8. CBS: Beperking aftrek eigen woning kost 4 euro per maand

De huishoudens met de hoogste bruto inkomens betaalden in 2014 gemiddeld 4 euro per maand extra belasting door de beperking van de aftrek eigen woning. In totaal kregen 840 duizend huishoudens met een eigen woning te maken met de beperking. Dat meldt CBS.

Aangepast tarief voor de aftrek eigen woning

Nederlandse woningeigenaren hadden vorig jaar een totale fiscale aftrek voor de eigen woning van 33,2 miljard euro. Hierdoor hadden zij samen een belastingvoordeel van 14,2 miljard euro. Hierin is het aangepaste tarief voor de aftrek eigen woning verwerkt.
Sinds 2014 geldt voor het eerst een aangepast tarief in de vierde en hoogste belastingschijf voor de aftrek eigen woning. Het normale tarief was in 2013 nog 52 procent. Dat wordt jaarlijks met 0,5 procentpunt verminderd tot het is gedaald tot 38 procent. In 2014 was het aangepaste tarief dus 51,5 procent.

Woningeigenaren betalen 38 miljoen extra belasting

Vorig jaar kregen 840 duizend huishoudens met een eigen woning te maken met het aangepaste tarief. Hierdoor betaalden zij samen 38 miljoen euro extra belastingheffing. De extra heffing werd voor een groot gedeelte (26 miljoen euro) door de 10 procent huishoudens met de hoogste bruto inkomens betaald. Op maandbasis bedroeg de extra belasting voor deze huishoudens gemiddeld 4 euro. Gemiddeld betaalden de huishoudens in deze hoogste inkomensgroep 3 910 euro per maand belasting.

7. CBS: Belastingvoordeel woningbezit is 280 euro per maand

Huishoudens met een eigen woning hadden in 2014 een gemiddeld belastingvoordeel van 280 euro per maand. Dat is 20 euro per maand minder dan in 2012 doordat woningeigenaren hebben afgelost op hun hypotheek en door lagere hypotheekrentes. Dat meldt CBS.
De fiscale aftrek voor de eigen woning bedroeg vorig jaar 33,2 miljard euro, waarvan 31,8 miljard bestond uit de aftrek van de hypotheekrente inclusief overige financieringskosten voor de eigen woning. De overige 1,4 miljard was aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Dit geldt alleen voor woningeigenaren die geen of weinig rente betalen, omdat ze geen of een kleine eigenwoningschuld hebben. Deze regeling is in 2005 ingevoerd.
Het totale belastingvoordeel van de fiscale aftrek kwam in 2014 uit op 14,2 miljard euro voor ruim 4,2 miljoen huishoudens.

Totale aftrek 600 miljoen euro gedaald sinds 2012

De totale fiscale aftrek verdubbelde tussen 2000 en 2012 van 16,9 miljard euro tot 33,9 miljard euro. In de afgelopen twee jaar is de totale aftrek echter met ruim 600 miljoen euro gedaald door de extra aflossingen op de hypotheek en de lagere hypotheekrentes.

Belastingvoordeel groter bij hoger inkomen

Gemiddeld had een huishouden met een eigen woning een fiscale aftrek van 650 euro per maand. Dit resulteerde in een maandelijks belastingvoordeel van gemiddeld 280 euro. Vanaf de op een na laagste inkomensdecielgroep liep het belastingvoordeel op met het stijgen van het (bruto)inkomen van huishoudens van woningeigenaren, en wel van 100 euro in de tweede inkomensdecielgroep naar 510 euro in de tiende en hoogste inkomensdecielgroep. In de laagste inkomensgroep is het voordeel met 190 euro per maand groter dan in de navolgende vier inkomensgroepen. Dit effect komt voor rekening van zelfstandigen die normaal gesproken een hogere inkomenspositie innemen maar door een incidenteel slecht ondernemingsjaar nu in de laagste groep terecht zijn gekomen.

75 procent minder belasting voor laagste inkomensgroep

Bij de laagste inkomens zorgde de aftrek eigen woning voor een vermindering van de belastingheffing met 75 procent. Huishoudens in de op een na laagste inkomensgroep betaalden 49 procent minder heffing. Naarmate het inkomen hoger is, neemt het relatieve heffingsvoordeel af. De woningeigenaren met de hoogste inkomens betaalden door de aftrek eigen woning gemiddeld geen 4 420 maar 3 910 euro per maand. Hierdoor was de heffing gemiddeldd 12 procent lager.

Meer dan de helft van alle huishoudens heeft aftrek eigen woning

In totaal profiteerden vorig jaar ruim 4,2 miljoen huishoudens van de aftrek eigen woning. Dit betreft 56,4 procent van alle Nederlandse huishoudens. Sinds 2005 is dit aandeel met 2,6 procentpunt gestegen.
Huishoudens met een hoog inkomen hebben veel vaker een eigen woning dan die met een laag inkomen. Nog geen 15 procent van de huishoudens in de laagste inkomensgroep had in 2014 voordeel van de aftrek voor de eigen woning. In de hoogste inkomensgroep had 92 procent van de huishoudens voordeel van de aftrek.

