8. Zomerschema Wijze Raad Accountancy

Tot en met eind augustus 2015 verschijnt Wijze Raad Accountancy eens per twee weken.
De eerstvolgende editie verschijnt op 28 juli 2015.
Wij wensen u een mooie zomer toe.

Felix Peppelenbosch
Lilian Bergmans

Het juiste antwoord op de btw-vakantievraag is c.

Download gratis het overzicht Hoge Raad 2de kwartaal 2015

 Download

7. Voor promotionele activiteiten mag een gemeente geen BIZ-bijdrage heffen

Voor welke activiteiten mag een gemeente in het kader van een Bedrijven investeringszone (BIZ) aan winkeliers een BIZ-bijdrage vragen?
Dat betreft activiteiten die voldoen aan het zogenaamde ‘publiekbelangvereiste’.
Daaraan voldoen onder meer niet: kerstverlichting, evenementen en onderhoud website, aldus Hof Den Haag.
Bij deze activiteiten prevaleren de particuliere belangen van het collectief van de ondernemers in het BIZ-gebied boven het algemeen belang in dat gebied, aldus Hof Den Haag.
 
De BIZ-verordening van de gemeente Den Haag voor het Hofkwartier werd op dit punt door het Hof onverbindend verklaard.
Daardoor hoefde een winkelier zijn BIZ-aanslag van € 250 niet te betalen.


Het Haagse college van B&W heeft het hier niet bij laten en heeft cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. 

De hoogste adviseur van de Hoge Raad, de Advocaat-Generaal, heeft zich inmiddels over deze zaak gebogen.
Volgens hem moeten de met de BIZ-bijdragen te bekostigen activiteiten zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publieke belang in de openbare ruimte van de BIZ.

Dit moet per activiteit worden beoordeeld. Voor promotionele activiteiten kunnen in ieder geval geen BIZ-bijdragen worden geheven.

Hij heeft de Hoge Raad daarom geadviseerd om het cassatieberoep van B&W van Den Haag ongegrond verklaren.

6. Boekhouder procedeert weinig overtuigend bij Rechtbank en Hof

Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur aan een boekhouder meegedeeld dat hij bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2006 is afgeweken van de ingediende aangifte. 
Volgens de inspecteur blijkt uit door het UWV verstrekte gegevens dat de boekhouder in 2006 een Ziektewetuitkering van €11.968 heeft genoten, welke uitkering niet in de aangifte is opgenomen. 
Voorts heeft de inspecteur diverse andere aftrekposten gecorrigeerd en het belastbaar inkomen uit werk en woning uiteindelijk vastgesteld op €34.792. 
In beroep stelde Rechtbank Gelderland het belastbaar inkomen uit werk en woning vast op €31.506.
De boekhouder vindt dat nog te hoog en heeft daarom hoger beroep ingesteld bij Hof Arnhem-Leeuwarden.
Hij bepleit uitstel van de mondelinge behandeling van zijn zaak, omdat hij het verweerschrift van de inspecteur in hoger beroep niet zou hebben ontvangen, maar het Hof wijst dit af.
De boekhouder verwijst in zijn pleitnota namelijk zelf naar het verweerschrift.
Voorts stelt hij dat de inspecteur niet' alle op de zaak betrekking hebbende stukken' zou hebben ingebracht, maar het Hof acht dit niet aannemelijk.
Al met concludeert het Hof dat het oordeel van de Rechtbank juist is. 
Het hoger beroep van de boekhouder wordt ongegrond verklaard. 
(ECLI:NL:GHARL:2015:4673)

5. Nieuw pensioenstelsel: persoonlijk pensioenkapitaal en einde doorsneepremie

Staatssecretaris Klijnsma (SZW) publiceerde op 6 juli 2015 de hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel. Deze hoofdlijnen baseert zij onder meer op de uitkomst van de Nationale Pensioendialoog en maatschappelijke trends en ontwikkelingen. 

Hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel
Op basis van de uitkomst van de Nationale Pensioendialoog, de waarden die het kabinet van belang acht bij de inrichting van een toekomstbestendig pensioenstelsel, de maatschappelijke trends en ontwikkelingen en verschillende uitwerkingsvarianten komt het kabinet tot een aantal richtinggevende hoofdlijnen voor een toekomstbestendig pensioenstelsel.



1. Een gedifferentieerde aanpak
een toereikend aanvullend pensioen voor alle werkenden Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt leidden tot een grote variatie in pensioenopbouw tussen werknemers die verplicht voor hun pensioen sparen en werknemers zonder pensioenregeling, flexwerkers en zelfstandigen. Het vergt een gedifferentieerde aanpak om alle werkenden te ondersteunen bij de opbouw van een adequaat aanvullend pensioen: niet te weinig én niet te veel. Het kabinet wil daartoe onder meer samen met sociale partners en zelfstandigenorganisaties verder de mogelijkheden verkennen.



