3. Limitering van het begrip ‘kosten van lijkbezorging’

Het was de laatste wens van erflaatster om in Israël te worden begraven.
De erfgenaam respecteerde deze wens en vloog daarom met zijn gezin naar dit land. Kosten: € 14.910.
Ook betaalde hij € 50.000 euro omdat het in de joodse religie belangrijk is dat na het overlijden, ter nagedachtenis van de overledene gedurende minimaal 50 jaar jaarlijks gebeden en psalmen worden uitgesproken.
In de aangifte successierecht heeft de erfgenaam deze kosten als kosten ter zake van de nalatenschap op de erfenis in mindering gebracht, maar de Inspecteur stak daar een stokje voor. Deze kosten kwalificeren volgens hem niet als kosten van lijkbezorging in de zin van artikel 20 van de Successiewet.
Hof Den Haag stelt de Inspecteur in het gelijk.
De reis- en verblijfkosten zijn gemaakt voor het begeleiden van het stoffelijk overschot naar Israël en het bijwonen van de begrafenis aldaar, alsmede de voor 50 jaar vooruitbetaalde ‘gebedskosten‘ kunnen niet als kosten van lijkbezorging worden aangemerkt.
(Hof Den Haag, 17 mei 2017, 16/00402)