8. Correctie te hoge lijfrentepremie

Voor zover een betaalde lijfrentepremie niet aftrekbaar is, mag het niet aftrekbare deel teruggestort worden. De staatssecretaris van Financiën staat dit tijdelijk toe volgens het gewijzigde verzamelbesluit lijfrenten.

Saldomethode
Het komt regelmatig voor dat belastingplichtigen lijfrentepremies betalen die ze niet helemaal kunnen aftrekken. Zeker nu de jaarruimte al enkele jaren achterelkaar is verlaagd. Door toepassing van de saldomethode hoeft de belastingplichtige geen belasting te betalen over de niet afgetrokken premies.
Volgens de saldomethode worden lijfrente-uitkeringen pas belast nadat ze uitgaan boven de som van de niet afgetrokken premies. Maximaal € 2.269 per jaar telt daarbij mee als niet afgetrokken premie. Volgens het verzamelbesluit voor lijfrenten mag de teveel betaalde lijfrentepremie ook worden teruggestort. De teveel betaalde premies voor een lijfrenterekening of een lijfrenteverzekering kunnen worden terugbetaald zonder dat dit wordt gezien als afkoop. Dat moet dan binnen drie maanden na de storting van de premie plaatsvinden.

Goedkeuring
In de op 13 juni gepubliceerde wijziging van dat verzamelbesluit verruimt de Staatssecretaris de mogelijkheid om lijfrentepremies terug te storten. Terugstorten kan tijdelijk ook na drie maanden. Deze toezegging geldt tot 31-12-2016 voor het desbetreffende belastingjaar en de vijf voorafgaande jaren.
Belastingplichtige die hierop een beroep willen doen moeten aan de inspecteur een “verklaring geruisloze terugstorting” vragen. De teruggave geldt voor het deel van de premie dat de belastingplichtige niet kan of kon aftrekken. Dus inclusief de € 2.269. De bedragen die teruggestort worden moet de belastingplichtige alsnog opgeven in box 3. De bank of verzekeraar moet de teruggestorte bedragen doorgeven aan de Belastingdienst (renseigneren).

Commentaar
Een prettige versoepeling van de regeling. Maar de regeling geldt kennelijk alleen voor het deel van de premies die de belastingplichtige kon aftrekken. Dus een belastingplichtige die vergeet zijn premies af te trekken heeft hier niets aan. Tenzij hij eerst zijn premieaftrek corrigeert. In beide situaties moeten belastingplichtigen bijtijds attent gemaakt worden op deze mogelijkheden.

Auteur: Paul Lavrijssen, adviseur Aegon Adfis

U kunt het Besluit hier raadplegen.

7. Besluit tot wijziging van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte

Deze regeling ziet op wijzigingen in de gegevensset loonaangifte.
In de gegevensset 2016 vervallen de rubrieken voor de categorieën eindheffingen die met ingang van 1 januari 2015 zijn vervallen.
Voorts worden in de gegevensset een tweetal nieuwe rubrieken opgenomen die nodig zijn voor de statistische verwerking door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) als gevolg van Europese verplichtingen.
Naast de in deze regeling opgenomen wijzigingen worden mogelijk aan het eind van het jaar nog enkele wijzigingen aangebracht in de gegevensset 2016.
Deze wijzigingen hangen samen met wetswijzigingen waarvan de parlementaire behandeling nog moet plaatsvinden.
Het gaat daarbij om het bedrag van het rentevoordeel van personeelsleningen zoals dat is opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015.
Voorts betreft het de voorgenomen maatregelen die de verzilveringsproblemen met premiekortingen moeten voorkomen.
De genoemde wijzigingen van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte treden in werking op 1 januari 2016.
U vindt de regeling via deze link.

6. Eigenrisicodragerschap WGA: ingangsdatum voor flexwerkers en nieuw model garantieverklaring

In 2017 wordt het eigenrisicodragerschap voor de WGA uitgebreid met flexwerkers. De Belastingdienst heeft daarom een nieuw model voor de garantieverklaring voor het eigenrisicodragerschap WGA gepubliceerd.
Vanaf 1 januari 2017 geldt het eigenrisicodragerschap voor de WGA voor werknemers met een vast dienstverband én voor flexwerkers.
De garantieverklaring voor het eigenrisicodragerschap WGA geldt alleen voor werknemers met een vast dienstverband.
De Belastingdienst heeft dit model aangepast, omdat het beperkt geldig is, namelijk tot en met 31 december 2016.
Het aangepaste model is te downloaden bij de Belastingdienst.
De Belastingdienst verwacht dat dit model in 2016 verplicht wordt.
Wie na 31 december 2016 eigenrisicodrager voor de WGA wil blijven en dus het eigen risico ook wil dragen voor flexwerkers, moet voor 2 oktober 2016 een nieuwe garantieverklaring naar de Belastingdienst opsturen.
Hiervoor moet het formulier ‘Garantieverklaring (vanaf 1 januari 2017)' worden gebruikt. Deze garantieverklaring is vanaf 1 juli 2016 te downloaden.
Overheidsinstellingen hoeven niet opnieuw een garantieverklaring te sturen, aldus de Belastingdienst.

5. Vanaf studiejaar 2015-2016 zijn studiekosten niet meer aftrekbaar

Vanaf het studiejaar 2015-2016 kunnen mensen die recht hebben op studiefinanciering hun kosten voor boeken, les of collegegeld niet meer aftrekken in hun aangifte inkomstenbelasting.
Dit is een gevolg van de 'Wet studievoorschot hoger onderwijs' dat door de Eerste Kamer (Kamerstuk 34 035) is aangenomen. Hierdoor zijn de belastingregels voor de aftrek van studiekosten veranderd.
Mensen die studeren aan het middelbaar beroepsonderwijs (MBO), hoger beroepsonderwijs (HBO) of wetenschappelijk onderwijs (WO) en die recht hebben op studiefinanciering, kunnen hun studiekosten vanaf het studiejaar 2015-2016 niet meer aftrekken.
Mensen die studeren aan de hiervoor genoemde instellingen en die geen recht op studiefinanciering, behouden hun aftrekrecht wel.

Toelichting
Studenten (mbo, hbo en wo) met aanspraak op studiefinanciering hebben in het huidige stelsel in beginsel ook recht op aftrek van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting.
Aftrek is mogelijk indien de aftrekbare studiekosten hoger zijn dan de bedragen aan basis- en aanvullende beurs waar men aanspraak op heeft (met inachtneming van de aftrekdrempel van € 250).
In de praktijk komt van de groep met aanspraak op een basisbeurs en/of aanvullende beurs, slechts een deel van de studenten aan aftrek toe als gevolg van de aanspraak op studiefinanciering.
Het gaat dan voornamelijk om thuiswonende studenten zonder of met een beperkte aanvullende beurs.
Deze studenten kunnen de aftrek overigens alleen direct verzilveren als er sprake is van voldoende inkomsten, en dat is vaak niet het geval.
Overige studenten met een aanspraak op basisbeurs en/of aanvullende beurs komen in de praktijk niet aan aftrek toe.
Daarnaast is er de groep met aanspraak op studiefinanciering die langer studeert dan de nominale studieduur en daarom geen aanspraak meer heeft op een basisbeurs en/of aanvullende beurs. Ook deze groep komt in beginsel voor aftrek in aanmerking.
Het totale budgettaire beslag van deze groepen met aanspraak op studiefinanciering op de regeling leidt met € 41 miljoen tot 14% van het totale budgettaire beslag van de aftrek scholingsuitgaven.
De aftrekmogelijkheden voor de eerstgenoemde groep studenten met aanspraak op een basisbeurs en/of aanvullende beurs zullen veranderen door invoering van het studievoorschot.
De student heeft daardoor immers niet langer aanspraak op studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs.
Dit betekent dat deze studenten recht zouden krijgen op een hogere aftrek van scholingsuitgaven, waardoor fiscale weglek ontstaat (de belastingontvangsten dalen).
De weglek zou structureel € 155 miljoen bedragen.
Om de beoogde budgettaire opbrengst van het studievoorschot ten volle te kunnen benutten voor het hoger onderwijs, is in het regeerakkoord vastgelegd dat fiscale weglek wordt voorkomen.
Dit kan door alle studenten met aanspraak op reguliere studiefinanciering, in welke vorm dan ook, voor de betreffende studie niet langer recht te geven op aftrek van scholingsuitgaven. Daarmee vervalt de huidige aftrekmogelijkheid.
Binnen de fiscale aftrek van scholingsuitgaven wordt geen onderscheid gemaakt naar soort of niveau van de opleiding.
Daarom wordt de fiscale aftrek voor scholingskosten zowel voor ho- als voor mbo-studenten die aanspraak hebben op reguliere studiefinanciering afgeschaft.

4. Afschaffing extra verhoging heffingsvrij vermogen ouderen

Vanaf 2016 vervalt de extra verhoging heffingsvrij vermogen voor ouderen (de ouderentoeslag).
Het vervallen van deze extra verhoging heeft gevolgen voor de belasting die moet worden betaald. Het kan ook gevolgen hebben voor de zorgtoeslag, huurtoeslag of kindgebonden budget.
De extra verhoging komt te vervallen omdat het kabinet de belastingvrijstelling voor inkomen uit vermogen voor iedereen gelijk wil trekken.
Ouderen met vermogen worden voortaan dus hetzelfde behandeld als andere burgers met vermogen.

Het afschaffen van de ouderentoeslag in box 3 vloeit voort uit het Belastingplan 2015.

  • 1
  • 2