3. Voorwaardelijke celstraf voor inmiddels failliete belastingadviseur

Een 66-jarige fiscaal adviseur uit Almelo is door Rechtbank Overijssel voor belastingfraude veroordeeld tot 4 maanden voorwaardelijke celstraf met een proeftijd van 2 jaar. De man deed van 2010 tot en met 2014 voor 5 klanten valse aangiften inkomstenbelasting. Zo kregen zijn klanten, zonder dat zij hiervan wisten, onterecht teveel geld van de Belastingdienst terug. Naar schatting kostte dit de Belastingdienst 25.000 euro. De Rechtbank oordeelt dat de man hiermee iets meer dan 15.000 euro heeft verdiend, maar dat hij dat niet hoeft te betalen. Hij is sinds 2015 failliet, zit sinds 2017 in de schuldsanering en is door ernstige ziekte niet meer in staat te werken.
(Rechtbank Overijssel, nr. 08/996014-16 (P)/ ECLI:NL:RBOVE:2018:2736)

 

 

2. Fiscale vergroeningsmaatregelen op komst

Onlangs is het Nederlandse Klimaatakkoord gepubliceerd. Dit Klimaatakkoord is een uitwerking van het eerder dit jaar in Parijs tot stand gekomen Klimaatakkoord dat door 195 landen is ondertekend. Hoofddoelstelling is dat de uitstoot van CO2 in 2030 met 49% is afgenomen ten opzichte van 1990. Nederland wil daarbij nog een stapje verder gaan en de uitstoot van broeikasgassen verminderen met 55%. Dat zijn ambitieuze doelstellingen. Hoogleraar belastingrecht Peter Kavelaars gaat in deze opinie nader in op de bij het Klimaatakkoord behorende fiscale maatregelen.

De uitwerking van de doelstellingen van het Klimaatakkoord leidt tot een groot aantal maatregelen. Het is niet verwonderlijk dat ook de fiscaliteit daarbij een rol speelt. Immers, door het (zwaarder) fiscaal beprijzen van milieubelastende zaken en het eventueel fiscaal subsidiëren van milieuvriendelijke initiatieven, kan een bijdrage worden geleverd aan een beter milieu. Het gaat hier dan om het sturen van het gedrag van burgers en bedrijven door middel van het fiscale systeem, ook wel aangeduid als instrumentalisme. Het afgelopen decennium is daarvan een prachtig voorbeeld te vinden in de fiscale autofaciliteiten voor (semi-)elektrische auto’s waarvoor een lagere aanschafbelasting (BPM), een lagere wegenbelasting (MRB) en een lagere bijtelling voor privégebruik (autokostenforfait) gold volgens een behoorlijk complexe regeling. De effectiviteit ervan was uitstekend: Nederland is massaal ‘groen’ gaan rijden. Maar de efficiency was slecht: van alle maatregelen die de overheid de afgelopen jaren heeft genomen om de CO2-uitstoot te verminderen, scoorden de automaatregelen het slechtst. Vandaar dan ook dat er een einde aan is gemaakt, temeer ook gelet op de hoge budgettaire kosten voor de overheid. Het project heeft ongeveer € 7 miljard gekost.

Wat daarvan zij, met milieu en energie samenhangende belastingen spelen een essentiële rol in het fiscale palet en met het Klimaatakkoord wordt dat stellig belangrijker. Enerzijds dus om gedrag te beïnvloeden, anderzijds om inkomsten te genereren teneinde milieu- en energiemaatregelen te financieren. Daarnaast wordt ook wel aangevoerd dat een verhoging van dergelijke belastingen gebruikt zou kunnen worden om de belastingen op met name arbeid te verlagen en daarmee de economie te stimuleren. Dit laatste is onder andere terug te vinden in voorstellen die in 2014 en 2016 zijn gedaan door de Stichting Ex’tax in het kader van het Ex’tax Project. Deze stichting heeft een plan ontwikkeld om de opbrengst van milieu- en energiebelastingen te vergroten met ruim € 33 miljard en de opbrengst met name aan te wenden voor een verlaging van de belasting- en premiedruk op arbeid. De huidige energie- en milieubelastingen leveren ongeveer € 10 miljard op en als men daar de autobelastingen en benzineaccijns bijtelt, loopt het bedrag zelfs op tot € 25 miljard. Het project van Ex’tax voorziet onder andere in een aantal nieuwe belastingen. Het heeft echter tot op heden eigenlijk geen invulling gekregen. De belangrijkste reden is dat het plan te ambitieus lijkt te zijn.

