8. Vergoeding van smartengeld aan politieambtenaar wegens dienstongeval is onbelast
Een man was in 2009 in dienstbetrekking werkzaam als politieambtenaar. Hij had de rang van brigadier.
De brigadier is in dat jaar tijdens de uitoefening van zijn functie ernstig gewond geraakt. Hij is door een man met een mes gestoken. Als gevolg hiervan heeft de brigadier een hoge dwarslaesie in de nek opgelopen. Hierdoor is hij blijvend verlamd geraakt.
Naast de periodieke - reguliere - uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid, heeft de brigadier van zijn werkgever op grond van het Besluit algemene rechtspositie politie in 2009 een uitkering van € 136.100 ontvangen aan smartengeld.
De werkgever heeft dit bedrag gebruteerd tot een bedrag van € 283.614 en daarop een bedrag van € 147.480 aan loonbelasting ingehouden en afgedragen. Tegen de inhouding van loonbelasting zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
In hoger beroep is niet langer in geschil dat de vergoeding van € 283.614 loon is.
De brigadier bepleit volgens Hof Arnhem-Leeuwarden echter terecht dat de vergoeding niettemin onbelast is.
De uitkering moet namelijk worden gerekend tot de vergoedingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren in de zin van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel a, in verbinding met artikel 15, aanhef en onderdeel b, van de Wet LB.
Dit betekent dat het bedrag van € 283.614 ten onrechte door de inspecteur in de heffing van inkomstenbelasting is betrokken.
De op het bedrag van € 283.614 ingehouden en afgedragen loonheffing van € 147.480 dient te worden verrekend met de onderhavige aanslag.
Het Hof realiseert zich dat de brigadier door de onderhavige uitspraak per saldo een hoger nettobedrag aan smartengeld ontvangt dan uit de rechtspositionele regeling voortvloeit, maar dat is een aangelegenheid tussen werkgever en werknemer.
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 april NR: 14/00777
7. Hoe om te gaan met BTW op creditnota’s?
De BTW die vermeld staat op creditnota's kan ex artikel 15 Wet OB niet in mindering worden gebracht op de verschuldigde BTW. Daarvoor is een apart verzoek nodig conform artikel 29 Wet OB.
Dit oordeelt Rechtbank Noord-Nederland met de inspecteur in een acquisitiefraudezaak.
Het desbetreffende bedrijf had een aanzienlijke hoeveelheid creditnota's met BTW aan ontevreden klanten verzonden en wilde dit verrekenen met de haar in rekening gebrachte BTW, maar de inspecteur stak daar een stokje voor.
Het bedrijf moet hiervoor een apart verzoek indienen. De Rechtbank is het daar mee eens. Maar daar blijft het niet bij.
De opgelegde vergrijpboete van € 239.380 (75% van de te weinig aangegeven BTW) laat de Rechtbank in stand, zij het dat deze met € 5.000 wordt verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De acquisiteur heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig belasting is aangegeven en/of op aangifte is voldaan.
Bron: Rechtbank Noord-Nederland, 17 maart 2015, NR: 13-2547