8. Eerste Kamer stemt in met wetsvoorstel doorwerken na AOW

Vanaf volgend jaar wordt het voor AOW’ers makkelijker om door te werken op basis van een arbeidsovereenkomst, bij de eigen of bij een andere werkgever. Op dit moment zijn AOW’ers die willen doorwerken vaak aangewezen op werk via een uitzendbureau of als zzp’er. 
De Eerste Kamer heeft op 29 september 2015 ingestemd met een wetsvoorstel hierover van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens minister van der Steur van Veiligheid en Justitie en minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het wordt daarbij voor werkgevers aantrekkelijker om AOW’ers langer in dienst te houden, zodat langer gebruik kan worden gemaakt van hun kennis en ervaring. 
Zo wordt bijvoorbeeld de opzegtermijn van hun contract één maand en wordt de loondoorbetaling bij ziekte teruggebracht naar dertien weken in plaats van twee jaar, ook omdat AOW’ers geen recht hebben op WIA. Werkgevers vinden de loondoorbetaling bij ziekte nu vaak nog een belangrijke belemmering om gepensioneerden in dienst te houden of aan te nemen.
In 2018 worden de nieuwe maatregelen geëvalueerd. Dan wordt bepaald of de loondoorbetaling bij ziekte tot zes weken wordt teruggebracht.

7. BPM bij de aankoop van een elektrische bestelauto

Ondernemer Arie Eco heeft een Nissan E-NV200 bestelbus gekocht. Deze auto rijdt geheel elektrisch? Toch is over deze bestelauto BPM verschuldigd. e grondslag voor personenauto’s is de CO2-uitstoot. De grondslag voor de BPM voor bestelauto’s, motoren en kampeerauto’s wordt echter nog altijd gebaseerd op de catalogusprijs.

6. Wat te doen bij niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek?

Vanwege slechte resultaten zal een IB-ondernemer in 2015 een deel van de zelfstandigenaftrek niet kunnen realiseren. In de voorafgaande jaren is de winst positief. 
Dit kan de ondermer echter niet baten. Zie artikel 3.76, lid 7 Wet IB 2001: 
De niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek wordt in de volgende negen jaren verrekend door in die jaren een verhoging van de zelfstandigenaftrek in aanmerking te nemen.

5. Waarom de herziening van box 3 niet al op 1 januari 2016 in kan gaan

Waarom moet de herziening van box 3 in het Belastingplan van 2016 staan als het pas in 2017 ingaat? Dat is omdat de Belastingdienst gedurende het jaar 2016 al zekerheid moet hebben over de vermogensrendementsheffing in 2017 omdat dit in de systemen moet worden verwerkt. 
Gedurende het kalenderjaar 2016 moet de Belastingdienst daar al rekening mee houden en mee rekenen. De Belastingdienst heeft daar dus tijd voor nodig. 
De formule is door de computers gemakkelijk te doen, maar de computers moeten daarop nog wel ingesteld worden. 
Er is dus tijd nodig voor iets waar ruim 3.5 miljoen belastingplichtigen mee te maken krijgen. Dit moet volgens Wiebes echt verantwoord gebeuren.
Tijdens het debat is door een aantal fracties de vraag aan de orde gesteld of de herziening van box 3 niet uit het Belastingplan kan worden gelicht, zodat het in een apart wetsvoorstel zal kunnen worden opgenomen. 
Wiebes voelt daar echter niets voor omdat dat te veel tijdsverlies en dus minder belastingopbrengsten zal gaat opleveren.

4. Wiebes: "de voorgenomen herziening van box 3 zou een tussensysteem kunnen zijn"

Op 29 en 30 september 2015 heeft in de Tweede Kamer het debat over de Algemene Financiële Beschouwingen plaatsgevonden.
Tijdens dit debat is over de voorgenomen herziening van box 3 door maar liefst zes fracties de vraag gesteld waarom de belastingheffing in box 3 niet tegen het werkelijk rendement kan plaatsvinden. Wiebes denkt dat het op termijn goed denkbaar is om tegen werkelijk rendement te belasten, maar dat dit nu niet gaat. 
Wiebes “Mijn tussentijdse oordeel is dat een vermogensaanwasbelasting een veel kansrijkere route is dan de vermogenswinstbelasting, als het gaat om aandelen, maar dat onroerend goed vermoedelijk forfaitair zal moeten blijven. 
Daarmee komen we op de belangrijke vraag of een gemengd systeem wel mogelijk is. Treedt er ontwijking op als je iets met een aanwasbelasting doet, maar sommige dingen forfaitair houdt? De grote ontwijking van voor 2001 kon gebeuren dankzij een gemengd systeem. 
Een forfaitair systeem werkt met een peildatum. Als je de peildatum ontwijkt, wordt het vermogen niet geteld. Vervolgens kom je twee dagen na de peildatum terug met je vermogen. Dan heb je het dus ontweken. 
Dat gebeurde op grote schaal. Daarbij speelde wel een rol dat de ontwijkende activa de vluchtige activa waren. 
Bij onroerend goed ligt het anders. Je kunt niet je huis even voor twee dagen verkopen aan iemand die niet in box 3 zit. 
Dat lijkt dus minder vluchtig. Ik moet hierbij wel een belangrijke kanttekening plaatsen. Bij mij op kantoor lopen mensen rond die denken dat dit soort ontwijkingsconstructies ook mogelijk is met onroerend goed. Daar wordt dus heel hard op gestudeerd. Al met al zou dit echter een route kunnen zijn, waarbij ik dus vertrouw op de constructiebestrijders. Ik denk dat het goed denkbaar is, niet nu, wel ooit. Het is niet gemakkelijk. 
We hebben de ketenpartners nodig. We willen niet terug naar de tijden van de bonnetjes. We moeten er echt voor zorgen dat er geen ontwijking optreedt. We willen de controleurs op de risicogroepen zetten en niet op de gewone burger-belastingbetaler in box 3. Dat betekent dat er werk aan de winkel is. 
Voor elke vermogenstitel moet een construct bedacht worden. De misbruikmogelijkheden moeten maximaal worden uitgeprobeerd en getest en er moet gekeken worden of deze dichtgeschroeid kunnen worden. 
We moeten de ICT door de keten heen regelen. Volgens mij is het kansrijk. Daarmee zou het huidige systeem een tussensysteem kunnen zijn.”

  • 1
  • 2