2. Overgang naar een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw
Het kabinet heeft de ambitie om over te stappen op een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw. Dat betekent dat de doosneesystematiek gaat verdwijnen.
Het heeft daarbij de voorlopige voorkeur voor een systeem van degressieve pensioenopbouw (alle werknemers binnen een pensioenregeling betalen dezelfde premies, maar de opbouw van de pensioenaanspraak neemt af met de leeftijd).
Het kabinet zal in overleg met sociale partners en de pensioensector de mogelijkheden van een evenwichtige transitie verkennen.
Daarbij gelden onder andere budgettaire, juridische, fiscale en institutionele randvoorwaarden. En zijn ook de inkomens- en arbeidsmarkteffecten van belang.



3. Naar een transparanter en eenvoudiger pensioen 
Risicodeling is een wezenskenmerk van pensioenen
Het kabinet ondersteunt de ontwikkeling van een nieuwe pensioenovereenkomst gebaseerd op de opbouw van een persoonlijk pensioenvermogen waarbij risicodeling mogelijk blijft.
Daarbij stelt het kabinet als voorwaarden dat risicodeling voldoende meerwaarde oplevert in termen van het pensioenresultaat, transparant en evenwichtig wordt vormgegeven, uitlegbaar is en fiscaal goed te begrenzen is. Nadere uitwerking hiervan is nodig. 



4. Meer ruimte voor maatwerk en keuzemogelijkheden
Het kabinet is voorstander van een combinatie van meer maatwerk en keuzemogelijkheden, zodat pensioenregelingen beter aansluiten op de kenmerken en voorkeuren van deelnemers. Het kabinet gaat verkennen welke mogelijkheden er zijn bij een vorm van persoonlijke pensioenopbouw voor maatwerk op het gebied van beleggingsbeleid, de hoogte van de inleg en de vorm van de uitkering. Ook verkent het kabinet de ruimte voor het bieden van keuzemogelijkheden op deze terreinen. Zodoende kan ook een betere koppeling worden gemaakt met wonen en zorg.



Het vervolg
In 2020 moet de ontwikkeling van een nieuw soort pensioenregeling inclusief de mogelijkheden voor keuzevrijheid en maatwerk tot resultaat hebben geleid. Het kabinet gaat daarvoor de komende periode aan de slag met de verdere uitwerking van de hoofdlijnen.
Dat neemt volgens Klijnsma een aantal jaren in beslag.
Klijnsma belooft de Kamer dat zij in het najaar een werkprogramma opstelt waarin zij de stappen die het kabinet de komende tijd gaat nemen uiteen zet.
Daarin geeft zij aan op welke thema’s nader onderzoek nodig is en beschrijft ze de vervolgroute naar vernieuwing van het pensioenstelsel.
Hierbij gaat zij in op het streven van het kabinet om de doorsneepremie vanaf 2020 gefaseerd af te schaffen en de overstap te maken naar een actuarieel correcte methodiek van pensioenopbouw.
Het kabinet start een overleg met pensioenfondsen, verzekeraars, sociale partners, de toezichthouders en andere maatschappelijke organisaties aan de hand van het werkprogramma.

Commentaar van Aegon Adfis:
Op de valreep van het zomerreces kwam staatssecretaris Klijnsma dan toch nog met de lang verwachte hoofdlijnennotitie over een toekomstbestendig pensioenstelsel.

De komende vijf jaar zal het nieuwe pensioenstelsel meer vorm gaan krijgen.
In de hoofdlijnennotitie staan nu vooral veel denkrichtingen. 
Veel wordt de komende vijf jaren onderzocht en zal –afhankelijk van de onderzoeksresultaten –concreter worden.

In het stelsel zoals het kabinet dat voor zich ziet, krijgen deelnemers meer dan nu een eigen pensioenvermogen. 
Dit lost verschillende issues op die nu spelen. 

Pensioenregelingen worden voor de deelnemer beter te begrijpen en zijn makkelijker mee te nemen bij een baanwissel. 

Daarnaast verdwijnt subsidiering tussen jong en oud via de doorsneepremie. 
Het alternatief voor de doornsneepremie, degressieve pensioenopbouw, levert een leeftijdsafhankelijke opbouw op. 

Leeftijdsonderscheid in arbeidsvoorwaarden is verboden op grond van de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij arbeid (WGBL), tenzij dat leeftijdsonderscheid objectief gerechtvaardigd is. 

Het zal best nog een uitdaging worden om deze rechtvaardigingsgrond te vinden. 


Vera Hek en Erik Schouten, adviseurs Aegon Adfis

4. Toepassing margeregeling

Ik ben een zogenaamde handelaar in margegoederen. Krijg ik BTW terug bij een negatieve winstmarge? 

Antwoord: 
De margeregeling houdt in dat u uw BTW niet over uw omzet berekent, maar over het verschil tussen verkoopprijs en inkoopprijs, de winstmarge.
Verkoopt u met winst, dan is uw winstmarge positief en moet u hierover BTW betalen.
Verkoopt u met verlies, dan heeft u een negatieve winstmarge. Over een negatieve winstmarge hoeft u geen BTW te betalen, maar krijgt u ook geen BTW terug.

  • 1
  • 2