8. Rentemiddeling bij hypotheken

Rentemiddeling is een manier om een lagere hypotheekrente (en dus ook lagere maandlasten) te krijgen. Dit is vooral interessant voor huiseigenaren die nog enkele jaren te gaan hebben in hun rentevaste periode, terwijl de rente intussen fors gedaald is.
Dankzij rentemiddeling kunnen zij dan toch profiteren van de rentedaling. Bij rentemiddeling krijgt een huizenbezitter een nieuwe rentevaste periode, waarbij de eerder afgesproken rente wordt gemiddeld met de actuele marktrente.
Die is in 2016 enkele procenten lager dan bijvoorbeeld in 2010. Rentemiddeling kan alleen bij de eigen geldverstrekker. Bij overstap naar een andere bank is dit dus niet mogelijk.
Maar er moet bij rentemiddeling ook boeterente worden betaald voor het aanpassen van de lopende rentevaste periode. Is deze rente aftrekbaar?

a) ja
b) nee

Ja. Zie het Besluit van 27 november 2015, nr. BLKB 2015/1486M.
Dit besluit bevat een goedkeuring waardoor boeterente kan worden aangemerkt als rente van schulden. Deze goedkeuring is van belang in situaties waarin de boeterente door rentemiddeling wordt verdisconteerd in het nieuwe rentepercentage.

7. Hypotheeklening bij de eigen BV

DGA Jan de Groot heeft een nieuwe woning gekocht. De oplevering is begin februari 2016. Voor de financiering van de woning gaat Jan rentedragend geld lenen van zijn BV. Om voor renteaftrek in aanmerking te kunnen komen moet Jan:
a) Een apart formulier bij de Belastingdienst inleveren
b) De gegevens over de lening via de aangifte IB/PVV 2016 aanleveren

Antwoord b is juist.
Er geldt een informatieplicht voor belastingplichtigen met een eigenwoningschuld die is aangegaan anders dan bij een aangewezen administratieplichtige (zoals een bank). Het gaat bijvoorbeeld om een schuld bij een familielid of de ‘eigen’ bv. Met ingang van 2016 wordt het proces van aanleveren van gegevens over dergelijke schulden vereenvoudigd. Tot 2016 moeten de gegevens via een apart modelformulier worden aangeleverd. Vanaf 2016 worden de gegevens via de aangifte inkomstenbelasting opgevraagd.

6. Vrijstellingen box 3 Wet IB 2001

De vrijstelling voor groene beleggingen in box 3 bedroeg in 2015 € 57.213, maar voor fiscale partners bedroeg de vrijstelling 2 x dit bedrag ( € 114.426).
Arie Eco heeft per 1 januari 2015 € 300.000 belegd in groene beleggingsfondsen. Hij is medio mei 2014 getrouwd met Moniek Groen, maar helaas was het huwelijk van korte duur. Arie en Moniek zijn in april 2015 weer gescheiden. Welk vrijgesteld bedrag kunt u straks in de aangifte IB/PVV 2015 van Arie claimen?

€ 57.213. Zie artikel 5.13 Wet IB 2001 (vrijgestelde groene beleggingen).
Tot de bezittingen behoren niet groene beleggingen voor een bedrag van in totaal € 57.213. Indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, wordt het in de eerste volzin genoemde bedrag voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk op € 114.426 gesteld.

5. Niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek

Het is duidelijk dat een IB-ondernemer in 2015 niet de volledige zelfstandigenaftrek zal kunnen realiseren. In de voorafgaande jaren is de winst positief.
Kan het niet gerealiseerde deel van de zelfstandigenaftrek met deze jaren worden verrekend?

Nee, zie artikel 3.76, lid 7 Wet IB 2001.
De niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek wordt in de volgende negen jaren verrekend door in die jaren een verhoging van de zelfstandigenaftrek in aanmerking te nemen.

4. Kabinet gaat verschillen tussen belasting- en premiedruk tussen IB-ondernemers en dga’s niet verkleinen

Het kabinet is voorlopig niet van plan de verschillen tussen de belasting- en premiedruk tussen IB-ondernemers en dga’s te verkleinen.
Dit blijkt uit één van de vele antwoorden van minister Asscher (SZW) op vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek naar zelfstandigen zonder personeel (IBO ZZP) en de kabinetsreactie op het IBO ZZP.
In het IBO zzp zijn ook de belasting- en premiedrukverschillen tussen IB ondernemers en dga’s onderzocht. Het rapport concludeert dat de stimulering van ondernemerschap niet rechtsvormneutraal is, aangezien de IB-ondernemer in vergelijking met de dga in veel gevallen een belastingdruk heeft die beduidend lager ligt, vooral bij lagere winstniveaus. Het verschil neemt geleidelijk af bij hogere winsten. In het rapport wordt aanbevolen om de verschillen in belastingdruk tussen de regimes te verminderen. Het kabinet deelt de analyse van de IBO-werkgroep, maar is van mening dat een brede politieke en maatschappelijke discussie nodig is alvorens stappen te zetten in deze richting, aldus Asscher.

  • 1
  • 2