8. Volgend jaar lagere WW-sectorpremie voor werkgevers

Werkgevers kunnen in 2016 een lagere WW-sectorpremie tegemoet zien. Als gevolg van het economisch herstel neemt het aantal WW-uitkeringen dit jaar naar verwachting af tot 420.000 en naar minder dan 400.000 eind 2016.
Hierdoor dalen de uitkeringslasten voor de WW-uitkering van 6,9 miljard euro in 2014 naar 6,2 miljard euro in 2016.
UWV verwacht dat het aantal Wajong-uitkering zal afnemen van 251.000 eind 2014 naar 247.000 eind 2016.
De daling van het aantal Wajongers is het gevolg van de sterk beperkte toegang tot de Wajong door de introductie van de Participatiewet. Dit staat in de Juninota 2015 die op 1 juli jl. is gepubliceerd.
De ramingen vallen gunstiger uit dan de laatste voorspellingen uit januari, omdat het economisch herstel verder doorzet.
Zo vallen de WW-uitkeringslasten ruim een kwart miljard lager uit.
Het herstel is het duidelijkst zichtbaar in de sectoren bouw, zakelijke dienstverlening, metaal, uitzendbedrijven en detailhandel.
In andere sectoren, zoals de zorg en de financiële dienstverlening gaan echter juist banen verloren en stijgen de WW-lasten.
Per saldo zal de WW-sectorpremie die werkgevers betalen volgend jaar dalen. De lastendekkende sectorpremie bedraagt volgend jaar 1,77 procent. Dat is 0,39 procent lager dan de gemiddelde sectorpremie van dit jaar.

Premies WGA en Ziektewet blijven stabiel
Ook de premies voor de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de Ziektewet blijven volgend jaar vrijwel stabiel.
De lastendekkende premies voor deze wetten bedragen volgend jaar 0,49 procent voor de WGA voor vaste contracten (nu 0,48 procent), 0,25 procent voor de WGA voor flexibele werknemers (nu 0,24 procent) en 0,37 procent voor de Ziektewet (nu 0,35 procent).
Zowel voor de WGA als voor de Ziektewet kunnen werkgevers kiezen tussen verzekerd zijn bij UWV en eigenrisicodrager worden.
Het marktaandeel van UWV bedraagt volgend jaar naar verwachting 56 procent bij de WGA en 64 procent bij de Ziektewet.

Daling aantal Wajongers
De toegang tot de Wajong is sinds 1 januari van dit jaar sterk beperkt vanwege de Participatiewet.
Hierdoor neemt het aantal Wajong-uitkeringen voor het eerst af sinds de invoering ervan.
Eind 2014 waren er 251.000 mensen met een Wajong-uitkering.
UWV verwacht dat dit aantal zal teruglopen naar 247.000 eind 2016. Een van de gevolgen van deze wet is dat mensen alleen nog tot de Wajong 2015 worden toegelaten als sprake is van volledig en duurzaam geen arbeidsmogelijkheden.
Hierdoor daalt de instroom in de Wajong van 17.400 personen in 2014 naar 4.700 personen in 2015. Deze daling zet door in 2016 en zal uitkomen op een instroom van 3.300 personen.

Aantal WW-uitkeringen nog hoog
Ondanks dat de werkloosheid afneemt zijn er nog veel mensen die een WW-uitkering ontvangen.
Hierdoor groeit het tekort op de UWV-fondsen dit jaar met twee miljard euro naar 10,8 miljard euro. Het tekort doet zich vooral voor bij het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf).
De wijze waarop UWV invulling geeft aan de rol van fondsbeheerder is niet van invloed geweest op het ontstaan van dit tekort.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt de premies voor het AWf vast, waarbij ook inkomenspolitiek en de ontwikkeling van het EMU-saldo in overweging worden genomen.
Het negatieve fondsvermogen heeft geen gevolgen voor de betaling van de uitkeringen.