6. 'Nieuwe modelovereenkomsten voor zzp'ers zeer welkom'

VNO-NCW, MKB-Nederland en PZO-ZZP verwelkomen de nieuwe modelovereenkomsten van de Belastingdienst, zoals die op 19 oktober 2015 door staatssecretaris Wiebes van Financiën naar de Eerste Kamer zijn gestuurd. Deze nieuwe systematiek vervangt de huidige Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Hiermee krijgen opdrachtgevers en opdrachtnemers eenvoudig, en beter dan nu het geval is, vooraf zekerheid dat geen loonheffingen hoeven te worden ingehouden bij het inhuren van zzp'ers. 

Vijf jaar zekerheid 
De modelovereenkomsten met voorbeeldbepalingen bieden opdrachtgevers, intermediairs en opdrachtnemers de gewenste zekerheid en een heldere toetsingscriteria voor de Belastingdienst, aldus VNO-NCW, MKB-Nederland en PZO-ZZP. Met de nieuwe systematiek kunnen opdrachtgevers in één keer voor alle zzp'ers die zij willen inhuren in de komende vijf jaar zekerheid vooraf krijgen. Die zekerheid vooraf is volgens de drie organisaties van groot belang om te zorgen dat zzp'ers in Nederland ook na afschaffing van de VAR aan het werk blijven. Opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen direct gebruik maken van deze modelovereenkomsten. Zij hoeven dus niet nog apart goedkeuring te krijgen van de Belastingdienst. 


Overgangsregeling
VNO-NCW, MKB-Nederland en PZO-ZZP hebben steeds benadrukt dat er in praktijk van het inhuren van zzp'ers geen periode van onzekerheid mag ontstaan tussen het afschaffen van de VAR en het hanteren van de modelovereenkomsten. Ze zijn daarom blij met de overgangsregeling die de staatssecretaris voorstelt, waarmee de VAR wordt gehandhaafd tot 1 april 2016. Daarna wordt tot 1 januari 2017 een duidelijke, gerichte coulanceperiode gehanteerd.

5. Beoordeling deregulering arbeidsrelaties. Nieuwe modelovereenkomsten

De Belastingdienst heeft, in samenwerking met VNO-NCW / MKB-Nederland, drie modelovereenkomsten opgesteld. Het gaat om de volgende overeenkomsten: 
Voorbeeld modelovereenkomst geen werkgeversgezag; 
Voorbeeld modelovereenkomst tussenkomst; 
Voorbeeld modelovereenkomst geen verplichting tot persoonlijke arbeid.

De drie overeenkomsten zijn algemeen van aard en daardoor in veel situaties bruikbaar. Opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen rechtstreeks zekerheid ontlenen aan deze algemene modellen.
Een van de overeenkomsten ziet op de zogenoemde tussenkomstsituatie. Met deze modelovereenkomst wordt duidelijk dat ook voor intermediairs, opdrachtgevers en opdrachtnemers die met het tussenkomstmodel werken zekerheid omtrent de loonheffingen kan worden gegeven.
Van de overgelegde en beoordeelde overeenkomsten zijn er inmiddels 19 gepubliceerd.
Daarbij gaat het om heel specifieke (bijna individuele) overeenkomsten maar ook om meer sectorale overeenkomsten zoals de overeenkomst die recent voor de bouw is gepubliceerd, overeenkomsten die in die specifieke sector direct toepasbaar zijn voor een grote groep opdrachtgevers en opdrachtnemers.

4. VAR-WUO die achteraf als VAR-dienstbetrekking kwalificeert. Anoniementarief?

Bouwbedrijf Kraan BV werkt regelmatig met zzp’ers die over een VAR-WUO beschikken. Kraan BV heeft in dit kader geen identiteitspapieren van deze zzp’ers opgevraagd. Tijdens een controle van de Belastingdienst blijkt dat er sprake is van een dienstbetrekking en dat de opdrachtgever(feitelijk werkgever) daarom wel identiteitspapieren had moeten opvragen. De Inspecteur heeft naheffingsaanslagen loonheffingen met toepassing van het anonimiteitstarief aangekondigd. Is dit standpunt juist?

Antwoord
In dat geval krijgt de opdrachtgever van de Belastingdienst alsnog de mogelijkheid om aan zijn wettelijke verplichting te voldoen en zijn werknemer te identificeren. De privacywetgeving staat hier niet aan in de weg, er is immers sprake van een werkgever- werknemerrelatie. Door de werknemer alsnog te identificeren kan toepassing van het anoniementarief worden voorkomen. Welk tarief er moet worden ingehouden, is dan afhankelijk van de schijf waarin het loon van de werknemer valt.

  • 1
  • 2