meer ondernemingen zijn, telt u de uren die uw klant daaraan besteedt bij elkaar op. Let daarbij wel op dat alleen de uren in het desbetreffende kalenderjaar meetellen. Als uw klant pas in oktober van een kalenderjaar start met de onderneming, kunt u de voorwaarde van ten minste 1.225 uren niet naar rato verminderen.

De tweede voorwaarde waaraan uw klant moet voldoen, is dat hij ten minste 50% van de totale tijd (tijd aan werkzaamheden in de onderneming, loon uit dienstbetrekking of resultaat uit overige werkzaamheden) besteedt aan de onderneming. Deze voorwaarde geldt niet als uw klant in één of meer van de 5 voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was voor de inkomstenbelasting.

Voorbeeld
Een ondernemer werkt in totaal 50 uren per week. Hiervan is hij voor 26 uren per week in loondienst bij een werkgever (52%). Daarnaast besteedt hij 24 uren per week (48%) aan de onderneming. De ondernemer besteedt dus minder dan 50% van de totale tijd aan zijn onderneming, maar omdat hij een startende ondernemer is, is deze voorwaarde niet van toepassing op hem.

Welke uren tellen mee?
Fiscaal dienstverleners stellen op het forum geregeld vragen over het urencriterium. In principe mag een ondernemer alle uren die hij feitelijk verricht aan werkzaamheden met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming meetellen. (Hoge Raad, 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1832). Als regel geldt dat de tijd die de ondernemer slechts beschikbaar was voor de onderneming, niet kan gelden als aan de onderneming bestede tijd. Deze uren mag de ondernemer niet meetellen voor het urencriterium (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 3 februari 1998, ECLI:NL:GHSHE:1998:AA8078).

Daarnaast mag de ondernemer de uren die gericht zijn op het verkrijgen of op peil houden van vakkennis die nodig is om de onderneming op het bestaande niveau te kunnen blijven uitoefenen, meetellen voor het urencriterium. Echter de uren die de ondernemer besteedt aan een opleiding met als doel het verwerven van nieuwe vakkennis, mag hij niet meetellen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 juni 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:5007).

Voorbeeld
Een zelfstandige belastingadviseur volgt een cursus inkomstenbelasting. Deze cursus is gericht op het verkrijgen of op peil houden van zijn vakkennis, die nodig is om de onderneming op het bestaande niveau te kunnen blijven uitoefenen. Dit betekent dat de uren die hij gebruikt meetellen voor het urencriterium. Daarentegen mag een horecaondernemer die een cursus inkomstenbelasting volgt de uren niet meetellen voor het urencriterium. De uren die hij besteedt aan een opleiding met als doel het verwerven van nieuwe vakkennis, tellen niet mee.

Startende ondernemers mogen ook de uren van voorbereidende werkzaamheden meetellen voor het urencriterium. Dit betekent dat het moment van inschrijving bij de Kamer van Koophandel daarmee niet leidend is voor de startdatum van de onderneming. Het gaat om de feitelijke start van de werkzaamheden. Dus de uren vóór de inschrijving tellen ook mee (Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19 december 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BH2296).

Voorbeeld
Per 1 januari 2017 wil een ondernemer een eigen zaak starten. Hij begint met voorbereidende werkzaamheden, zoals het maken van een website. Per 1 maart 2017 heeft hij zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De uren die hij heeft besteed aan de website mag hij meetellen voor het urencriterium.

Als uw klant haar werkzaamheden onderbreekt vanwege een zwangerschap, dan mag ze op grond van artikel 3.6, lid 5 Wet IB 2001 de niet gewerkte uren voor een periode van 16 weken meetellen alsof zij deze wel heeft gewerkt.

Tot slot mag de ondernemer ook de tijd die hij besteedt aan woon-werkverkeer of zoals het reizen naar een zakelijke klant, meetellen voor het urencriterium.

Bewijslast
De bewijslast om het urencriterium aannemelijk te maken ligt bij uw klant. Hij klant moet daarom een urenspecificatie opmaken die niet algemeen van aard en te controleren is. Dit betekent dat duidelijk en inzichtelijk moet zijn aan welke werkzaamheden de uren zijn besteed. Hij moet dit onderbouwen met bewijsstukken, zoals een agenda. Het is daarom raadzaam om dagelijks een overzicht bij te houden. Achteraf opgemaakte overzichten wijst de Belastingdienst af.

Wat ziet de Belastingdienst in de praktijk?
In de praktijk komt het voor dat ondernemers menen te voldoen aan het urencriterium, maar dit niet voldoende aannemelijk kunnen maken. De Belastingdienst ontvangt vaak beknopte urenspecificaties die achteraf zijn opgemaakt. Omdat deze algemeen van aard zijn en niet zijn onderbouwd met onderliggende bewijsstukken, kunnen we deze urenspecificaties niet controleren. In deze gevallen verleent de Belastingdienst dan ook geen zelfstandigenaftrek. Om dit te voorkomen is het aanbevolen om de administratie goed op orde te hebben door de werkzaamheden dagelijks in een overzicht bij te houden. Voor de Belastingdienst moet duidelijk en inzichtelijk zijn welke werkzaamheden zijn verricht, wanneer deze werkzaamheden zijn verricht en hoeveel tijd daaraan is besteed.

Uw klant dient in alle gevallen aannemelijk te maken dat er voldaan wordt aan het urencriterium door middel van bijvoorbeeld boeken en bescheiden. 

Meer informatie
Meer informatie over dit onderwerp vindt u: