8. Plasterk: het overnemen van een parkeerkaartje is (fiscaal) niet mogelijk

Door overname van een parkeerkaartje is de verschuldigde parkeerbelasting niet voldaan, oordeelde de Arnhemse belastingrechter Van Amsterdam (Rechtbank Gelderland) op 19 maart 2015 (nr. 14/6179, ECLI:NL:RBGEL:2015:1853).
Deze uitspraak leidde tot een smeuïg stukje in de Telegraaf van 20 maart 2015 (Rechter tart parkeerders), waarop de Tweede Kamerleden Van Klaveren (Groep Bontes van Klaveren), Visser (VVD), Van Helvert en Van Toorenburg (beiden CDA) gretig insprongen middels het stellen van Kamervragen aan minister Plasterk (BZK).

De Minister kan echter niks anders doen dan de Rechtbank gelijk geven.
Parkeerbelasting wordt op grond van artikel 234 Gemeentewet geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel op andere wijze. In dit zelfde artikel in de Gemeentewet valt te lezen dat voldoening op aangifte uitsluitend is: het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
Het parkeren van ieder voertuig op een plaats waar parkeerbelasting verschuldigd is voor dat parkeren van het voertuig, leidt op zichzelf tot een belastingplicht voor degene die de auto daar heeft geparkeerd, dan wel de houder van het kenteken. Dit leidt er toe dat het overnemen van een parkeerkaartje niet mogelijk is.
Het papieren kaartje is slechts het betaalbewijs van de andere parkeerder, aldus Plasterk, die aangeeft geen maatregelen te willen treffen om 'dit absurde verbod' teniet te doen.

7. In welk jaar mogen personen nog als fiscale partners belastingaangifte doen?

Fiscaal partnerschap stopt zodra iemand het scheidingsverzoek of het verzoek om het geregistreerd partnerschap te ontbinden, indient én niet meer op hetzelfde adres staat ingeschreven. In dat jaar kunnen zij er nog wel voor kiezen om als fiscale partners de belastingaangifte in te vullen. In het jaar daarna mag dat niet meer. Bij samenwonen stopt het fiscaal partnerschap zodra één van de voormalige partners niet meer op hetzelfde adres staat ingeschreven. Ook daarvoor geldt dat zij in dat jaar nog kunnen kiezen om fiscale partners te zijn.

6. Houd rekening met nieuw belastingverdrag met Duitsland

Staatssecretaris Wiebes (Financiën) heeft een aantal vragen van de Eerste Kamerfracties van VVD en CDA beantwoord over de overgangsregeling voor pensioenen en lijfrenten onder het nieuwe belastingverdrag met Duitsland.
Wiebes geeft hierin aan dat hij een verdere verruiming van het overgangsrecht voor pensioenen en lijfrenten niet nodig acht.
Het overgangsrecht houdt in dat belastingplichtigen alleen in 2016 nog kunnen kiezen voor toepassing van de afspraken in het oude verdrag.

Voorbeelden overgangsrecht:

Voorbeeld 1
Een man woont in Duitsland en ontvangt AOW uit Nederland. Over zijn AOW is hij volgens de afspraken in het oude verdrag in Nederland belasting verschuldigd. De afspraken in het nieuwe verdrag leiden ertoe dat hij vanaf 2016 in Duitsland belasting betaalt over zijn AOW. Het kan zijn dat hij in 2016 over zijn AOW in Duitsland méér belasting betaalt dan hij in Nederland zou betalen.
Als hij kiest voor de toepassing van het overgangsrecht, betaalt hij in 2016 nog in Nederland belasting over zijn AOW.

Voorbeeld 2
Een man woont in Nederland en werkt als schipper bij een in Duitsland gevestigde rederij. Over zijn loon is hij volgens de afspraken in het oude verdrag in Duitsland belasting verschuldigd. De afspraken in het nieuwe verdrag leiden ertoe dat hij vanaf 2016 in Nederland belasting betaalt over zijn loon. Het kan zijn dat hij in 2016 over zijn loon in Nederland méér belasting betaalt dan hij in Duitsland zou betalen.
Als hij kiest voor de toepassing van het overgangsrecht, betaalt hij in 2016 nog in Duitsland belasting over zijn loon.

Vanaf 2017 gelden altijd de afspraken in het nieuwe verdrag.
Het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland dat op 12 april 2012 werd ondertekend, treedt per 1 januari 2016 in werking. Er waren zoveel vragen over het verdrag dat het volgens Wiebes niet haalbaar was om het al per 1 januari 2015 te laten ingaan, zoals gepland.
De vragen kwamen vooral van duizenden gepensioneerde Nederlanders die in Duitsland wonen.
In het verdrag wordt ook vorm gegeven aan de nieuwe compensatieregeling voor Nederlandse grensarbeiders die in Duitsland werkzaam zijn. De regeling betekent in de praktijk dat rekening wordt gehouden met Nederlandse fiscale aftrekposten, zodat de Nederlandse grensarbeider die in Duitsland werkt bijvoorbeeld gewoon zijn hypotheekrente kan aftrekken.
De grensarbeidersregeling zorgt er daarmee voor dat het voor inwoners van Nederland eenvoudiger en aantrekkelijker kan worden om in Duitsland te gaan werken. De regeling is met name goed nieuws voor de Nederlandse grensregio's.
Het verdrag biedt ook voordelen voor het bedrijfsleven. Het geeft ondernemers zekerheid over wederzijdse investeringen tussen Nederland en Duitsland en voorkomt de betaling van dubbele belasting.

5. Werkgevers: 'Juiste uitwerking nieuwe overeenkomst zzp'ers cruciaal'

VNO-NCW en MKB-Nederland zijn positief over het voornemen van staatssecretaris Wiebes om de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) en de Beschikking Geen Loonheffingen (BGL) te vervangen door een alternatief. Wel wachten de ondernemingsorganisaties de uitwerking hiervan af. De nieuwe systematiek kan in de plaats komen van de huidige VAR, maar wel nadat is komen vast te staan dat hiermee gemakkelijker en beter dan nu duidelijkheid kan worden geboden over de zzp-overeenkomst. Voor VNO-NCW en MKB Nederland is cruciaal dat de keuze om zzp-er te worden niet wordt beperkt.

Vrijwaring
Het alternatief van staatssecretaris Wiebes biedt vrijwaring voor opdrachtgevers, zodat zij in één keer zekerheid hebben dat er geen loonheffingen hoeven te worden ingehouden voor alle ingehuurde zzp'ers. Dit was een belangrijke wens van de ondernemingsorganisaties. Bij de Belastingdienst kan worden getoetst of de overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer voldoet aan de wetgeving.

Zekerheid
De vraag die daarbij centraal staat is of loonheffingen moeten worden ingehouden. Aan de hand van door de Belastingdienst te publiceren modelovereenkomsten met voorbeeldbepalingen kunnen opdrachtgevers en opdrachtnemers daar straks zekerheid aan ontlenen. De komende periode moet worden benut om de invulling van de modelovereenkomsten en voorbeeldbepalingen verder uit te werken. Hierbij moet ook zeker worden gesteld dat de positie en werkwijze van ondernemingen die zzp'ers bemiddelen in deze nieuwe systematiek wordt gepast.

Najaar
In het najaar moet worden vastgesteld of hiermee een voor de praktijk werkbaar alternatief voor de huidige VAR-systematiek gaat ontstaan. Op dat moment moet worden besloten of daadwerkelijk de 'oude schoenen' van de VAR kunnen worden vervangen door de 'nieuwe schoenen' van het nieuwe voorstel, aldus de ondernemingsorganisaties.

4. Alternatief 'Beschikking geen loonheffingen' en 'Verklaring Arbeidsrelatie'

Verschillende organisaties, waaronder VNO-NCW, zzp-organisaties en vakbonden, hebben samen met het kabinet aan een alternatief voor de 'Beschikking geen loonheffingen' en de 'Verklaring Arbeidsrelatie' gewerkt. Hiervoor moet het wetsvoorstel waarmee de 'Verklaring arbeidsrelatie' wordt vervangen door de 'Beschikking geen loonheffingen', aangepast worden. Dat schrijft staatssecretaris Wiebes in een brief aan de Tweede Kamer.

Volgens de brief van de staatssecretaris worden met dit alternatief:
• zzp'ers niet onnodig belast met papierwerk
• de administratieve lasten en de uitvoeringskosten verlaagd
• de voorwaarden voor het werken buiten dienstbetrekking helderder voor zowel opdrachtgever én opdrachtnemer
• opdrachtnemer en -gever niet beperkt in hun keuzevrijheden

Voorbeeldovereenkomsten
Nieuw in dit alternatief is de voorbeeldovereenkomst per sector: opdrachtnemers die werken op grond van zo'n overeenkomst, zijn niet in dienst van de opdrachtgever. De opdrachtgever hoeft voor hen dus geen loonheffingen in te houden en te betalen, zolang de opdrachtnemers volgens de overeenkomst werken. De voorbeeldovereenkomsten worden opgesteld door de belangenorganisaties van de opdrachtgevers én opdrachtnemers en vervolgens beoordeeld door de Belastingdienst. De overeenkomst zegt niets over de inkomsten van de opdrachtnemer.

Individuele overeenkomsten
Ook individuele overeenkomsten tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen straks worden beoordeeld door de Belastingdienst. De Belastingdienst geeft vervolgens uitsluitsel of de opdrachtgever loonheffingen moet inhouden en betalen. De opdrachtnemer moet wel volgens de overeenkomst werken.

VAR verdwijnt per 1 januari 2016
Het alternatief voor de 'Beschikking geen loonheffingen' wordt dit jaar voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer en wordt naar verwachting 1 januari 2016 ingevoerd. Tot die tijd blijft de 'Verklaring Arbeidsrelatie' gelden.

  • 1
  • 2