8. Verrekenen niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek

Als de winst van uw klant te laag is om de zelfstandigenaftrek helemaal te gebruiken, kunt u het bedrag dat niet is gebruikt (de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek) verrekenen in de volgende 9 jaar. De winst moet in die jaren dan wel hoger zijn dan de zelfstandigenaftrek in die jaren.

Voorbeeld
In 2014 is de winst vóór zelfstandigenaftrek € 5.000. U hebt recht op een zelfstandigenaftrek van € 7.280. Maar de zelfstandigenaftrek mag niet hoger zijn dan de winst. De zelfstandigenaftrek is dus beperkt tot € 5.000. De winst na zelfstandigenaftrek is € 0. U hebt dan in 2014 een niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek van € 7.280 - € 5.000 = € 2.280.
In 2015 is de winst vóór zelfstandigenaftrek € 100.000. U hebt recht op een zelfstandigenaftrek over 2015 van € 7.280. De winst na zelfstandigenaftrek is € 92.720. Er is in 2015 voldoende ruimte om de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek uit 2014 te verrekenen. Na het verrekenen blijft er een winst over van € 92.720 - € 2.280 = € 90.440. Het restant van uw niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek is nu € 0.

Verrekenen bij overlijden
Eén van de voorwaarden voor het verrekenen van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek is dat de ondernemer in het jaar van verrekening zelfstandigenaftrek krijgt. De ondernemer moet dan voldoen aan het urencriterium. Als een ondernemer overlijdt, voldoet hij mogelijk niet aan dit criterium. Hierdoor krijgt hij geen zelfstandigenaftrek en kan hij zijn niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek niet verrekenen.
Onder de volgende voorwaarden kan de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek toch van de stakingswinst worden afgetrokken:
• De ondernemer overlijdt.
• Door het overlijden wordt de onderneming gestaakt.
• De ondernemer voldoet door zijn overlijden in het jaar van overlijden niet aan het urencriterium.

Het hierop betrekking hebende Besluit van 14 januari 2016, nr. BLKB2016/66, 'Staking gehele onderneming; verrekening niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek' werkt terug tot en met 1 januari 2011.

7. Gebruik maken van de éénmalig verhoogde schenkingsvrijstelling

Een kind tussen de 18 en 40 jaar mag gebruikmaken van de eenmalige schenkingsvrijstelling van € 53.016 als hij het geld gebruikt om:
• een eigen woning te kopen
• een eigenwoningschuld af te lossen
• zijn eigen woning te verbeteren en te onderhouden
• de erfpachtcanon bij een eigen woning met erfpacht af te kopen
• de restschuld van een verkochte eigen woning af te lossen.
Maar moet het kind het hele bedrag gebruiken voor de bovenstaande doeleinden?
Dat is niet het geval. Een kind mag het vrijgestelde bedrag van € 53.016 in 1 jaar splitsen. Hij moet minstens € 27.567 gebruiken voor de eigen woning. Het kind mag zelf bepalen wat hij met de € 25.449 doet.
Bron: Belastingdienst

6. Geen afwaardering van onzakelijke lening in tbs-sfeer

Het komt in de praktijk vaak voor dat een dga een lening aan zijn BV verstrekt. Het is dan wel van het grootste belang dat in de leningovereenkomst goed wordt vastgelegd dat er sprake is van een zakelijke lening. Want als het fout gaat met de BV kan de dga de lening anders niet fiscaal afwaarderen.
Dit bleek onlangs weer eens bij Rechtbank Den Haag
Een middellijk dga heeft in 2003 aan zijn BV een lening verstrekt van € 200.000. De ondernemingsactiviteiten van de BV zijn in 2009 vanwege financiële moeilijkheden beëindigd. Op dat moment had de BV een schuld aan de bank van € 486.905 en een schuld aan een leverancier. De dga heeft met de leverancier een regeling omtrent de afwikkeling van de schuld getroffen zonder medeweten van de bank.
De bank eiste vervolgens dat de dga de schuld van de BV aan de bank in privé zou overnemen. Dit heeft hij gedaan.
De bovenvermelde vordering op de BV van € 200.000 heeft de dga in 2009 afgewaardeerd tot nihil.
De in 2009 ontstane vordering op de BV van € 486.905 heeft hij in 2010 met € 48.690 afgewaardeerd.
Deze afwaardering staat de Inspecteur niet toe en dat acht Rechtbank Den Haag terecht.
De dga heeft met de geldverstrekking een debiteurenrisico aanvaard dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard. Er is sprake van een onzakelijke lening met als gevolg dat de vordering niet ten laste van het box-1-inkomen kan worden afgewaardeerd.
Rechtbank Den Haag, 10 februari 2016, nr. 15/3929

