5. Revisierente i.v.m. afkoop lijfrente; niet voldaan aan voorwaarden vrijstelling
X (belanghebbende) is gehuwd en exploiteerde samen met zijn partner een schoonmaakbedrijf in de vorm van een vof.
De vof heeft betalingsachterstanden opgelopen met betrekking tot de omzetbelasting en de loonbelasting. Om deze betalingen te kunnen verrichten heeft X in 2015 zijn aanspraak op een lijfrente bij Reaal afgekocht. De bruto afkoopsom van de hierboven genoemde lijfrente bedraagt € 84.572. Hierop is € 43.978 aan loonheffing ingehouden.
In de aanslag IB/PVV 2015 is over de afkoopsom € 16.914 aan revisierente (20% van € 84.572) in rekening gebracht. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De Inspecteur heeft het niet-ontvankelijke bezwaar vervolgens aangemerkt als verzoek tot ambtshalve vermindering en dit afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling van revisierente (artikel 3.133, lid 9, Wet IB 2001).
Rechtbank Noord-Nederland stelt de Inspecteur in het gelijk. Ter zake van de afkoop van een lijfrentepolis zoals de onderhavige, is revisierente verschuldigd op grond van artikel 3.133, lid 2, onderdeel d, Wet IB 2001 in verbinding met artikel 30i AWR. De Rechtbank verwerpt voorts een door X gedaan beroep op het vertrouwensbeginsel. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
(Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland, nr. 18/507)