Vliegbelasting

Terug naar het Klimaatakkoord. Het is opvallend dat het akkoord zelf weinig fiscale onderdelen bevat. In algemene zin wordt wel gesproken over bijvoorbeeld een verschuiving van de belasting op elektriciteit naar een belasting op gas en het verder fiscaal stimuleren van de fiets, maar daar blijft het wel ongeveer bij. Aannemelijk is dat hier nog verder invulling aan wordt gegeven. Interessanter is het huidige Regeerakkoord, waarin is aangegeven dat de opbrengst van milieu- en energiebelastingen met ruim € 2 miljard moet stijgen. In dat kader zijn recent enkele initiatieven gepubliceerd. In de eerste plaats is te wijzen op de fiscalevergroeningsbrief van de staatssecretaris van Financiën, waarin hij een overzicht geeft van de initiatieven die Nederland op dit moment oppakt. Twee van die initiatieven zijn ook recent zichtbaar geworden, te weten de aankondiging van een vorm van een vliegbelasting en de invoering van een CO2-belasting. De eerste is niet onbekend: het is historisch de belasting geweest die het kortst heeft bestaan: van 1 juli 2008 tot 1 juli 2009. De weerstand tegen de heffing was zo groot dat deze moest worden beëindigd, mede ingegeven door de gedragseffecten van reizigers. Het wordt nu echter opnieuw geprobeerd. Daartoe zijn drie scenario’s ontwikkeld waarop eerst via een internetconsultatie kan worden gereageerd. De voorkeur heeft een aanpak op EU-niveau, maar de kans dat dit lukt is heel beperkt. Een tweede variant ziet op een heffing gerelateerd aan milieuonvriendelijke vliegtuigen. Deze heffing komt dus ten laste van de vliegmaatschappij die de heffing ongetwijfeld in de tickets doorberekent. De derde variant is een heffing op het niveau van de reiziger, vergelijkbaar met de eerdere vliegbelasting. Wanneer men zo veel mogelijk wil sturen, is de derde variant de meest aantrekkelijke, omdat de reiziger dan ziet wat de kosten zijn. Dat is bij de tweede variant niet het geval. De reiziger ziet de heffing niet en betaalt wel. Daarmee ontbreekt dus een sturend effect, hetgeen de wetgever juist wel beoogt. Het wordt afwachten wat eruit komt. Bij elkaar moet de belasting overigens € 200 miljoen per jaar opbrengen. Dat is erg weinig en roept de vraag of op je daar een hele belasting voor in elkaar moet zetten met alle uitvoeringsperikelen van dien.

