4. IB-actualiteiten

Kind woont bij gescheiden vader maar is daar niet ingeschreven. Geen alleenstaande-ouderkorting
X was tot 2005 gehuwd met A, met wie hij één kind heeft. Het kind staat in 2012 volgens de GBA ingeschreven op het adres van A. Feitelijk heeft het kind gedurende het onderhavige jaar echter steeds bij X gewoond.
X is het er niet mee eens dat de Inspecteur hem bij de aanslagregeling 2012 toepassing van de alleenstaande-ouderkorting heeft geweigerd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart zijn beroep echter ongegrond.
Er is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 8.15 Wet IB 2001, nu het kind in 2012 volgens de GBA niet gedurende tenminste zes maanden op het adres van X stond ingeschreven.
De Rechtbank merkt hierbij op dat de Hoge Raad in het kader van toetsing aan het discriminatieverbod heeft geoordeeld dat de wetgever, door de betreffende voorwaarde te stellen, binnen de hem toekomende (ruime) beoordelingsbevoegdheid is gebleven (HR 11 juli 2008, nr. 42106, ECLI:NL:HR:2008:BD6826).

3. DBA-actualiteiten

Instellingsbesluit Commissie (Model)overeenkomsten Wet DBA
Staatssecretaris Wiebes (Financiën) heeft per 15 april 2016 de 'Commissie (Model)overeenkomsten in het kader van de Wet DBA' ingesteld.
De Commissie heeft tot taak onderzoek te verrichten naar de juistheid van door de Belastingdienst beoordeelde (model)overeenkomsten. De Commissie toetst de door haar te beoordelen (model)overeenkomsten aan het huidige wettelijk kader.
Tot leden van de Commissie zijn benoemd: prof. mr. G. Boot, tevens voorzitter van de commissie, mr. R.A.A. Duk, mr. dr. L. van den Berg, mr. L.J. Verhoeven en M.E. Slot.
Op 31 december 2016 moet de Commissie een eindrapport uitbrengen.
Meer weten? Klik hier

2. BPM-actualiteiten

Hebt u klanten die een gebruikte auto willen importeren? Dan is er hoogst waarschijnlijk binnenkort goed nieuws op komst. Voor de berekenng van de verschulgde BPM mag dan altijd worden gekozen voor de laagst denkbare inkoopwaarde van de auto. Dat is vrijwel altijd de inkoopwaarde van een marge-auto, waarbij de btw niet kan worden verrekend.
Het Gerechtshof in Den Haag heeft dit al goedgekeurd, maar staatssecretaris Wiebes van Financiën wil van onze hoogste belastingrechter, de Hoge Raad, weten of het Gerechtshof het bij het juiste einde heeft.
De hoogste adviseur van de Hoge Raad, de Advocaat-Generaal, heeft zich inmiddels over deze zaak gebogen.
Hij adviseert de Hoge Raad om te beslissen dat de beslissing van het Gerechtshof juist is.
Het wachten is nu op het definitieve oordeel van de Hoge Raad.

1. Actualiteiten rondom btw-sportvrijstelling

De Nederlandse btw-sportvrijstelling is op 2 punten te beperkt ten opzichte van de Europese btw-sportvrijstelling.

1) EU-lidstaten mogen geen onderscheid maken tussen prestaties aan leden en prestaties aan niet-leden.

2) Het HvJ EU merkt de terbeschikkingstelling van een sportterrein aan als een prestatie die onontbeerlijk is voor de sportbeoefening.
Op deze prestatie (ook door winst beogende organisaties) zou de btw-sportvrijstelling van toepassing moeten zijn. 
Wiebes heeft echter aangegeven dat het kabinet geen geld heeft om de btw-sportvrijstelling op korte termijn te verruimen.
Een verruiming van de Nederlandse btw-sportvrijstelling acht staatssecretaris Wiebes (Financiën) op termijn onvermijdelijk.

De gevolgen van de aanpassing van de btw-sportvrijstelling zullen echter groot zijn.
In de huidige situatie hebben gemeenten en bepaalde sportstichtingen recht op aftrek van voorbelasting voor de kosten die toerekenbaar zijn aan de
terbeschikkingstelling van sportaccommodaties aan sportverenigingen. Dit recht op aftrek vervalt als de Europese btw-sportvrijstelling wordt geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. 
In dat geval zal de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties vrijgesteld van btw worden verricht, omdat sprake is van een nauw met de sportbeoefening samenhangende prestatie. Dit brengt mee dat de
ondernemer die vrijgesteld van btw presteert geen recht heeft op aftrek van
voorbelasting. 
De richtlijnwetgever heeft hiermee de afnemer van de sportprestaties een maatschappelijk wenselijk voordeel willen geven. Door de vrijstelling blijft namelijk een heffing over kostenverhogende elementen voor de
prestatie afwezig. Het moeten toepassen van een vrijstelling pakt vanwege het
verlies van het recht op aftrek van voorbelasting echter financieel ongunstig
uit voor de gemeenten en sportstichtingen. 
Stel dat in de huidige situatie een gemeente een sporthal en voetbalvelden
verhuurt aan een sportvereniging. De gemeente neemt daarbij het onderhoud en alle bijkomende diensten met betrekking tot de sportvelden en de sporthal op zich. 
Op dit moment geldt voor dit type verhuur door de gemeente aan de
sportvereniging het verlaagde btw-tarief, en heeft de gemeente recht op aftrek
van btw die toerekenbaar is aan de terbeschikkingstelling van de sporthal en de sportvelden. 
Na implementatie van de Europese btw-sportvrijstelling in de Nederlandse Wet OB is de terbeschikkingstelling van de sporthal en de voetbalvelden een vrijgestelde prestatie. Hierdoor heeft de gemeente geen recht meer op aftrek van de voorbelasting die drukt op kosten die toerekenbaar zijn aan die terbeschikkingstelling. De afnemer betaalt op zijn beurt geen btw meer over de gebruiksvergoeding.

Voorlopig doet het kabinet dus niks en dat kan dus vooralsnog gunstig voor uw klanten uitpakken.
Meer weten? Neem contact op met Felix Peppelenbosch:

  • 1
  • 2