3. Beperking van vrijstelling MRB voor oldtimers op benzine geoorloofd

Een man is houder van een auto uit 1985. De oldtimer, een BMW 535 I Automatic, rijdt op benzine.
Voor de oldtimer - ouder dan 25 jaar - gold een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting (MRB). Door een wetswijziging per 1 januari 2014 is de leeftijdsgrens voor volledige vrijstelling van MRB verhoogd naar 40 jaar.
Op grond van een overgangsregeling is de man voor het jaar 2014 MRB verschuldigd voor een bedrag van € 120 (kwarttarief). Hierbij geldt de beperking dat met de oldtimer geen gebruik van de weg mag worden gemaakt in de maanden januari, februari en december.
De belastingrechters van Roij, Hund en Van Vijfeijken verwerpen alle ingebrachte stellingen tegen de heffing van de MRB.
De man moet zijn aanslag MRB gewoon betalen.

2. Dieselrijder wordt niet gediscrimineerd t.o.v. benzinerijder

Tot en met 31 december 2013 bevatte de Wet MRB een vrijstelling voor motorrijwielen ouder dan 30 jaar met een overgangsregeling voor motorrijwielen ouder dan 25 jaar (artikel 72, eerste lid, onderdeel b en vierde lid) en was een man voor zijn dieselauto geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd.
Op 1 januari 2014 is artikel 72, eerste lid, onderdeel b, van de Wet MRB gewijzigd en is de leeftijdseis voor volledige vrijstelling van motorrijtuigenbelasting verhoogd naar 40 jaar. Daarbij is een overgangsregeling ingevoerd waardoor voor bestaande situaties de vrijstelling op verzoek werd gehandhaafd (artikel 84a Wet MRB).
De overgangsregeling geldt echter alleen voor benzineauto's. De wijziging leidde er voor de man toe dat hij met ingang van het eerste tijdvak na 1 januari 2014 voor het motorrijtuig motorrijtuigenbelasting is verschuldigd.
Bij de belastingrechters Stassen, Beukers-van Dooren en de Werd stelt hij dat hij ongelijk wordt behandeld en wordt gediscrimineerd.
Zij volgen hem daarin niet.
Dieselauto's zijn niet vergelijkbaar met benzineauto's.
Verder oordelen zij dat met de verhoging van de leeftijdsgrens van 30 naar 40 jaar de wetgever niet is getreden buiten de ruime beoordelingsmarge die hem toekomt.

1. Zwartspaarder van 'het kastje naar de muur' gestuurd

Een zwartspaarder is betrokken geweest in belastingprocedures en voor dezelfde jaren strafrechtelijk vervolgd. Hij wil overlegging van stukken, die in die procedures niet zijn overgelegd.
In het bijzonder wil hij overlegging van stukken met betrekking tot de selectie en aanmelding door de Belastingdienst voor het zogenoemde tripartite-overleg als bedoeld in de vervolgingsrichtlijn ter zake van de strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie.
Hij dient bij de Belastingdienst een Wob-verzoek in, dat door de staatssecretaris van Financiën wordt afgewezen.
Zijn Wob-verzoek wordt tevens door de Minister van Veiligheid en Justitie afgewezen. Kort weergegeven verwijst de staatssecretaris van Financiën naar de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Veiligheid en Justitie verwijst naar de staatssecretaris van Financiën.
De belastingrechters Fortuin, Gladpootjes en Hofland oordelen dat tegen de beslissing van de staatssecretaris van Financiën op het verzoek om ontheffing van de geheimhoudingsplicht (art. 67 AWR) geen beroep bij de belastingrechter openstaat vanwege het in het belastingrecht gesloten stelsel van rechtsmiddelen (art. 26 AWR).
Omdat de Staatssecretaris dit had kunnen weten moet hij het door de man betaalde griffierecht wel vergoeden.
Hij heeft de man namelijk op het verkeerde been gezet door in de beslissing op bezwaar als rechtsmiddel op te nemen dat hij zich wel tot de belastingrechter kon wenden.
In de belastingprocedure zijn de stukken niet overgelegd, omdat deze in het strafdossier zouden thuis horen. De stukken zijn niet aan het strafdossier toegevoegd, omdat de stukken zouden thuishoren in de belastingprocedure.
De belastingrechters zijn weliswaar van oordeel dat de man voor de door hem gevraagde stukken van 'het kastje naar de muur' is gestuurd, maar dat uitsluitend bij de burgerlijke rechter een vordering kan worden ingesteld (art. 8:71 Awb).

  • 1
  • 2