7. Geen bedrijfsopvolgingsregeling voor holding die geen materiële onderneming drijft

Een erfgenaam heeft alle certificaten van aandelen in een Holding BV gelegateerd gekregen.
Hij heeft in zijn aangifte erfbelasting verzocht om toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR), maar de Inspecteur heeft dat verzoek niet gehonoreerd.
Volgens Rechtbank Den Haag is dat terecht.
De erfgenaam is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Holding BV een materiële onderneming drijft, hetgeen een vereiste is voor de toepassing van de BOR.
De aanslag erfbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging van € 878.725, blijft in stand.

(Uitspraak nr. 14/9248, ECLI:NL:RBDHA:2015:9034)

6. Verhinderen boekenonderzoek: geen aftrek van BTW maar geen verzuimboete

Een BTW-ondernemer heeft (suppletie)aangiften ingediend voor 2009, 2011 en 2012 en daarin forse bedragen aan voorbelasting aangegeven.
De Inspecteur heeft daarover vragen gesteld, waarop naar zijn mening niet bevredigend werd geantwoord.
Daarom werd een boekenonderzoek aangekondigd, maar dit vond, onder meer door miscommunicatie tussen partijen, nooit plaats.
De Inspecteur heeft de in aftrek gebrachte voorbelasting nageheven, waartegen de ondernemer vele uiteenlopende beroepsgronden aanvoert.
Rechtbank Den Haag laat de naheffingsaanslagen in stand, maar de opgelegde verzuimboete van € 3.079) wordt vernietigd.
De onmogelijkheid om een boekenonderzoek in te stellen en aldus de rechtmatigheid van de aftrek van voorbelasting te beoordelen, leidt in het onderhavige geval tot de conclusie dat de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op aftrek van voorbelasting.
Met het achterwege blijven van het boekenonderzoek is echter nog niet aangetoond dat daadwerkelijk ten onrechte tot een te hoog bedrag teruggaaf is verleend.
De Inspecteur is daarom niet geslaagd in het van hem te vergen bewijs dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan.

(Uitspraak nr. 14/7854, ECLI:NL:RBDHA:2015:7938)

5. Bezwaar en beroep mogelijk tegen een verzoek om ambtshalve herziening?

Artikel 9.6, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, bepaalt dat afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering gebeurt bij een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking.
Maar deze bepaling geldt eerst voor belastingaanslagen over het jaar 2010 en verder.
Voor de jaren daarvoor geldt dat niet.
Tegen een afwijzing van een verzoek om ambtshalve herziening voor eerdere jaren, staat alsdan geen bezwaar en beroep open, aldus Rechtbank Den Haag.

(Uitspraak nr. 15/1224, ECLI:NL:RBDHA:2015:7939)

4. Waardering van een geërfde woning

Op 6 september 2011 is een erflater overleden. Hij heeft een vrouw bij testament tot enig erfgenaam benoemd.
Tot de nalatenschap behoort een woning.
De WOZ-waarde van de woning bedraagt voor het kalenderjaar 2011 (waardepeildatum 1 januari 2010) € 232.000 en voor het kalenderjaar 2012 (waardepeildatum 1 januari 2011) € 200.000.
De woning is in augustus 2012 verkocht voor € 190.000.
In de aangifte erfrecht is als waarde van de woning € 190.000 vermeld.

De Inspecteur stelt dat overeenkomstig de in 2011 luidende tekst van artikel 21, lid 5, Successiewet (SW), de WOZ-waarde naar de waardepeildatum 1 januari 2010 van € 232.000 dient te worden gehanteerd.
Rechtbank Noord-Holland was het hiermee eens.
Dit oordeel wordt in hoger beroep door Hof Amsterdam bevestigd.
Met de invoering van artikel 21, lid 5, SW mocht de wetgever een zekere ruwheid aanvaarden omwille van een vereenvoudiging in de uitvoering van de SW.

(Uitspraak nr. 14/00176, ECLI:NL:GHAMS:2015:3226)

  • 1
  • 2