1. Scheiden en fiscaliteit: veelgemaakte fouten bij aangifte IB

Scheiden en fiscaliteit: veelgemaakte fouten bij aangifte IB

Bij de echtscheidingsregeling van artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001 is niet de uitschrijving uit de Basisregistratie Personen van belang maar de feitelijke vertrekdatum. 

Ex-partners maken vaak bij dezelfde onderwerpen fouten in de aangifte inkomstenbelasting. Die onderwerpen zijn:


1. De eigen woning
2. Woongenot als alimentatie
3. Afspraken in het echtscheidingsconvenant

Hieronder worden deze 3 onderwerpen benoemd en uitgelegd. Bij elk onderwerp leest u de theorie, wat de Belastingdienst in de praktijk tegenkomt en één of meer voorbeelden.

Vooraf
Waar (ex)-partner staat, wordt bedoeld: partners die gehuwd zijn (geweest) en geen ongehuwden die alleen fiscaal partner zijn. Als er staat ‘scheiden’, wordt dit gelijk gesteld aan ‘uit elkaar gaan’. Als de gelijkstelling niet geldt, dan wordt dit aangegeven.

1. De eigen woning

De eigen woning speelt een belangrijke rol bij een scheiding. Wie blijft er in de woning wonen? Wie gaat de kosten betalen? En voor wie van de partners is de woning fiscaal een eigen woning? Deze keuzes hebben fiscale gevolgen.

1a. Fiscaal partnerschap

Wanneer ben je elkaars fiscaal partner?
Bij de eigen woning is van belang om te kijken of belastingplichtigen fiscaal partners zijn. Bij het fiscaal partnerschap kunnen partners inkomensbestanddelen aan elkaar toerekenen op basis van artikel 2.17 van de Wet IB 2001. Het maakt voor de aftrek eigen woning niet uit wie van de partners de rente en kosten heeft betaald.

In het jaar van scheiding zijn gehuwden fiscaal partner van elkaar op basis van artikel 5a, lid 1, sub a van de AWR. Op basis van deze wettelijke bepaling wordt de echtgenoot aangemerkt als de fiscaal partner van belastingplichtige.

Ongehuwd meerderjarigen die op hetzelfde adres ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen én een notarieel samenlevingscontract hebben, zijn op basis van artikel 5a, lid 1, sub b van de AWR ook fiscaal partner. Zijn belastingplichtigen niet op basis van dit artikel fiscaal partner? Dan zijn ze dat mogelijk wel op basis van artikel 1.2, lid 1 van de Wet IB 2001.

Wanneer eindigt het fiscaal partnerschap?
Het fiscaal partnerschap eindigt op het moment dat aan de voorwaarden van artikel 5a, lid 4 van de AWR is voldaan. Deze voorwaarden zijn:
- Een verzoek tot echtscheiding respectievelijk tot scheiding van tafel en bed is ingediend én
- De partner staat niet meer op hetzelfde adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

Kiezen voor fiscaal partnerschap
Zijn partners niet langer in het jaar fiscaal partner? Dan kunnen zij op basis van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 ervoor kiezen de rest van het jaar toch als partners te worden aangemerkt. De belastingplichtigen moeten hier beiden voor kiezen als zij de voorlopige teruggaaf aanvragen of aangifte doen.

Als zij kiezen voor partnerschap kunnen ze inkomensbestanddelen aan elkaar toerekenen zoals staat beschreven in dit artikel. Als partners hiervoor kiezen zijn zij niet voor het hele jaar fiscaal partner, maar worden zij alleen voor de toerekening van bepaalde inkomensbestanddelen zo behandeld.

1b. De blijver en de vertrekker; echtscheidingsregeling

Bij een scheiding is er in de regel sprake van een blijver en een vertrekker. Voor de blijvende partner is de echtelijke woning een eigen woning op basis van artikel 3.111, lid 1 van de Wet IB 2001. Voor de vertrekkende partner is mogelijk de echtscheidingsregeling van toepassing die is opgenomen in artikel 3.111, lid 4 van de Wet IB 2001.

