8. Met stakingswinst gekochte lijfrente niet van invloed op inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

Een ondernemer heeft in 2016 zijn onderneming gestaakt. Tot een bedrag van € 70.000 heeft hij de bij hem in aanmerking genomen stakingswinst omgezet in een lijfrente en uitgaven voor inkomensvoorzieningen in mindering gebracht op zijn inkomen uit werk en woning van 2016 (artikel 3.129 Wet IB 2001).¶
De Inspecteur heeft aan X voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd waarbij geen rekening is gehouden met een aftrek voor uitgaven voor inkomensvoorzieningen. Ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, is het eens met de Inspecteur.
Dit ligt anders indien de afname van de FOR wordt gebruikt voor de aankoop van een lijfrente. In dat geval is dat wl van invloed op de inkomensafhankelijke brijdrage Zvw. Dat is ook het geval als een pariculier premies voor een lijfrente aftrekt. Volgens de Hoge Raad heeft de wetgever dit zo gewild en is er geen sprake van een verboden discriminatie.

Uitspraak Hoge Raad, 4 februari 2022:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2022:43&showbutton=true&keyword=ECLI%3aNL%3aHR%3a2022%3a43

7. Vermelding op FSV-lijst; intrekking naheffingsaanslagen; € 25.000 proceskostenvergoeding

Op 25 januari 2022 heeft Hof Arnhem-Leeuwarden een uitspraak gedaan in de zaak van twee blastingplichtigen die een aanmerkelijk nadeel hebben ondervonden van vermelding op de FSV-lijst. Illustratief daarvoor zijn honderden blauwe enveloppen (in casu 400) die zij ontvingen. Dit heeft ertoe geleid dat zij meer dan honderd bezwaarschriften hebben ingediend en aanmerkelijke kosten hebben moeten maken voor rechtsbijstand. Daarvoor hebben zij in totaal meer dan € 42.000 kosten gemaakt. Het Hof de vergoeding voor de kosten van beroepsmatige rechtsbijstand vastgesteld op € 25.000. De Tweede Kamerleden Omtzigt (Omtzigt) en Leijten (SP) hebben over deze zaak inmiddels Kamervragen gesteld aan staatssecretaris Marnix van Rij van Financiën.

Link naar de uitspraajk van het Hof:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2022:488&showbutton=true&keyword=%2fECLI%3aNL%3aGHARL%3a2022%3a488)

6. Financiële compensatie voor gedupeerden Fraude Signalering Voorziening op komst

De staatssecretaris heeft de rapporten van twee onderzoeken van PwC naar de Fraude Signalering Voorziening (FSV) van de Belastingdienst naar de Tweede Kamer gezonden. Het eerste over de effecten van FSV voor burgers die door de directie Particulieren geregistreerd zijn, het tweede over de deling van gegevens uit FSV met externe partijen. De staatssecretaris geeft aan dat de rapporten door PwC zorgvuldig in kaart zijn gebracht. De conclusies in de rapporten zijn hard en bevestigen dat FSV fundamentele tekortkomingen vertoonde. De staatssecretaris weegt de bevindingen mee bij de vormgeving van een tegemoetkomingsregeling voor onterechte gevolgen van FSV. In een begeleidende brief aan de Kamer worden per rapport de bevindingen kort en zo feitelijk mogelijk beschreven. Vervolgens geeft hij zijn appreciatie en gaat hij in op de genomen beheersmaatregelen. De FSV werd gebruikt voor het registreren van risicosignalen. Uit onderzoek bleek dat het gebruik van dit systeem op verschillende punten niet voldeed aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Daarom is de FSV op 27 februari 2020 uitgezet en daarna niet meer gebruikt.

Commentaar mr. F.A. Peppelenbosch

Allereerst wil ik kort stilstaan bij de Fraude Signalering Voorziening (FSV), hoe het binnen de Belastingdienst werd gebruikt en wat er mis was met FSV. De Belastingdienst en Toeslagen verwerken miljoenen belastingaangiften en aanvragen van toeslagen per jaar. Dat kunnen de Belastingdienst en Toeslagen niet met de hand en daarom worden computersystemen gebruikt. Zo kunnen alle aangiften en aanvragen zoveel mogelijk geautomatiseerd en dus sneller behandeld worden. De FSV was een van deze systemen. De Belastingdienst registreerde in FSV of een belastingaangifte misschien niet klopte. Zo’n registratie werd ook wel risicosignaal genoemd. Dit kon aanleiding zijn om een aanvraag of aangifte handmatig te controleren. FSV was een risicosignaleringssysteem waarin allerlei risicosignalen werden opgeslagen en dat is uiteindelijk vreselijk mis gegaan.

De bevindingen uit beide PWC-rapporten zijn ernstig en bevestigen dat de aanwezige waarborgen rondom toezicht en gegevensbescherming bij de Belastingdienst onvoldoende zijn geweest. FSV had fundamentele tekortkomingen en de voorziening had nooit op deze wijze gebruikt mogen worden. Tot maart 2020 is door de Belastingdienst ook een werkinstructie gehanteerd waarin stond dat bij individuele schulden boven de € 10.000 een verzoek tot minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP) werd afgewezen wanneer in FSV de registratie ‘melding fraudepost’ stond. De Belastingdienst heeft onterecht verzoeken tot MSNP afgewezen op grond van een FSV-registratie, de kwalificatie Opzet/Grove Schuld of de hoogte van iemands schulden. Dat verzoeken om MSNP van mensen onterecht zijn afgewezen is ernstig. Mensen die in grote financiële problemen zaten konden hierdoor ten onrechte niet geholpen worden en zijn daardoor in nog grotere (financiële) problemen geraakt. Tot nu toe zijn er volgens de staatssecretaris 500 tot 15.000 mensen in beeld waar mogelijk ten onrechte verzoeken om MSNP zijn afgewezen. Dat is wel een buitengewoon onnauwkeurige aanname. Het definitieve aantal mensen dient nog te worden bepaald. Maar bij zo’n grote onnauwkeurigheid rijst het ergste vermoeden dat dit nog slechts het topje van de ijsberg is. De rapporten van PWC tonen in ieder geval overduidelijk aan dat nadere actie noodzakelijk is en dat gaat volgens de staatssecretaris ook echt gebeuren.

Maar hoe zit het met de gedupeerden? Het staat voor alle mensen die in FSV stonden geregistreerd vast dat er sprake was van een schending van de privacy. Een belangrijke vraag is of, en zo ja hoe, het enkele schenden van de privacy een grond is voor een vorm van tegemoetkoming. Hierover zal binnen het kabinet nog besluitvorming plaats moeten gaan vinden. Maar ik wil enkele dilemma’s die hierbij spelen wel al benoemen. Een vraag hierbij is welke ‘schade’ iemand heeft ondervonden wegens sec de schending van de privacy en welke tegemoetkoming hierbij past. Een tweede vraag is wie hiervoor in aanmerking zou moeten komen. Er kan voor gekozen worden dat iedereen, ongeacht de reden van opname op de lijst, een tegemoetkoming zou moeten ontvangen. Als hiervoor wordt gekozen, zullen ook mensen die bewezen fraude hebben gepleegd een tegemoetkoming ontvangen. Dat lijkt mij niet de aangewezen weg.

Daarnaast zal niet iedereen een (onterecht) financieel effect of nadeel hebben gehad van het in FSV staan. Tegelijkertijd is het schenden van de privacy een serieuze overtreding waaraan niet lichtvoetig voorbij kan worden gegaan, maar de vraag is wel of een financiële tegemoetkoming het beste recht doet aan de schending van privacy. Voorliggend dilemma is dus óf een tegemoetkoming wenselijk is en zo ja, wélke criteria en groepen moeten worden gehanteerd voor een tegemoetkoming. De staatssecretaris zal daarbij alle bevindingen in deze rapporten en nog komende rapporten gebruiken bij de verdere uitwerking van een tegemoetkomingsregeling voor onterechte gevolgen van FSV, zoals door de Kamer is gevraagd in een aangenomen motie van oud-Kamerlid Bart Snels (Kamerstukken II 2020/21, 31.066, nr. 776).

De verschillende opties worden de komende periode verder uitgewerkt waarna besluitvorming in afstemming met de Tweede Kamer zal plaatsvinden. De staatssecretaris verwacht de Kamer in het eerste kwartaal van 2022 hier nader over te kunnen informeren. Al met al lijkt de afhandeling van dit dossier best wel veel op de toeslagenaffaire. De bedoelingen om de gerezen problemen op te lossen zijn qua intentie van het kabinet goed, maar de gedupeerden kunnen nog jaren het nakijken hebben. De problemen rondom FSV staan politiek gezien op dit moment ook een stuk lager op het politieke lijstje dan een compensatie voor de getroffen ouders in de toeslagenaffaire of een aanpassing van box 3, maar FSV heeft zeker de aandacht van de Kamer. De vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer heeft op 1 februari 2022 besloten om enkele weken na ontvangst van de thans nog niet ontvangen overige onderzoeksrapporten van PwC een plenair debat te houden. FSV heeft inmiddels ook zijn intrede gemaakt in de rechtszaal. Op 25 januari 2022 heeft Hof Arnhem-Leeuwarden (20/00839-20/00840-20/00841-20/00842/ECLI:NL:GHARL:2022:488) een uitspraak gedaan in de zaak van twee belastingplichtigen die een aanmerkelijk nadeel hebben ondervonden van vermelding op de FSV-lijst. Illustratief daarvoor zijn honderden blauwe enveloppen (in casu 400) die zij ontvingen. Dit heeft ertoe geleid dat zij meer dan honderd bezwaarschriften hebben ingediend en aanmerkelijke kosten hebben moeten maken voor rechtsbijstand. Daaraan hebben zij ruim € 42.000 uitgegeven. Het Hof heeft de vergoeding voor de kosten van beroepsmatige rechtsbijstand vastgesteld op € 25.000. De Tweede Kamerleden Omtzigt (Omtzigt) en Leijten (SP) hebben over deze zaak Kamervragen gesteld aan de staatssecretaris. Die moeten echter nog worden beantwoord. De problemen voor het kabinet rondom FSV stapelen zich in ieder geval steeds verder op.

