3. Btw-nadeel voor samenwerkende gemeenten opgelost

Gemeenten die een ambtelijke fusie aangaan hoeven niet langer btw te betalen over de diensten van het gezamenlijke ambtenarenapparaat waar zij gebruik van maken. Dat hebben staatssecretaris Wiebes (Financiën) en minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) in antwoord op vragen van de Tweede Kamer laten weten.
De vrijstelling voor het betalen van btw is mogelijk omdat de Europese Commissie zich heeft uitgesproken voor een ruimere toepassing van de koepelvrijstelling dan onder meer in Nederland het geval is. Het kabinet benut deze ruimte graag. Dit betekent concreet dat de koepelvrijstelling voor de dienstverlening van een fusieorganisatie geldt als de dienst van die fusieorganisatie hoofdzakelijk (voor 70% of meer) wordt gebruikt door de deelnemende gemeenten voor onbelaste overheidsactiviteiten of vrijgestelde activiteiten. Daarmee is de btw-problematiek van gemeentelijke samenwerking in de vorm van een fusieorganisatie vrijwel geheel opgelost.

2. Weten of u recht hebt op premiekorting? Gebruik de regelhulp

De Belastingdienst meldt het volgende:
‘Wilt u weten of u voor een werknemer recht hebt op 1 van de premiekortingen? Dat kunt u gemakkelijk nagaan met de 'Regelhulp Premiekortingen en lage-inkomensvoordeel'.
Met de regelhulp kunt u zien of u voor een werknemer recht hebt op de premiekorting oudere werknemer, de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer of de premiekorting jongere werknemer. Meer informatie over deze premiekortingen vindt u in hetHandboek Loonheffingen.
De rekenhulp vindt u op www.regelhulpenvoorbedrijven.nl/premiekortingen.

Lage-inkomensvoordeel
Het lage-inkomensvoordeel (LIV) geldt pas vanaf 1 januari 2017. Wij betalen dit voordeel aan u uit als u werknemers in dienst hebt met een uurloon tussen 100% en 120% van het minimumloon. Meer informatie hierover vindt u eind dit jaar op onze internetsite.’

1. Beantwoording Kamervragen over effecten aftoppingsgrens pensioengevend loon voor deeltijdwerkers

"Het naar rato aftoppen van het pensioengevend loon acht ik om bovengenoemde redenen nog steeds van belang. Mede gelet op het ontbreken van adequate alternatieven wil ik de genoemde deeltijdfactor handhaven."
Dit schrijft staatssecretaris Wiebes (Financiën) in een brief aan de Eerste Kamer.
De vaste commissie voor Sociale zaken uit deze Kamer had aangegeven er niet geheel van overtuigd te zijn dat deze deeltijdfactor niet tot een onredelijk verschil in behandeling leidt tussen deeltijdwerkers en voltijdwerkers. Maar Wiebes denkt daar anders over.
Op grond van artikel 18ga Wet LB moet bij deeltijddienstbetrekkingen voor de aftopping van het pensioengevend loon rekening worden gehouden met de deeltijdfactor. Deze deeltijdfactor is alleen relevant voor werknemers die zonder de aftopping van het pensioengevend loon bij een voltijddienstbetrekking een pensioengevend loon van meer dan € 101.519 (bedrag 2016) zouden hebben.
Door de toepassing van de deeltijdfactor wordt voorkomen dat iemand met twee of meer deeltijddienstbetrekkingen meer pensioen onder de omkeerregel kan opbouwen dan een werknemer met een voltijddienstbetrekking met in totaal hetzelfde loon. Bovendien zou het laten vervallen van de deeltijdfactor het fiscaal aantrekkelijk maken om een dienstbetrekking op te knippen in meerdere deeltijddienstbetrekkingen, aldus Wiebes.

  • 1
  • 2