De echtscheidingsregeling houdt in dat vanaf het moment dat de woning de vertrekker niet langer anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat, hij of zij de woning nog maximaal 24 maanden kan aanmerken als eigen woning. In de praktijk wordt vaak uitgegaan van de uitschrijvingsdatum in de Basisregistratie Personen. Dit is echter onjuist. Er moet worden uitgegaan van de feitelijke vertrekdatum. Voorwaarde is wel dat de echtelijke woning voor de blijver ook een eigen woning is.

Na het verstrijken van de termijn van artikel 3.111, lid 4 van de Wet IB 2001 is de woning voor de vertrekker niet langer een eigen woning in box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning).

Wat ziet de Belastingdienst in de praktijk?
In de praktijk zien we dat de gemaakte fouten vaak samen hangen met het fiscaal partnerschap. Met name het moment waarop het fiscaal partnerschap eindigt is van belang om de aangifte goed te kunnen invullen.

Voorbeeld 1
Als de vertrekker op 1 augustus 2015 de woning feitelijk heeft verlaten, dan is de woning maximaal tot en met 1 augustus 2017 een eigen woning op basis van de echtscheidingsregeling. Per 1 augustus 2017 kwalificeert de eigen woning niet langer als een box 1-woning, en gaat die over naar box 3 (sparen en beleggen). Uiteraard geldt dat alleen voor het eigendomsdeel van de vertrekker.

Voor het eigendomsdeel van de blijver is de woning per 1 augustus 2015 een eigen woning (box 1-woning) op basis van artikel 3.111, lid 1, van de Wet IB 2001. Dat blijft ook zo na het verstrijken van de termijn van de echtscheidingsregeling.

Let op!
In de praktijk gaat men voor de echtscheidingsregeling vaak uit van de uitschrijvingsdatum in de Basisregistratie Personen. Men dient uit te gaan van de feitelijke vertrekdatum, die is leidend.

Voorbeeld 2
Partner A en B zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De woning is voor 50% eigendom van beide partners, maar partner B betaalt 100% van de hypotheekrente. In 2015 gaan ze uit elkaar, op 1 juli dienen ze het verzoek tot echtscheiding in bij de rechtbank en dezelfde dag nog vertrekt partner B uit de woning. Tot 1 juli 2015 zijn ze fiscaal partner en voor de rest van het jaar kiezen ze er op grond van artikel 2.17, lid 7 van de Wet IB 2001 voor om toch als fiscaal partners aangemerkt te blijven.

Er zijn geen specifieke afspraken gemaakt in het echtscheidingsconvenant die bij deze situatie van belang zijn. Voor A is de echtelijke woning een eigen woning. A geeft op basis van de eigendomsverhouding 50% van het eigenwoningforfait aan. A trekt geen hypotheekrente af, want die betaalt B voor 100%. A is goed op de hoogte en geeft 50% van het eigenwoningforfait aan als ontvangen woongenot. B is minder goed geïnformeerd en geeft 50% van het eigenwoningforfait aan, maar trekt ook 100% van de hypotheekrente af. B trekt in de aangifte ook 50% van het eigenwoningforfait af als onderhoudsverplichting, omdat B woongenot verstrekt aan A.

A heeft de aangifte goed ingevuld maar B niet. B kan mogelijk niet 100% van de hypotheekrente aftrekken maar mogelijk slechts 50% omdat het eigendomspercentage van B 50% is. Hoeveel rente B mag aftrekken is afhankelijk van de fase waarin de scheiders zitten, en of er afspraken zijn gemaakt over partneralimentatie. In de periode dat A en B fiscaal partner waren, hoefde er geen rekening te worden gehouden met het eigendomspercentage.

Bovenstaande situaties kunnen worden uitgewerkt voor legio voorbeelden waarbij eigendomsverhoudingen verschillen, de betaling van rente tussen partners verschilt en er afwijkende afspraken gemaakt zijn in het echtscheidingsconvenant. Voor een goede uitwerking is het van belang om te kijken naar de eigendomsverhoudingen, rentebetalingen, naar afspraken over alimentatie, afspraken in het convenant et cetera.