CO2-heffing

Een andere heffing waarover onlangs een internetconsultatie is gepubliceerd betreft de CO2-heffing. Deze heffing komt niet direct ten laste van burgers en bedrijven, maar wordt geheven van energieproducenten die deze belasting geacht worden door te berekenen in de energieprijs. De vormgeving daarvan wordt bepaald bijzonder. Momenteel kopen energiebedrijven emissierechten om energie te kunnen produceren. Deze emissierechten kennen een vrij lage prijs, die op een markt tot stand komt omdat de rechten verhandelbaar zijn. De opzet van de CO2-belasting is nu als volgt: er wordt een minimum CO2-prijs voor dergelijke emissierechten vastgesteld. Deze minimumprijs bestaat uit de marktprijs van het emissierecht en een restant. De CO2-prijs wordt voor de komende tien jaar vastgesteld en stijgt jaarlijks met € 2,50 per ton uitgestoten CO2, gedurende de komende tien jaar. De startprijs is € 18 per ton en de eindprijs is te zijner tijd € 43 per ton uitgestoten CO2. Het verschil tussen deze CO2-prijs en de waarde van het emissierecht zoals dat op de markt tot stand komt, is de CO2-belasting. Een dusdanig vormgegeven belasting is bepaald een bijzonderheid, hoewel niet helemaal onbekend: bij de winning van aardgas kennen we ook twee samenhangende heffingen. Zou de emissieprijs overigens uitkomen boven de CO2-prijs, dan leidt dat niet tot een teruggave van CO2-heffing. Het zal duidelijk zijn dat de opbrengst van deze belasting op voorhand niet te bepalen is, want deze hangt af van de prijsontwikkeling van de emissierechten. Die ontwikkeling is het laatste jaar bepaald bijzonder. Toen het regeerakkoord werd gepubliceerd was de prijs € 7,40 per ton. Daarvan uitgaande zou bij invoering van de CO2-belasting dus per ton uitstoot de belasting ruim € 10 per ton opleveren. Inmiddels is de prijs substantieel gestegen en wel tot € 17,40 op 31 juli 2018. Bij huidige invoering van de CO2-belasting tegen het bovengenoemde bedrag van €18 levert die heffing dus niet veel meer op en het is bepaald denkbaar dat op het moment van daadwerkelijke invoering de prijs van een emissierecht al boven het voorgenomen minimum van de CO2-belasting ligt. We kunnen dan wel vermoeden wat er dan met die minimum CO2-belasting gaat gebeuren.

Een geheel ander punt is dat de energieverbruikers de heffing ook niet expliciet zien, want die gaat deel uitmaken van de energieprijs. De sturende werking van de heffing zal in die zin dan vermoedelijk heel gering zijn. En dat is toch vooral de bedoeling van de heffing.

Vrachtwagens

Verder is in het Regeerakkoord een vrachtwagenheffing aangekondigd. Deze heffing krijgt zeer waarschijnlijk de vorm van een kilometerheffing, zoals die ook bekend is in bijvoorbeeld België en Duitsland. De precieze vormgeving daarvan wordt momenteel onderzocht; recent is hierover een onderzoek gepubliceerd naar de maximale tarieven. De invoering van deze heffing zal wat meer voeten in de aarde hebben en nog even op zich laten wachten.

Tot slot

Al met al zien we dat milieu- en energiebelastingen een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Iedere belastingplichtige zal dat ervaren. Vraag blijft of dit leidt tot verlaging van andere belastingen, hetgeen stellig wenselijk is, met name als dit arbeid gerelateerde heffingen zijn. Daarnaast zal zeer relevant zijn hoe de belastingen worden vormgegeven in die zin dat de belastingplichtigen ze daadwerkelijk zien. Alleen in dat geval zal er naar mag worden aangenomen een duidelijke sturing van gedrag plaatsvinden.

1. Belastingplan 2019; een vooruitblik

Op 18 september 2018 zal D66-staatssecretaris Menno Snel van Financiën het Belastingpakket 2019 bij de Tweede Kamer indienen. Veel maatregelen zijn al bekend. Ook is het behandelschema van het belastingpakket in de Tweede en de Eerste Kamer al bekend. De Eerste Kamer stemt op 11 december 2018 over het pakket, waarmee de plenaire behandeling in het parlement voltooid zal zijn. Felix Peppelenbosch blikt vooruit en geeft een overzicht van wat er zeker in het Belastingpakket 2019 zal worden opgenomen.

Afschaffing fiscale aftrek op vergoeding aanvullend tier 1-kapitaal vanaf 2019

In het Belastingplan 2019 zal een maatregel worden opgenomen die de Wet VpB 1969 zodanig wijzigt dat de fiscale aftrekbaarheid van de coupon(vergoeding) van aanvullend tier 1-kapitaalinstrumenten voor banken en verzekeraars met ingang van 1 januari 2019 komt te vervallen. In een brief aan de Tweede Kamer1 zet de staatssecretaris eerst de achtergrond van het instrument en de fiscale behandeling kort uiteen, om vervolgens in te gaan op de overwegingen die aan de afschaffing ten grondslag liggen: een gezonde financiële sector, eigen en vreemd vermogen en staatssteunrisico.
De afschaffing van de fiscale aftrekbaarheid zal betekenen dat de coupon die banken en/of verzekeraars na 1 januari 2019 betalen over bestaande en nieuw uit te geven aanvullend tier 1-kapitaalinstrumenten niet meer in aftrek kan komen van de fiscale winst. De met de afschaffing gepaard gaande budgettaire opbrengst bedraagt circa € 150 miljoen. Tijdens de augustusbesluitvorming zal worden besloten op welke wijze deze opbrengst wordt aangewend.

