1. Vragen en antwoorden over btw-regeling lig- en bergplaatsen

Vanaf 1 januari 2017 moeten watersportverenigingen btw betalen over ligplaatsen voor recreatieve motorbootvaarders. Ligplaatsen voor roei-, zeil- en powerboten blijven vrijgesteld van btw.
Het ministerie van Financiën heeft 11 veel gestelde vragen beantwoord over deze nieuwe btw-regeling.

Vraag 1:
Is een ontmantelde zeilboot nog geschikt en noodzakelijk voor de zeilsport? Zo nee, vallen vaartuigen die tijdelijk ontmanteld zijn en bijvoorbeeld in een winterstalling liggen uit de btw-vrijstelling?
Antwoord 1:
De btw-vrijstelling voor de terbeschikkingstelling van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen (hierna: de vrijstelling) geldt voor vaartuigen die op basis van objectieve kenmerken geschikt en noodzakelijk zijn voor sportbeoefening. De belangrijkste kenmerken die ervoor zorgen dat een vaartuig geschikt is om ermee te sporten, moeten in of aan dat vaartuig aanwezig zijn. Een zeilboot die structureel niet (meer) beschikt over onderdelen die noodzakelijk zijn om te kunnen zeilen, zoals zeilen, kiel/zwaarden, mast, giek of dekbeslag zodat hij niet (meer) door windkracht kan worden voortbewogen en bestuurbaar is, is niet geschikt voor de zeilsport. Als sprake is van een aantoonbare tijdelijke ontmanteling wegens bijvoorbeeld reparatie of opslag dan is dat geen belemmering om te blijven voldoen aan de geschiktheidseis.

Vraag 2:
Geldt de vrijstelling ook als sprake is van een ligplaats voor een roeiboot met buitenboordmotor? Strijdt dat niet met het uitgangspunt dat een roeiboot sowieso geschikt is om mee te roeien en daarvoor ook noodzakelijk is? Is een roeiboot met buitenboordmotor in die zin niet te vergelijken met een zeilboot met hulpmotor?
Antwoord 2:
Roeien is een sport waarbij de roeier via fysieke inspanning met behulp van roeispanen het vaartuig voortbeweegt. Uit de aanwezigheid van een buitenboordmotor moet worden afgeleid dat aan die fysieke inspanning niet wordt toegekomen omdat het vaartuig alsdan kennelijk niet meer primair is bedoeld om roeiend te worden voortbewogen. Het vaartuig is daarmee niet geschikt voor de roeisport in de zin van de vrijstelling. Een roeiboot met buitenboordmotor is niet te vergelijken met een zeilboot met hulpmotor. Een zeilboot is primair bedoeld om onder zeil te varen en is daarmee geschikt voor de zeilsport. Dit wordt niet anders als er een hulpmotor aanwezig is.

Vraag 3:
Geldt de vrijstelling ook als sprake is van een motorkruiser/-boot als er een (hulp)zeil op is geplaatst?
Antwoord 3:
Nee, de vrijstelling geldt niet als op een vaartuig dat primair niet geschikt en noodzakelijk is voor sportbeoefening, een element wordt aangebracht van een vaartuig dat daarvoor wél geschikt en noodzakelijk is. Het plaatsen van bijvoorbeeld een (hulp)zeil op een motorboot betekent niet dat die motorboot daardoor kwalificeert als een zeilboot en daarmee geschikt en noodzakelijk is voor sportbeoefening. De motorboot is daarmee niet geschikt om primair door windkracht te worden voortbewogen en is niet door windkracht bestuurbaar. In dat geval is het vaartuig (nog steeds) niet geschikt voor de zeilsport en is de vrijstelling niet van toepassing.

Vraag 4:
De terbeschikkingstelling van ligplaatsen voor motorboten van de leden van een watersportvereniging is een btw-belaste prestatie; de terbeschikkingstelling van ligplaatsen voor zeilboten van de leden is een btw-vrijgestelde prestatie. Geldt deze regeling ook voor passanten?
Antwoord 4:
Zolang artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) niet is aangepast aan het zogenoemde Bridport-arrest1 van het Europese Hof van Justitie (HvJ) kunnen watersportverenigingen zich beroepen op de wet en hoeven zij desgewenst de vrijstelling die geldt voor de leden niet toe te passen op passanten. In dat geval kan echter op deze omzet nog wel de fondswervende vrijstelling van toepassing zijn (zie vraag 8).