2. Woongenot als alimentatie

Als de eigen woning voor een gedeelte in eigendom is van de blijvende partij, dan kan er sprake zijn van ontvangen woongenot door de blijvende partij. Op basis van artikel 3.101, lid 2 van de Wet IB 2001 moet de blijver voor een evenredig deel van de huurwaarde het woongenot opgeven als ontvangen alimentatie. De vertrekker kan dit bedrag in aftrek brengen als verstrekt woongenot op basis van artikel 6.3, lid 2 van de Wet IB 2001.

Wat ziet de Belastingdienst in de praktijk?
In de praktijk zien we dat het verstrekte woongenot wel veelvuldig wordt afgetrokken, maar dat het ontvangen woongenot niet wordt aangegeven. We vragen daarom in de aangifte extra aandacht te besteden aan de rubriek Eigen woning.

Voorbeeld
Partner A en Partner B zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De woning is bij beiden voor 50% in eigendom en B betaalt 100% van de hypotheekrenteaftrek. In 2015 gaan ze uit elkaar, op 1 juli dienen ze het verzoek tot echtscheiding in bij de rechtbank en dezelfde dag nog vertrekt B uit de woning. Tot 1 juli 2015 zijn ze fiscaal partner en voor de rest van het jaar kiezen ze ervoor om aangemerkt te worden als partner op grond van artikel 2.17, lid 7 van de Wet IB 2001. A geeft 50% van het eigenwoningforfait aan als ontvangen woongenot onder de noemer ontvangen alimentatie. B mag in zijn aangifte 50% van het verstrekte woongenot aftrekken als onderhoudsverplichting.

Bovenstaande situatie blijft ook in stand na het verlopen van de tweejaarstermijn van de echtscheidingsregeling van artikel 3.111, lid 4 van de Wet IB 2001. Die situatie eindigt op het moment dat de eigendom van het pand van de vertrekker wijzigt of de blijvende (ex-partner) de woning verlaat. 

3.    Afspraken in het echtscheidingsconvenant

Het staat belastingplichtigen vrij om in het echtscheidingsconvenant afspraken te maken over verschillende zaken, zoals de alimentatie en de eigen woning.
 
Wat ziet de Belastingdienst in de praktijk?
In de praktijk zien we regelmatig dat de afspraken uit het echtscheidingsconvenant niet goed worden verwerkt in de aangifte inkomstenbelasting of dat de afspraken fiscaal gezien simpelweg niet mogelijk zijn. Daarom is het belangrijk dat partners daar rekening mee houden als zij deze afspraken maken. Zie ook onderstaande voorbeelden die vaak fout gaan.

3. Afspraken in het echtscheidingsconvenant

Het staat belastingplichtigen vrij om in het echtscheidingsconvenant afspraken te maken over verschillende zaken, zoals de alimentatie en de eigen woning.

Wat ziet de Belastingdienst in de praktijk?
In de praktijk zien we regelmatig dat de afspraken uit het echtscheidingsconvenant niet goed worden verwerkt in de aangifte inkomstenbelasting of dat de afspraken fiscaal gezien simpelweg niet mogelijk zijn. Daarom is het belangrijk dat partners daar rekening mee houden als zij deze afspraken maken. Zie ook onderstaande voorbeelden die vaak fout gaan.

Voorbeeld: nihilbeding
In sommige convenanten wordt een nihilbeding opgenomen. Bij een nihilbeding spreken partijen af dat na ontbinding van het huwelijk de een tegenover de ander niet tot betaling van alimentatie gehouden is. Als er vervolgens afspraken worden gemaakt over de eigen woning (ook als er geen specifieke afspraken worden gemaakt), dan kan de situatie ontstaan dat een van de partners 100% van de hypotheekrente betaalt.

Bij een eigendomsverhouding van 50%-50% kan deze partner die 100% betaalt, maar maximaal 50% aftrekken. In bepaalde gevallen kan de 50% betaalde hypotheekrente als partneralimentatie worden gezien. Als dit via het nihilbeding is uitgesloten, kan er geen partneralimentatie in de aangifte worden opgegeven.

Voorbeeld: hypotheekrente
Als er in het echtscheidingsconvenant wordt afgesproken dat belastingplichtige A 100% van de hypotheekrente mag aftrekken in zijn aangifte, dan kan het zijn dat dit op basis van de fiscale wetgeving niet mogelijk is.

Meer informatie
Meer informatie over dit onderwerp vindt u: