5. Waarom de herziening van box 3 niet al op 1 januari 2016 in kan gaan
Waarom moet de herziening van box 3 in het Belastingplan van 2016 staan als het pas in 2017 ingaat? Dat is omdat de Belastingdienst gedurende het jaar 2016 al zekerheid moet hebben over de vermogensrendementsheffing in 2017 omdat dit in de systemen moet worden verwerkt.
Gedurende het kalenderjaar 2016 moet de Belastingdienst daar al rekening mee houden en mee rekenen. De Belastingdienst heeft daar dus tijd voor nodig.
De formule is door de computers gemakkelijk te doen, maar de computers moeten daarop nog wel ingesteld worden.
Er is dus tijd nodig voor iets waar ruim 3.5 miljoen belastingplichtigen mee te maken krijgen. Dit moet volgens Wiebes echt verantwoord gebeuren.
Tijdens het debat is door een aantal fracties de vraag aan de orde gesteld of de herziening van box 3 niet uit het Belastingplan kan worden gelicht, zodat het in een apart wetsvoorstel zal kunnen worden opgenomen.
Wiebes voelt daar echter niets voor omdat dat te veel tijdsverlies en dus minder belastingopbrengsten zal gaat opleveren.
4. Wiebes: "de voorgenomen herziening van box 3 zou een tussensysteem kunnen zijn"
Op 29 en 30 september 2015 heeft in de Tweede Kamer het debat over de Algemene Financiële Beschouwingen plaatsgevonden.
Tijdens dit debat is over de voorgenomen herziening van box 3 door maar liefst zes fracties de vraag gesteld waarom de belastingheffing in box 3 niet tegen het werkelijk rendement kan plaatsvinden. Wiebes denkt dat het op termijn goed denkbaar is om tegen werkelijk rendement te belasten, maar dat dit nu niet gaat.
Wiebes “Mijn tussentijdse oordeel is dat een vermogensaanwasbelasting een veel kansrijkere route is dan de vermogenswinstbelasting, als het gaat om aandelen, maar dat onroerend goed vermoedelijk forfaitair zal moeten blijven.
Daarmee komen we op de belangrijke vraag of een gemengd systeem wel mogelijk is. Treedt er ontwijking op als je iets met een aanwasbelasting doet, maar sommige dingen forfaitair houdt? De grote ontwijking van voor 2001 kon gebeuren dankzij een gemengd systeem.
Een forfaitair systeem werkt met een peildatum. Als je de peildatum ontwijkt, wordt het vermogen niet geteld. Vervolgens kom je twee dagen na de peildatum terug met je vermogen. Dan heb je het dus ontweken.
Dat gebeurde op grote schaal. Daarbij speelde wel een rol dat de ontwijkende activa de vluchtige activa waren.
Bij onroerend goed ligt het anders. Je kunt niet je huis even voor twee dagen verkopen aan iemand die niet in box 3 zit.
Dat lijkt dus minder vluchtig. Ik moet hierbij wel een belangrijke kanttekening plaatsen. Bij mij op kantoor lopen mensen rond die denken dat dit soort ontwijkingsconstructies ook mogelijk is met onroerend goed. Daar wordt dus heel hard op gestudeerd. Al met al zou dit echter een route kunnen zijn, waarbij ik dus vertrouw op de constructiebestrijders. Ik denk dat het goed denkbaar is, niet nu, wel ooit. Het is niet gemakkelijk.
We hebben de ketenpartners nodig. We willen niet terug naar de tijden van de bonnetjes. We moeten er echt voor zorgen dat er geen ontwijking optreedt. We willen de controleurs op de risicogroepen zetten en niet op de gewone burger-belastingbetaler in box 3. Dat betekent dat er werk aan de winkel is.
Voor elke vermogenstitel moet een construct bedacht worden. De misbruikmogelijkheden moeten maximaal worden uitgeprobeerd en getest en er moet gekeken worden of deze dichtgeschroeid kunnen worden.
We moeten de ICT door de keten heen regelen. Volgens mij is het kansrijk. Daarmee zou het huidige systeem een tussensysteem kunnen zijn.”