Vraag 5:
Is/blijft de door derden in rekening gebrachte btw voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden, bijvoorbeeld aan lig- en bergplaatsen, loodsen, steigers enz. aftrekbaar? Veel onderhoud wordt door de leden van de watersportvereniging zelf uitgevoerd. Is de btw op de daarvoor benodigde materialen aftrekbaar?
Antwoord 5:
De btw is aftrekbaar die door derden in rekening wordt gebracht over kosten voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden en de materialen die derden of de leden zelf gebruiken voor zover die kosten direct toerekenbaar zijn aan de btw-belaste omzet. Als de ingekochte goederen en diensten worden gebruikt voor zowel belaste als vrijgestelde prestaties dan wordt de aftrek bepaald aan de hand van de omzetverhouding (pro rata).

Vraag 6:
Is de btw-vrijstelling ook van toepassing op de terbeschikkingstelling van ligplaatsen voor sportboten van leden van de watersportvereniging met een andere nationaliteit dan de Nederlandse?
Antwoord 6:
Ja, de nationaliteit van de leden is niet van belang. De btw-vrijstelling is van toepassing mits de boot de objectieve kenmerken (vorm, snelheid, wendbaarheid, gewicht, enz.) bezit die bepalend zijn voor de vraag of een boot geschikt en noodzakelijk is voor de beoefening van sport.

Vraag 7:
Hoe ziet de zogenoemde herzieningsregeling eruit voor een watersportvereniging die vanwege de invoering van de nieuwe vrijstellingsbepaling van artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van de Wet meer vrijgestelde prestaties gaat verrichten dan primair was voorzien?
Antwoord 7:
De zogenoemde herzieningsregeling wordt toegepast als in één van de jaren (zie hierna) volgende op het jaar van eerste ingebruikneming het belaste of vrijgestelde gebruik van de goederen door de watersportvereniging wijzigt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de goederen bij ingebruikneming volledig voor vrijgestelde handelingen werden gebruik en in een daaropvolgend jaar volledig voor belaste handelingen worden gebruikt. De aftrek moet dan worden herzien aan de hand van de in de artikelen 12 tot en met 14 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 opgenomen herzieningsregels. Voor onroerende zaken wordt de aftrek herzien in elk van de negen boekjaren die volgen op het jaar waarin de ondernemer het goed voor het eerst is gaan gebruiken; voor roerende zaken vindt de herziening plaats over vier boekjaren na het jaar van eerste ingebruikneming. De herziening gebeurt telkens op basis van de voor het desbetreffende boekjaar geldende gegevens bij de aangifte van het laatste belastingtijdvak van een boekjaar.

Vraag 8:
Wat houdt de btw-vrijstelling voor fondswervende prestaties in? Geldt die vrijstelling ook voor de verhuur van ligplaatsen voor motorboten van leden van de watersportvereniging of passanten en voor het daarmee samenhangende gelegenheid geven tot parkeren van voertuigen?
Antwoord 8:
Bepaalde organisaties waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw-heffing zijn ook voor hun fondswerving btw-vrijgesteld (artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de Wet). Onder fondswerving wordt verstaan: het verrichten van leveringen van goederen en diensten van bijkomstige aard voor zover die prestaties voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun voor de van btw vrijgestelde activiteiten van de organisatie. Voorbeelden van fondswervende diensten zijn het vragen van entreegelden voor wedstrijden en het maken van reclame voor ondernemers als tegenprestatie voor sponsoring. Voor de toepassing van de vrijstelling gelden grensbedragen: voor leveringen van goederen mogen de ontvangsten niet méér bedragen dan € 68.067 per jaar. Voor diensten is het maximum aan ontvangsten € 22.689. Voor sportorganisaties geldt een speciaal grensbedrag van € 50.000.
De btw-vrijstelling voor fondswervende prestaties kan ook gelden voor de verhuur van ligplaatsen aan de bezitters van motorboten mits de primaire activiteiten van de vereniging bestaan uit vrijgestelde ‘sportprestaties’ als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van de Wet (in dit geval dus de verhuur van ligplaatsen voor ‘sportboten’). Voor passanten is de fondswervende vrijstelling geregeld in het besluit Fondswerving en kantines (besluit van 18 december 2013, BLKB 2013/2001M). Daarbij is ook aangegeven dat de hiermee samenhangende prestatie die bestaat in het gelegenheid geven tot parkeren van voertuigen onder de vrijstelling valt. Ook de bijkomende opbrengsten van leveringen in directe relatie tot de verhuur van de ligplaatsen tellen mee.
De door de watersportvereniging ontvangen gelden voor gas, licht, water en elektra zijn btw-vrijgesteld voor zover ze onder de € 68.067-grens voor leveringen van goederen blijven (mits de primaire prestaties van de vereniging zijn vrijgesteld, zie hiervóór).
Als sprake is van prestaties die rechtstreeks ten goede komen aan de eigenlijke sportbeoefening door de leden van de (watersport)vereniging is geen sprake van fondswervende diensten. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het hellingen en kranen van ‘sportboten’ en de verhuur van jukken voor die boten. Die prestaties vallen niet onder de vrijstelling voor fondswerving maar eventueel onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van de Wet.