5. Verblijfskosten eigen rijders

Transportondernemers die meerdaagse internationale ritten maken, kunnen gebruikmaken van de regeling voor aftrek van verblijfskosten. Zij mogen dan per gereden dag een vast bedrag aan verblijfskosten aftrekken.
Voor 2016 is dit bedrag vastgesteld op € 35 (2015: € 34,50).

Aan deze regeling zijn een aantal voorwaarden verbonden:
• De rit moet langer duren dan 24 uur.
• De verste bestemming mag niet in Nederland liggen. Er is geen maximum afstand.
• De regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in dat jaar.
• U moet het aantal gereden dagen kunnen aantonen met bijvoorbeeld tachograafschijven, facturen en rittenstaten.
• De vertrek- en terugkomstdag tellen elk mee voor een halve dag.
U moet elk jaar opnieuw bekijken of u deze regeling wilt gebruiken. Als u gebruikmaakt van de regeling, hoeft u geen bewijsstukken van de verblijfskosten te bewaren.
De regeling geldt ook voor internationale ritten die starten op meer dan 50 kilometer van het woonadres van de transportondernemer, ook als deze korter duren dan 24 uur.

Hierbij gelden de volgende 2 voorwaarden:
• Deze ritten vinden plaats op aaneengesloten dagen (eventueel met ritten waarbij men meer dagen aaneengesloten in het buitenland verblijft).
• Het traject van elke rit bevindt zich geheel buiten een afstand van 50 km van het woonadres van de transportondernemer.
Bericht Belastingdienst, 7 april 2016

4. Werknemer kan eigen bijdrage voor aanschafkosten auto van de zaak niet als negatief loon aftrekken

Een door een werknemer aan zijn werkgever betaalde eigen bijdrage voor de aanschafkosten kan niet worden aangemerkt als negatief loon. Deze bijdrage vindt namelijk geen grond in de dienstbetrekking.
Hof Den Haag kreeg te maken met het volgende geval:
X is in 2010 in dienst getreden bij Y BV. Omdat de leaseregeling van de werkgever geen standaardcategorie/leasenorm bevatte voor de functie die X vervulde, heeft de werkgever een auto aangeschaft en deze vervolgens aan X ter beschikking gesteld. X heeft bijgedragen aan de aanschafkosten van de auto. De bijdrage is in mindering gebracht op de door de werkgever verstrekte netto startbonus.
Voor de auto is door de Inspecteur een ‘verklaring geen privégebruik’ afgegeven. Er heeft geen bijtelling privégebruik plaatsgevonden.
X heeft in de aangifte IB/PVV 2010 de bijdrage in de aanschafkosten ad € 8.646 als negatief loon in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft de aftrek echter niet toegelaten.
Dat achten Rechtbank Den Haag en in hoger beroep Hof Den Haag terecht onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. Hoge Raad 26 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA2132 en Hoge Raad 15 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3298). De bijdrage vindt namelijk geen grond in de dienstbetrekking. Dit zou slechts anders zijn indien X zich niet aan de terbeschikkingstelling van de duurdere auto en de bijbetaling had kunnen onttrekken. X heeft dit echter niet aannemelijk gemaakt.
De door X betaalde bijdrage komt ook niet als vooruitbetaling voor privégebruik in mindering op het loon nu van een bijtelling privégebruik geen sprake is.
Uitspraak Hof Den Haag, 6 april 2016, nr. 15/00654

  • 1
  • 2