Renteaftrekbeperkingen vennootschapsbelasting

Vanwege het voornemen een robuuste earningsstrippingmaatregel in te voeren, ontstaat volgens het kabinet ruimte om enkele bestaande specifieke renteaftrekbeperkingen in de Wet VpB 1969 af te schaffen. De generieke norm van de earningsstrippingmaatregel vervangt in beginsel de uiteenlopende normen van de verschillende specifieke renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting. Zolang een belastingplichtige aan die generieke norm voldoet, is in beginsel sprake van aftrek. Zodra hij die norm overschrijdt, wordt de aftrek beperkt. In de kabinetsreactie op het onderzoek naar private-equityinvesteringen in Nederland heeft het kabinet aangegeven dat de specifieke renteaftrekbeperking gericht op bovenmatige overnamerente (overnameholdingbepaling) met ingang van 1 januari 2019 zal vervallen. Welke overige specifieke renteaftrekbeperkingen verder precies zullen worden afgeschaft, vormt onderdeel van het pakket Belastingplan 2019 dat op Prinsjesdag bij de Tweede Kamer voor behandeling aanhangig zal worden gemaakt. Op dat moment zal het budgettaire belang eveneens inzichtelijk worden gemaakt.

Zoals in het regeerakkoord is opgenomen, blijft in ieder geval de renteaftrekbeperking gericht tegen winstdrainage (artikel 10a Wet VpB 1969) bestaan. Dit artikel is grotendeels codificatie van jurisprudentie in het kader van het leerstuk fraus legis. Het schrappen van artikel 10a Wet VpB 1969 zou tot gevolg hebben dat de fraus-legisjurisprudentie herleeft. Het kabinet kiest conform het regeerakkoord voor handhaving van artikel 10a Wet VpB 1969, te meer daar deze bepaling meer duidelijkheid biedt voor belastingplichtigen en de Belastingdienst dan bedoelde (casuïstische) fraus-legisjurisprudentie. Artikel 10a Wet VpB 1969 is naar de mening van het kabinet nog steeds van waarde naast een earningsstrippingmaatregel omdat met deze bepaling gekunstelde structuren worden bestreden waar rentelasten binnen concernverband worden gecreëerd die ten koste gaan van de Nederlandse belastinggrondslag, terwijl de rente bij de ontvanger veelal niet of laag wordt belast.

Verlagen vpb-tarieven

De tarieven van de vpb worden beide met hetzelfde percentage verlaagd. In 2019 gaan de tarieven met 1%-punt omlaag, in 2020 met nog eens 1,5%-punt en in 2021 daarbovenop nog eens 1,5%-punt. Daarmee komen de tarieven in 2021 op 16 en 21% uit.

Beperken afschrijving gebouwen in eigen gebruik in de vpb

Door de maatregel mogen vpb-ondernemers een gebouw in eigen gebruik afschrijven tot maximaal 100% van de WOZ-waarde (is nu 50%).

Modernisering KOR

Het kabinet heeft het voornemen om de kleineondernemersregeling (KOR) in de Wet OB 1968 te moderniseren en meer in overeenstemming te brengen met de methode die de meeste andere lidstaten hanteren; een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling zonder recht op aftrek van voorbelasting. De modernisering van de KOR loopt als separaat wetsvoorstel mee in het Belastingplan 2019. De beoogde ingangsdatum van de nieuwe KOR is 1 januari 2020.

Belastingrente

Een aantal aspecten van de regeling belastingrente is op dit moment niet in lijn met de uitgangspunten van de regeling. In het Belastingplan 2019 zal worden overgegaan tot aanpassing van deze aspecten in de inkomstenbelasting en de erfbelasting.