Vraag 9:
Kun je btw die is afgedragen over de verhuur van ligplaatsen voor zeilboten na 25 februari 2016 (de datum waarop het HvJ zijn uitspraak heeft gedaan over de Nederlandse btw-regeling voor watersportverenigingen) terugvorderen bij de belastingdiensteenheid?
Antwoord 9:
Het arrest van het HvJ heeft geen terugwerkende kracht. Er kan dus geen btw worden teruggevraagd die in rekening is gebracht in een tijdvak dat voorafgaat aan het tijdvak waarin februari 2016 is opgenomen, tenzij dat tijdvak nog niet definitief is afgesloten. De btw die na die datum op grond van het arrest onterecht in rekening is gebracht, kan alsnog worden teruggevorderd. Vanaf het tijdvak waarin de maand februari 2016 is opgenomen moet de eventueel in aftrek gebrachte voorbelasting echter steeds worden gecorrigeerd.

Vraag 10:
Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2017 in de Eerste Kamer der Staten-Generaal is aangegeven: “bij het toezicht op de naleving van de gewijzigde regelgeving houdt de Belastingdienst rekening met de verwerking daarvan in de administraties van watersportverenigingen. Ik zeg toe dat reeds afgesloten contracten die zien op de ter beschikking stelling van berg- en ligplaatsen met een looptijd tot 1 april 2017 zullen worden gerespecteerd waarmee wordt aangesloten bij de voor dergelijke overeenkomsten gangbare contractsperiode tot 1 april.”
Hoe kunnen watersportverenigingen omgaan met een “gebroken boekjaar” dat bijvoorbeeld loopt van 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2017 waarbij tot en met laatstbedoelde datum al is gefactureerd?
Antwoord 10:
De reeds afgesloten contracten die zien op de terbeschikkingstelling van berg- en ligplaatsen worden, ook als sprake is van gebroken boekjaren, gerespecteerd. Daarbij past de kanttekening dat een gebroken boekjaar niet altijd hoeft te betekenen dat ook de contracten voor de verhuur van lig- en bergplaatsen dezelfde periode beslaan. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat voor een winterstalling een aparte overeenkomst van 1 oktober 2016 tot 1 april 2017 wordt afgesloten en voor de zomerperiode een overeenkomst van 1 april 2017 tot 1 oktober 2017. Als de betreffende watersportvereniging een gebroken boekjaar van 1 oktober 2016 t/m 30 september 2017 hanteert, betekent dat niet dat de coulance in dat geval ook betrekking heeft op de zomerperiode 2017. Met andere woorden, een gebroken boekjaar betekent niet dat de coulance zich automatisch tot het einde van dat boekjaar uitstrekt.

Vraag 11:
Zijn er ook boten die geschikt en noodzakelijk zijn voor waterskiën en waarvoor met toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van de Wet, een btw-vrijgestelde ligplaats ter beschikking kan worden gesteld door een watersportvereniging?
Antwoord 11:
Boten die door de IWWF (International Wakeboard and Waterski Federation) zijn gecertificeerd om als waterskiboot te fungeren kunnen worden aangemerkt als geschikt en noodzakelijk voor de waterskisport.