5. Belastingdienst doet uitspraak in box 3 procedures

De Belastingdienst heeft op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in de zogenaamde massaal bezwaarprocedures box 3 over de jaren 2017 t/m 2020 in reactie op een arrest van de Hoge Raad. In de uitspraak staat dat alle ruim 200.000 bezwaarschriften die bij deze massaal bezwaarprocedures horen, gegrond worden verklaard. Het is op dit moment nog niet duidelijk welke mensen geld terugkrijgen, hoeveel en wanneer precies. Dit is een ingewikkeld vraagstuk waar het kabinet zorgvuldig naar wil kijken. Doel is hierover te beslissen bij de Voorjaarsbesluitvorming die rond begin mei plaatsvindt.

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de manier waarop vermogen in box 3 wordt belast in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en in die zaak direct rechtsherstel geboden. Volgens de Hoge Raad mag alleen het werkelijk rendement op het vermogen belast worden, maar er is niet aangegeven hoe dit precies moet worden bepaald.

Aanslagen
De uitspraak heeft een grote impact, budgettair en voor de uitvoering. Het arrest geldt ook– tot aanvullende wetgeving ingaat - voor 2021 en verder. Er worden daarom op dit moment geen definitieve aanslagen verstuurd aan de mensen met box 3 vermogen. Dit geldt niet als een aanslag dreigt te verjaren of als er een belang is voor de belastingplichtige. Deze aanslagen worden hersteld zodra er duidelijkheid is, en mensen worden hierover dan door de Belastingdienst geïnformeerd.

In afwachting van verdere besluitvorming wordt belastingplichtigen gevraagd de voorlopige aanslagen over 2022 te betalen. Ook wordt hen gevraagd gewoon aangifte over 2021 te doen, ook over hun vermogen. Doordat pas later wordt besloten over de oplossing, zullen de definitieve aanslagen 2021 bij mensen met box 3 vermogen waarschijnlijk later dan de normale datum van 1 juli worden opgelegd. Zij krijgen hierover bericht. Bij het vaststellen van de definitieve aanslag zal uiteraard rekening worden gehouden met het arrest.

Toekomst
Terwijl wordt gewerkt aan herstel, kijkt het kabinet ook vooruit. Het kabinet wil een nieuw stelsel invoeren, op basis van werkelijk rendement. Dit kan op z’n vroegst vanaf 2025 ingaan. Om dit te kunnen doen zijn gegevens nodig van onder andere banken en verzekeraars én de systemen van de Belastingdienst moeten worden aangepast. Voor de tussenliggende jaren tot 2025 werkt het kabinet aan aanpassingen via spoedwetgeving. Het kabinet stuurt voor 1 april nog een richtingennotitie voor de hersteloperatie aan de Tweede Kamer.

4. Reikwijdte arresten terugwerkende kracht sectorindeling

Op 29 juni 2018 om 17:00 uur heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, een aantal maatregelen bekendgemaakt die met onmiddellijke ingang inwerking traden. Deze maatregelen zijn daarna in de Wet arbeidsmarkt in balans opgenomen. Deze wet is op 19 juni 2019 gepubliceerd. Eén van de maatregelen was dat de Belastingdienst per direct niet langer tegemoetkwam aan verzoeken van werkgevers om met terugwerkende kracht in een andere – voordeligere – sector te worden ingedeeld.
De Hoge Raad heeft op 24 september 2021 in twee arresten geoordeeld dat deze maatregel in strijd is met Europese wetgeving. Dit kan gevolgen hebben voor herzieningsverzoeken die na 29 juni 2018 zijn ingediend.

Herzieningsverzoeken ingediend tussen 29 juni 2018, 17:00 uur en 20 juni 2019
Hebt u in deze periode een verzoek ingediend om de sectorindeling in uw voordeel te herzien, dan zal de Belastingdienst de sectorindeling alsnog met terugwerkende kracht in uw voordeel herzien als u daarvoor in aanmerking komt. Dit geldt alleen als er nog niet definitief beslist is op uw verzoek. Het gaat dus om een
herzieningsverzoek die u hebt ingediend in de periode van 29 juni 2018, 17:00 uur tot en met 19 juni 2019 en welk verzoek nog niet onherroepelijk vaststaat.

Herzieningsverzoeken ingediend vanaf 20 juni 2019
Herzieningsverzoeken die bij de Belastingdienst zijn ingediend op of na 20 juni 2019 vallen niet onder de werking van de genoemde arresten. In die gevallen wordt de sectorindeling niet met terugwerkende kracht gewijzigd, als deze wijziging in het voordeel van de werkgever zou zijn.

Bron: Handboek Loonheffingen, februari 2022

  • 1
  • 2