Verhoging lage btw-tarief van 6 naar 9%

In het pakket Belastingplan 2019 zal de verhoging van het lage btw-tarief naar 9% per 1 januari 2019 worden opgenomen. Het kabinet wil ondernemers niet belasten met extra administratieve lasten bij de aangekondigde verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6 naar 9%. Daarom zal de Belastingdienst niet gaan naheffen op in 2018 betaalde prestaties die pas in 2019 gaan plaatsvinden. Het gaat hier bijvoorbeeld om concerten of sportevenementen die in 2018 al worden betaald, maar pas in 2019 plaatsvinden. Dit geldt voor alle goederen en diensten waarop het verlaagde tarief van toepassing is, zoals bijvoorbeeld ook stukadoor- en verfwerkzaamheden aan huis.

Verhoging afvalstoffenbelasting

Om de in het regeerakkoord aangekondigde verhoging van de opbrengst van de afvalstoffenbelasting te realiseren zal in het Belastingplan 2019 een forse verhoging, waarschijnlijk zelfs een ruime verdubbeling, van het huidige tarief worden voorgesteld. Om te voorkomen dat een dergelijk hoger tarief een rol gaat spelen bij de keuze in welk land de afvalstoffen worden verwerkt, is invoering van een exportheffing noodzakelijk.

Compensatieregeling gedupeerde ondernemers

Er komt een gerichte compensatieregeling voor ondernemers die in de periode 2014-2016 gedupeerd zijn omdat zij een lening uit de bijstand als gift bij hun inkomen moesten tellen. Hierdoor kregen zij te maken met terugvorderingen van toeslagen. Voor de regeling is € 17 miljoen gereserveerd. Omdat de compensatieregeling een wettelijke basis behoeft, zal de staatssecretaris op de verdere details van de regeling terugkomen in het Belastingplan 2019.

Verlaging aftrekpercentage EIA

Het kabinet zal het huidige aftrekpercentage van 54,5% in het Belastingplan 2019 verlagen naar 45%. Het nettobelastingvoordeel wordt daardoor weliswaar iets verlaagd, maar blijft naar de mening van het kabinet op een voldoende niveau om ondernemers te prikkelen tot het treffen van energie-investeringen.

Verkorting maximale looptijd 30%-regeling

In het Belastingplan 2019 zal worden voorgesteld de maximale looptijd van de 30%-regeling met ingang van 1 januari 2019 voor zowel nieuwe als bestaande gevallen met drie jaar te verkorten. Ook de periode waarin de keuzeregeling voor partiële buitenlandse belastingplicht van artikel 2.6 Wet IB 2001 van toepassing is, zal met drie jaar worden verkort.

Behandelschema Belastingplan 2019

Tweede Kamer

Dinsdag 18 september 2018: Prinsjesdag, indiening
Woensdag 26 september 2018: mogelijkheid tot het houden van een besloten technische briefing door ambtenaren van het ministerie van Financiën
Donderdag 4 oktober 2018: mogelijkheid tot het houden van een tweede besloten technische briefing door ambtenaren van het ministerie van Financiën
Woensdag 10 oktober 2018: inbrengdatum voor het verslag
Vrijdag 19 oktober tot en met maandag 29 oktober 2018: herfstreces
Dinsdag 23 oktober 2018: nota naar aanleiding van verslag
Maandag 29 oktober 2018: eerste wetgevingsoverleg, eerste termijn Kamer
Donderdag 1 november 2018: schriftelijke beantwoording vragen n.a.v. het eerste wetgevingsoverleg
Maandag 5 november 2018: tweede wetgevingsoverleg, eerste termijn regering en tweede termijn Kamer en regering
Dinsdag 13 en woensdag 14 november 2018: plenaire behandeling
Donderdag 15 november 2018: brief beoordeling moties en amendementen
Donderdag 15 november 2018: stemmingen

Eerste Kamer
Dinsdag 27 november 2018: voorbereidend onderzoek
Dinsdag 4 december 2018: inbreng verslag
Dinsdag 11 december 2018: plenaire behandeling en stemmingen

 

  • 1
  • 2